Kleine IJstijd door de ogen van Barend Avercamp

Kleine IJstijd door de ogen van Barend Avercamp

 

 

 

 

 

 

 

 

Waar het IPCC nog steeds uitgaat van een temperatuurstijging met 1,5 a 2 graden tot 2050, zijn er steeds sterkere aanwijzingen dat we ons op moeten maken voor een langdurige periode van afkoeling. Volgens Don Easterbrook, hoogleraar Geologie aan de Western Washington University hebben warme en koude perioden elkaar voortdurend afgewisseld in de afgelopen 15000 jaar. Daarbij veranderde de temperatuur in vrij korte tijd (een halve eeuw) met soms wel 5 a 8 graden. Easterbrook sprak vandaag op de vierde Internationale Conferentie over Klimaatverandering die momenteel in Chicago wordt gehouden en is georganiseerd door het Heartland Institute.

De vrij plotseling veranderingen in temperatuur zijn af te leiden uit de verandering in de isotopenverhouding van zuurstof, aanwezig in de ijskernen van Groenland. Een van die dramatische verandering was de plotselinge afkoeling tijdens het Jonge Dryas, bijna 13.000 jaar geleden, die de wereld in een Kleine IJstijd stortte die 1300 jaar duurde. Andere voorbeelden zijn de middeleeuwse Warme Periode en de daaropvolgende Kleine IJstijd. Deze zijn, aldus Easterbrook, ‘well established’ in meer dan 3500 wetenschappelijke artikelen. Toen Michael Mann met zijn hockeystick suggereerde dat beide gebeurtenissen nooit waren voorgekomen, konden geologen hem echt niet serieus nemen.

Over de afgelopen 500 jaar vertoont de verhouding van zuurstofisotopen in de Groenlandse ijskernen een opmerkelijke regelmaat in de afwisseling van warme en koude perioden. Het tijdsinterval is ongeveer dertig jaar, wat overeenkomt met de frequentie van de Pacific Decadal Oscillation, de regelmatige afwisseling van hoe en lage temperaturen, gemeten aan het oppervlak van de Stille Oceaan. De afgelopen eeuw hebben zich vier van dergelijke periodes voorgedaan. De eerste ‘koele’ periode was van 1880 tot 1915. Deze werd gevolgd door een warme periode van 1915 tot 1945. Daarna trad er weer een afkoeling op van 1945 tot 1977 – juist in de periode dat de uitstoot van CO2 sterk steeg. De laatste warme periode begon in 1977 en hield op in 1998. In 1999 switchte de Stille Oceaan weer naar zijn koele periode.

Gezien het patroon van de afgelopen van de afgelopen millennia verwacht Easterbrook de komende decennia een periode van afkoeling. Hoe lang en hoe diep, kan hij niet zeggen, omdat er ook andere factoren een rol spelen, zoals de zonnecyclus. Het kan een bescheiden afkoeling zijn, zoals plaatsvond tussen 1945 en 1977; het kan een koele periode worden vergelijkbaar met het Dalton Minimum van 1790 tot 1820 of het kan een periode worden vergelijkbaar met het Maunder Minimum, de Kleine IJstijd.

In alle gevallen zijn we slechter af dan bij opwarming. Tijdens perioden van extreme kou die dus vaker zullen voorkomen, overlijden er twee keer zoveel mensen als tijdens extreem warme perioden. Wereldwijde afkoeling zal bovendien een desastreus effect hebben op de voedselvoorziening als gevolg van kortere en koudere groeiseizoenen en slecht weer tijdens de oogst. Dat terwijl de wereldbevolking de komende decennia naar verwachting groeit van ruim zes naar negen miljard mensen. De toekomst ziet er kortom tamelijk kil uit.