Gastblog van Kees Bruin
Door de aard van mijn werk heb ik in 35 jaar tijd letterlijk duizenden mensen van allerlei pluimage rondgeleid met excursies in natuurgebieden, vragen van wandelaars beantwoord, voorlichting gegeven en overleg gehad met mensen uit allerlei hoeken van de samenleving. Meestal ging dat prima, soms waren er verschillen van mening/inzicht, maar dat leidde nooit tot echte problemen of ruzie. Maar één categorie mensen is anders, en dat zijn de lieden die zo groen en zo wijs zijn dat ze nu eenmaal alles beter weten, die noem ik dan maar de groene taliban.
Vroeger had men het ook wel over de “groene maffia”, maar ik vind “groene taliban” een betere term, omdat die de link legt met fundamentalisme. Het gaat om lieden die zich ongevraagd met van alles en nog wat bemoeien aangaande het natuurbeheer. Deze mensen schrijven ook brieven waarin ze hun “visie” voorleggen. Die visie is uiteraard de enig juiste, en wordt bovendien gesteund door ‘wetenschappelijk” onderzoek. Waarbij alleen dat onderzoek wetenschappelijk is dat de door hen gewenste uitkomst heeft. Als het ze niet lukt om op die manier hun zin te krijgen, dienen ze natuurlijk bezwaarschriften in en desnoods stappen ze naar de rechter om een stok in het wiel te steken. Soms opereren zulke mensen als individu, maar vaker gaat het om clubjes die zich als de plaatstelijke grootinquisitie op gebied van natuur en landschap opwerpen.
Hoe kom ik tot deze pittige kwalificatie? Een tijdje terug vond op dit weblog een discussie plaats in de reacties bij het artikel “Engel Bleker en duivel Veerman over natuur”. Tijdens die discussie, waarin ik me als “natuurbeheerder in ruste” bekend maakte, kwam van enkele deelnemers het verzoek aan mijn adres om eens wat meer te vertellen over “natuurbeheer”, wat mijn werk zoal inhield, wat goed ging en wat niet enzovoorts.
Op dat verzoek ga ik bij deze in! Hieronder een synopsis van mijn ervaringen uit een lange boswachtersloopbaan waarin ik zowel met het veld als met het publiek te maken had……
Terreinbeheer, natuurbeheer en natuurbescherming
De clubs die de natuur “beheren”, zijn de zogenaamde terreinbeheerders, dus Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, de Provinciale Landschappen en nog enkele organisaties. Die hebben allemaal natuurgebieden onder hun hoede, waar ze op moeten passen. Daarnaast hebben deze organisaties ook allerlei taken op het gebied van recreatie, bosbouw, cultuurhistorie en voorlichting.
Kortom, natuurbeheer is een onderdeel van hun werk, maar zeker niet het enige waar die organisaties mee te maken hebben. Sommige medewerkers hebben veel met “de natuur” en het beheer te maken, andere zijn alleen met bosbouw bezig, of met recreatie, en vaak is er sprake van combinaties van taken.
Het is belangrijk om hier nog even te wijzen op het verschil tussen natuurbeheerders en natuurbeschermers, want dat zijn beslist twee verschillende categorieën. Natuurbeschermers zijn verenigd in clubs die zich inzetten voor “de” natuur in het algemeen, dan wel voor onderdelen daarvan, bijv. het WNF, de Vogelbescherming, de Vlinderstichting, de Zoogdiervereniging en ga zo maar door. Zij hebben geen terreinen onder hun hoede.
Hun positie is dus heel anders dan die van de beheerders. Om het maar even in een simpel beeld uit te drukken: de natuurbeheerders staan in het veld, en de natuurbeschermers roepen vanaf de zijlijn. Ze staan daar overigens zeker niet alleen, want ook allerlei andere belangengroepen proberen het gebeuren op het veld vanaf die zijlijn te beïnvloeden. Denk aan recreatieondernemers, mountainbikeclubs, menverenigingen etc, kortom allerlei gebruikers van de terreinen.
Wat houdt het werk zoal in?
De meeste mensen in het veld houden zich afwisselend met zaken als toezicht, publieksvoorlichting, onderhoud, bosbouw etc. bezig. Maar er zijn ook meer gespecialiseerde functies, zoals – in mijn geval – die van “boswachter inventarisatie en monitoring”.
Een hele mondvol, maar het komt er op neer dat je inventarisaties van planten en dieren uitvoert, dus kijkt wat er in het terrein aanwezig is, bij wijze van “vinger aan de pols”. Dat wil zeggen dat je niet alleen kijkt wat er groeit en leeft, maar vooral ook of soorten voor- of achteruitgaan en of dat mogelijk verband houdt met het beheer van een gebied. Je signaleert dus zaken en vervolgens moet je kijken of het beheer eventueel moet worden aangepast, of dat überhaupt kan en technisch/financieel haalbaar is etc. etc.
Het kan bijv. zijn dat een duinvallei helemaal dreigt dicht te groeien met struikgewas, waardoor zeldzame planten van open terrein als orchideeën, Parnassia etc. zullen verdwijnen. Als je dat wilt voorkomen, zul je moeten gaan maaien of beweiden, waardoor het terrein voldoende open blijft.
Maar de keerzijde van zo’n beheer kan zijn dat datzelfde terrein weer minder geschikt wordt voor zangvogels. Het is in de natuur namelijk altijd zo, dat de één z’n brood de ander z’n dood wordt. Je kunt het dan ook nooit zo versieren dat het beheer op één bepaalde plek goed is voor alle soorten, het zal altijd goed voor de ene groep soorten zijn, en slecht voor de andere. Ongeacht of je nu kiest voor “niets doen”, oftewel Gods water over Gods akker laat stromen, of dat je één of andere vorm van actief beheer kiest. Daardoor zul je het ook altijd goed doen in de ogen van de één en fout in de ogen van de ander. Daar kom ik nog op terug.
Projecten: Het Mokslootgebied
Naast dit reguliere werk, heb ik vooral de afgelopen ca. 15 jaar veel te maken gehad met het draaien van bepaalde projecten, die te maken hadden met “herstelbeheer” of “natuurontwikkeling”. Dat zijn activiteiten die niet uit het gewone budget betaald worden, maar via subsidies (ja, ja, subsidiesponzen…..) mogelijk worden.
Omdat enkele reageerders hier specifiek naar vroegen, zal ik hier een voorbeeld geven: één van de grootste projecten die ik, samen met enkele collega’s, heb mogen doen, was het zgn Mokslootproject, dat in 1993 aan de zuidkant van Texel is uitgevoerd. Hier lag in de 19e eeuw een gebied met duinmeren en natte valleien, dat in 1880/1881 ontwaterd is om het in cultuur te brengen als grasland. Halverwege de vorige eeuw kreeg het een andere bestemming, nl als waterwingebied voor Texel, dat tot 1956 geen waterleiding kende. Toen het toerisme steeds verder toenam, kon het gebied niet voldoende drinkwater leveren, en werd er een “waterfabriek”, dwz een ontziltingsinstallatie op het eiland gebouwd, die zeewater destilleerde tot zoet water, waaraan vervolgens nog zo’n 30 % duinwater werd toegevoegd. Begin jaren negentig was de waterfabriek versleten, en stond men voor de keus een nieuwe fabriek te bouwen, of een pijpleiding naar het vaste land aan te leggen, wat inmiddels technisch mogelijk was. Men koos voor het laatste, omdat dat zowel financieel op termijn goedkoper was en men dan ook niet langer water uit de duinen hoefde te onttrekken, wat beter was voor de natuur.
Vervolgens moest er bekeken worden hoe het terrein, dat flink te lijden had gehad van eerst ontwatering en cultivering en vervolgens van de waterwinning weer in een zo natuurlijk mogelijke staat terug kon worden gebracht. Uiteindelijk is er in een werkgebied van zo’n 200 hectare op 16 plekken in totaal 36 hectare valleibodem afgeplagd, waardoor de vegetatie zich daar opnieuw kon vestigen. Vóór uitvoering van het project zijn er twee infoavonden met de bevolking gehouden. Uiteraard gaat daar het nodige over tafel, mensen hebben vragen, zijn sceptisch, sommigen vinden het onnodig of geldverspilling, anderen vinden het prima en zijn benieuwd naar de resultaten. Kortom: zoveel hoofden zoveel zinnen.
Het viel op dat de meeste mensen na uitvoering enthousiast waren over het project, er was ook veel open water bijgekomen of beter gezegd teruggekomen in het duin en dat sprak de meeste bezoekers ook aan. Bovendien leverde dat bij winterweer een mooie schaatsbaan op, wat natuurlijk ook nooit weg is.
Het beheer van het gebied bestaat sinds 1995 in hoofdzaak uit extensieve begrazing met Exmoor ponies en Hooglanders. En ik kan, nu er inmiddels 15 jaar continu begraasd is in het gebied, rustig zeggen dat die beweiding goed is uitgepakt, kortom hier geen “falende grazers”, zoals Rypke die op andere plaatsen wel heeft waargenomen.
De ontwikkeling van de begroeiing heb ik al die jaren in de gaten gehouden, en periodiek heb ik ook lijsten van de flora opgesteld. Er zijn veel bijzondere planten in de afgeplagde duinvalleien teruggekeerd, meer dan we vooraf hadden durven hopen. Ook komt er in de duinplassen allerlei waterleven voor, variërend van libellen tot Futen en Lepelaars.
Er komen heel veel wandelaars in het gebied, gewoon voor de ontspanning of om dieren, planten en het landschap te bekijken en fotograferen. Alles bij elkaar kijk ik hier dan ook met voldoening op terug.
En het was een leerzaam project, waar we dingen hebben geleerd die je later op andere plaatsen kunt toepassen, cq waar je collega’s op kunt wijzen, of voor kunt waarschuwen.
Maar het loopt niet altijd en overal in het natuurherstel zo voorspoedig als in het Mokslootproject. Vooral bij het omzetten van landbouwgrond in natuurterrein valt het resultaat soms tegen. Het gaat te ver om hier op de oorzaken in te gaan, maar soms is het terrein gewoon te voedselrijk, is de herinrichting of het beheer niet goed doordacht, is er gewoon te weinig geld beschikbaar om de zaak goed in te richten enz. enz. De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar de resultaten van dit soort projecten, zodat de beheerders in de toekomst kunnen profiteren van de ervaringen die hun collega’s hebben opgedaan. (Wie daar meer van wil weten: er is een themanummer aan deze zgn “ongrondingen” gewijd door het tijdschrift De Levende Natuur in januari 2009, waarvan de inhoud als pdf te bekijken is op hun website. Hierin staat heel veel over de resultaten en problemen van dit soort klussen vermeld.)
Een glazen huisje
Wie in het terreinbeheer werkt, zit in een glazen huisje. Iedereen kijkt mee en vrijwel iedereen heeft – in de beste Nederlandse tradities – een mening over wat je doet. Je kunt er dan ook gevoeglijk van uitgaan dat, wat je ook doet – of juist nalaat te doen- het altijd in de ogen van sommigen fout en die van anderen goed zal zijn.
Vaak gaat het volgens mij bij ingrepen in de natuur ook daarom, dat mensen niet van verandering houden in het gebied waar ze vaak wandelen. Er verandert al zoveel in de samenleving en vooral ouderen houden niet van verandering. Bovendien komen er bij een herstelproject natuurlijk allerlei grote machines of, bij boswerk, motorzagen aan te pas, die stank en lawaai veroorzaken, waar men een hekel aan heeft.
De ervaring leert dat een deel van de mensen die aanvankelijk ergens tegen zijn later toch bijdraaien en hun mening herzien, als het resultaat blijkt mee te vallen. Zo hebben we hier op Texel jaren terug een forse dunning in het bos gehad, die een storm van protest veroorzaakte, ingezonden stukken in de krant en veel emotie over een vermeende “kaalslag”. Na verloop van tijd bleek dat die dunning, waardoor een omvorming van tamelijk eenvormig naaldbos naar meer gemengd bos tot stand kwam, het bos eigenlijk alleen maar mooier en gevarieerder had gemaakt. Eén dame, die dagelijks in het bos wandelt en eerst fel “teuge” was, belde ons later zelfs op om te zeggen dat het haar eigenlijk heel erg meegevallen was! Dat vonden we natuurlijk niet alleen leuk, maar ook erg sportief van haar.
Vorig jaar vond er weer een soorgelijke dunning plaats en nu was er helemaal geen protest, omdat men inmiddels had gezien dat het toch allemaal wel meeviel. En misschien hadden sommige mensen zich inmiddels ook gerealiseerd dat het op zich prima was dat er goed bruikbaar hout uit het bos kwam. Zoiets simpels en vanzelfsprekends kwam in het begin bij de mensen die protesteerden nauwelijks op. Het was allemaal emotie. Maar ik heb diverse mensen in de tijd dat er zoveel commotie was de vraag gesteld om eerst maar eens te gaan kijken wat er in en aan hun eigen huis van hout gemaakt was, en daar eens goed over na te denken. En of ze vonden dat al dat hout dan maar uit het bos van iemand anders, maar niet uit “hun” bos moest komen. Dat heeft ook wel geholpen, denk ik.
Al met al valt er over natuur, natuurbescherming en natuurbeheer bijzonder boeiend te discussiëren en is er aan alle kanten voortschrijdend inzicht, behalve dan bij diegenen die ik aan het begin van dit gastblog heb betiteld als “groene taliban”.
@Kees
Dank voor je blog, die ons weer inzicht geeft.
Het is goed om te lezen dat het met de grote grazers op Texel goed gaat en ze geen probleem vormen. En een mooi plekje zo te zien op de foto.
Wat het uitzetten betreft. In de jaren 20 van de vorige eeuw werd de Europese Moeflon uitgezet op de Hoge veluwe. Nu die Moeflon of Mouflon komt oorspronkelijk uit Sardinie en Corsica en is op een aantal plaatsen in West Europa uitgezet. Normaal leeft die op berghellingen. (http://nl.wikipedia.org/wiki/Moeflon).
Ik weet niet waarom ze in der tijd zijn uitgezet. Wellicht omdat ze met hun imposante hoorns een mooie jacht trofee waren/zijn (just a guess).
En ze geven bij ik weet geen problemen…so let it be. Tja, ik ben geen jager maar lust af en toe graag wild.
Wellicht dat de overlast van de neiuwe grasers, ook te maken heeft met het aantal dieren die men heeft uitzet/in een gebied laat leven (just a guess)
Dank Kees! Een evenwichtig verhaal! Het straalt rust en bezadigdheid uit. Compliment! Verhaal ook eens over je Groene-Taliban ervaringen de volgende keer.
Bedankt voor dit inkijkje Kees.
Ik sluit me aan bij Turris wbt een eventueel vervolg.
Enneuhh, die groene taliban hou ik er in. ;~)
Het omschrijft perfect hun gedachtengang en gedragingen.
Mooie inkijk Kees, blijf als ervaringsdeskundige lekker voor ons schrijven.
En goed te horen dat de grazerij ook goed kan uitpakken. Het ontspoorde meestal wanneer begrazing het doel op zich werd in veel te kleine gebieden (junner koeland), of wanneer ze als vervangende grasmaaier moesten gelden. Vooral herpetologen zijn weinig enthousiast over die beesten
De mouflons zijn inderdaad uitgezet als jachttrofee. In Duitsland zijn ze allemaal al opgegeten door de wolven, jagers boos maar ja, je kunt het die wolven niet kwalijk nemen dat ze de makkelijke prooi als eerste nemen
@Amadeus en Rypke,
Bedankt voor jullie reacties. Wat betreft die grote grazers, daar is héél veel over te vertellen. Er is ook het nodige mee misgegaan, meestal omdat er vooraf niet goed over nagedacht is. Het succes verschilt dus erg van plek tot plek. Begrazing is een zaak met heel veel haken en ogen. Misschien schrijf ik daar ook nog wel eens een stukje over.
@Turris en Leo Bokkum,
Jullie ook bedankt voor de reactie. Wat betreft mijn persoonlijke ervaringen met de groene taliban: ik kan daar niet echt vrijelijk over spreken, want veel speelde zich buiten de openbaarheid/het zicht van het publiek af. Dat valt dan weer onder het "ambtsgeheim", zoals dat zo deftig heet. Daar heb ik het wel eens moeilijk mee gehad, omdat je opponenten als "particulieren" wel van alles kunnen roepen, maar jij niet publiekelijk voluit kunt gaan, cq uit de school mag klappen.
Enfin, dat ligt nu achter me, en daar ben ik niet echt rouwig om.
Kees Bruin
Bedankt Kees!
Goed dat er ook nuchtere natuurvoorvechters zijn!
@Kees
Ik ben heel benieuwd hoe het grote-grazers experiment op Texel wel is gelukt. Kunnen de beheerders van de Oostvaardersplassen misschien nog wat van opsteken!
Kees,
zonder precies te benoemen hoe-wat-waar-wanneer-wie kun je heel veel vertellen zonder het ambtsgeheim te schenden.
Het gaat mij vooral om de methodes, tactieken & argumenten die de groene taliban gebruikt om hun zin door te drijven.
Dit ter lering voor mensen die nu en in de toekomst met ze te maken krijgen.
Je bent zo te zien een goed verteller, dus kom maar op met aflevering 1 van
"Er komt een Taliban bij de boswachter"..
Aan het einde van de jaren '70 van de vorige eeuw zijn in het bosgebied ten westen van Apeldoorn en in het aanliggende Kroondomein, ongeveer 70 moeflons afgeschoten omdat de Staat vond dat die dieren niet autochtoon waren.
Hetzelfde lot was beschoren aan een paar honderd damherten in dezelfde streek.
Diezelfde Staat heeft echter wel een stel Schotse hooglanders tussen Apeldoorn en Arnhem losgelaten. Zijn die autochtoon dan?
@Boel
Er zijn vermoedelijk meer "nuchtere natuurvoorvechters" dan je denkt, maar het probleem is dat de groene taliban het aanzien van het natuurbehoud bij een flink deel van de mensen nu juist verpesten met hun gedram. Maar het is altijd zo dat een klein, luidruchtig en vervelend groepje het voor een veel grotere groep, waar ze mee geassocieerd worden, kan bederven. Enfin, voorbeelden te over in de maatschappij van dat fenomeen.
@ Hans Erren,
Zie mijn reactie aan Amadeus en Rypke, ik wil binnenkort nog wel eens een stukje schrijven over begrazing.
@ Leo Bokkum,
Je hebt misschien wel gelijk, als ik het wat "abstract" houd. Maar ik heb gemerkt dat ik niet al te veel moet denken en spreken over dat soort volk, want dat is slecht voor de bloeddruk….
@ Niek Rodenburg
Ik snap je punt, en ik weet zo ook niet precies wat destijds de argumenten waren voor e.e.a.
Die Moeflons en Damherten zijn ooit wel voor de jacht of de aardigheid/ het mooie uitgezet. En op zeker moment heeft iemand bedacht dat het eigenlijk "exoten" zijn, en dat ze "dus" weg moesten.
Over exoten valt ook heel wat te steggelen, maar volgens mij is dan de belangrijkste vraag of zo'n beest eventueel ernstige schade doet, hetzij economisch (Bisamrat) of aan de natuur, doordat hij andere, autochtone soorten verdringt (Brulkikker bijv.) Dan kun je eventueel ingrijpen, maar anders zie ik er niet zoveel kwaad in dat je al geïntroduceerde soorten zou moeten uitroeien. Aan de andere kant, er zijn natuurlijk heel wat voorbeelden bekend, waarin het met de introductie van een exoot goed fout afliep. Konijn in Australië, Grijze eekhoorn in Groot-Brittanië en ga maar door. Dus in principe kun je maar beter geen vreemde dieren of planten in de inheemse natuur inbrengen.
Die Hooglanders zijn in dat terrein gebracht als grote grazers, dus als vee. Een Hooglander is dan ook geen natuurlijke soort, maar een runderras, net als de Friese Zwartbonte. Maar wel heel wat primitiever, zodat ze zichzelf ook veel beter kunnen redden in voedselarm terrein. Dus die vallen wat mij betreft toch in een andere categorie.
Nou, ik denk dat er inderdaad wel genoeg aanknopingspunten liggen voor een eventueel volgend stukje mijnerzijds over begrazing en grote grazers. Over een paar weken of zo.
Kees Bruin
Kees Bruin
Deze reactie heb ik al bij hans bleker geschreven maar ik vind hem hier meer op zijn plaats excuus daarvoor
Natuur maken.
Op dit moment wordt “in mijn ogen” veel landbouwgrond omgezet in natuur.
We hebben in ons land op dit moment net genoeg landbouw om ongeveer 4 miljoen mensen van voedsel te voorzien.
Als er ergens een weg wordt aangelegd waarvoor landbouwgrond wordt gebruikt moet nog meer extra landbouwgrond worden opgeofferd voor natuurcompensatie.
Wordt een vaargeul uitgebaggerd wat we al eeuwen doen dan moet een polder onder water. Als je daarnaast de groei van de steden meeneemt blijft er steeds minder ruimte over om voedsel te produceren.
De rest van ons voedsel moet op dit moment uit het buitenland komen ( Afrika, zuid Amerika Azië en de rest van Europa) In veel van deze landen heerst voedselschaarste maar de grotere grondbezitters vinden ons geld belangrijker. ( hoe lang nog)Natuur
Rond het jaar 0 was Nederland overdekt met oerbossen en stukken land die regelmatig onder water liepen en waar kreken en moerassen de dienst uitmaakten.
Vervolgens kwamen er jagers en vissers die het land gebruikten.
Na de gouden eeuw was er nauwelijks nog bos. Het hout gebruikt als brandstof en voor de scheepsbouw en ook het landschap werd snel aangepakt door veen te gebruiken voor brandstof.
Staatsbosbeheer werd opgericht voor productie van hout op “woeste gronden” zodat we wat dat betreft weer wat meer selfsupporting werden.Voedsel bleef schaars en in de tijd van de paardentractie en stoomtreinen concurreerde de biobrandstof ( haver en hout) met voedselproductie.
Er was veel honger ( denk maar aan de aardappeleters) bij misoogsten stierven de mensen letterlijk van de honger zoals nu ook in Afrika gebeurd.
Er was geen kunstmest zodat de landbouwgrond sterk verarmde en er meer grond nodig was voor minder productie.
Er ontstonden op grote schaal heidevelden en zandverstuivingen ( de woeste gronden) schapen werden de hei op gedreven en ‘s avonds in de potstal gedreven. De mest van deze schapen werd gebruikt voor voedselproductie. Duidelijk een karig bestaan.
Begin vorige eeuw met de komst van kunstmest was men in staat “woeste grond” zoals dat genoemd werd om te zetten in landbouw gebied.
Ook de hoogveen gebieden werden afgeplagd en op de overblijvende gronden werd de bovenlaag van het oorspronkelijke veen gemengd met de achterblijvende grond waarna met kunstmest gebruik grotere landbouwbedrijven werden ontwikkeld.
Het effect was wel dat de vegetatie behorend bij de (kunstmatig ontwikkelde) armere gronden steeds schaarser werd. Heide velden verdwenen met de biotoop die daarbij hoort.
In de jaren 80 werd in de staten van Drenthe de heidemotie aangenomen en grondbezitters zoals Staatsbosbeheer, Drents landschap etc. kregen geld om “landbouwgrond”aan te kopen en dit weer terug te brengen naar de oorspronkelijke staat ( heide en bossages)
Dit heet dan natuur. Drents landschap is dan ook de eerste die grote grazers ging inzetten want de schapen vergde te veel mankracht met te weiig effect.
Daarmee ontstond ook het begrip natuurbeheer want een voedselarm landschap met o.a. heide komt in de werkelijke natuur weinig voor. Het is een tussenstadium door mensen veroorzaakt. Zonder natuurbeheer ontstaat er weer een natuurlijke ontwikkeling in het landschap.
Laat je de heide met rust dan komt er eerst een steppegebeid met gras waarop de berken en vliegdennen weer het stokje overnemen en er uiteindelijk een bosgebied ontstaat.De oorspronkelijke natuur van Nederland komt dan iets terug.Nu gaat er erg veel geld zitten in “natuurbeheer” ( plaggen, grond verarmen, waterstandbeheer etc., om maar dat arme gebied wat niet natuurlijk is, te handhaven. ( grote heide tuintjes die vervolgens natura 2000 gebieden heten)
Misschien moeten we onze natuurwaarden eens heroriënteren.
Er wordt vaak een vergelijking getrokken met de hoeveelheid natuur (Natura2000) in Nederland met andere landen. Zojuist kom ik uit Noorwegen. Grote delen van Noorwegen zijn absoluut ongeschikt om in cultuur te brengen (landbouw, wonen, werken, vervoer) dus het is makkelijk om het als natuurgebied aan te merken. En dat geldt voor veel meer landen.
In Nederland hebben wij die ruimte niet, sterker nog, we trekken onevenredig veel mensen aan.Ik wil weg blijven van de politieke oorzaak, maar de consequentie is dat er dus meer woon-, werk- en vervoerruimte moet zijn. Daar ontkomen we niet aan.
Voorbeeld:
In Zuid-Holland leven 3,5 miljoen mensen. Om het afvalprobleem van bv Den Haag het hoofd te bieden, willen we dat over water vervoeren naar de AVR, afvalverwerking in Rijnmond, Rotterdam. Dat scheelt files met vrachtwagens. Daartoe moeten twee haakse bochten uit de Schie "vergraven" worden. Uit het, terecht, verplichte natuuronderzoek blijkt dat de waterspitsmuis is gesignaleerd (hoor de voorzichtige formulering). Project wordt stilgelegd want de waterspitsmuis staat op de rode lijst dus er moet meer onderzoeken alternatieve natuur of zo.
Waterspitsmuis? Op de rode lijst? Google IUCN. Waterspitsmuis komt voor van noord Spanje tot halverwege Noorwegen en van Wales tot Mongolië. Volgens IUCN dus least concern. Maar in Nederland? In +- 2003 kwam er een rapport uit over 100 jaar braakballenonderzoek en daaruit zou blijken dat er minder waterspitsmuizen worden gevonden of zo. Het rapport is niet op te vragen.
Zo ken ik nog meer voorbeelden. We zijn echt de weg kwijt hier in Nederland. De hobby NGO's als de zoogdierenvereniging hebben een onevenredig grote invloed op het beleid maar gelukkig zijn er steeds meer Tweede Kamerleden die niet bang zijn voor de publieke opinie en deze onzin aan de kaak durven stellen. Met Bleker (ondanks zijn missers elders genoemd op Climategate) doen we in elk geval een stap in de goede richting.