Auteurs en reageerders op dit blog zijn het roerend eens dat de ecokleptocratie waarin we zijn beland deels te wijten is aan de revolutie van 1968 en deels aan de invloed van de “vrouwtjes”. Vrouwen voelen zich terecht meer aangetrokken tot mannen die hun emoties en hun spirituele kant tonen. De meeste mannen zijn hier zo huiverig voor dat zij om de vrouwtjes te pleasen kiezen voor een rationele mannelijke vorm van irrationaliteit: CO2 onder de grond stoppen bijvoorbeeld of windmolens bouwen. Dat schijnt meer seks op te leveren of tenminste minder gezeur.

Afgelopen zaterdag kregen wij bijval uit onverwachte hoek. De Volkskrant plaatste in het wetenschapskatern een interview met Lucas Reijnders die met 65 van zijn pensioen gaat genieten. Reijnders is bij uitstek generatie 68 en zijn pensioen smaakt voor sceptici naar meer: wanneer zijn wij verlost van Wijffels, Veerman, Vellinga, Pronk en zo kan Rypke nog wel even doorgaan? Het interview (integraal geript onder dit artikel) bevat vele redelijke statements, waarbij Reijnders klakkeloos aangenomen klimaatgeloof schril afsteekt. Waar het me in dit artikel om gaat is deze quote:

Opmerkelijk vind ik dat veel duurzaamheid bij bedrijven – ook de grote – wordt bepaald door een topman, of zelfs zijn echtgenote, die vindt dat manlief meer aan milieu moet doen. Valt dat weg, dan blijft er vaak weinig over.

Wat mij dus brengt naar de vraag omtrent de invloed van vrouwen op de totale pervertering van de in haar diepste wezen mannelijke wetenschap tot een emotioneel onwetenschappelijk brouwsel. Ik blijf vanochtend even aan de oppervlakte met  deze hypothese.

Ik verbaasde me laatst over deze passage uit de procesgang tegen Silvio Berlusconi:

Eenmaal in de auto terug naar huis vond zij (Ruby; CG) een envelop met een gouden ketting met diamanten en 46.000 euro. Daarop veranderde ze van gedachten en ging ze alsnog naar het feest.
Bron: AD.nl

Vervolgens viel me tijdens een WNF – earth hour TV-spot met Marianne Thieme op dat onze dierenbeschermster best veel weg heeft van Ruby “de hartenbreekster” Marough. Vandaar de morph bovenaan dit artikel. En zo realiseerde ik me ook dat het haantjesgedrag van onze politici eigenlijk net zo kostbaar en bespottelijk is als dat van vriend Silvio. Eerlijkgezegd  zie ik nog liever dat Verhagen of Rutte escortdames overladen met sieraden en euro’s, dan dat ze naar de rokken dansen van de ecologische hofdames à la Liesbeth van Tongeren, Marianne Thieme, Jolande Sap en Diederikje Samsom.

Hieronder integraal het Volkskrant interview met Lucas Reijnders…

‘Ik ben sceptischer over Nederland’

RENE DIDDE − 02/04/11
Door velen gewaardeerd, door menigeen verguisd. Boegbeeld van de milieubeweging Lucas Reijnders is toe aan zijn pensioen. Maar we zijn nog lang niet van hem af.
Hij bemoeide zich met loodvervuiling in de bodem, pcb’s in het Haringvliet en dioxine-uitstoot van vuilverbranders. Hij was van meet af tegen kernenergie en kreeg pakweg elke vijftien jaar gelijk vanwege een fors reactorongeluk. En jeetje: zijn lobby voor ‘fosfaatvrij wassen’, het lijkt een eeuwigheid geleden. ‘Vraagbaak Lucas Reijnders weet alles’ werd zijn imago.

Dat beeld van milieu-encyclopedie klapte even om naar ‘peetvader van de milieumaffia’. Want na de moord op Pim Fortuyn in 2002 werd hij gezien als ‘de geestelijk vader van Volkert van der G.’, inclusief alle bedreigingen. ‘Absurd, want ik heb hem nooit ontmoet’, zei Reijnders.

Activist is hij allerminst. ‘Mijn werkterrein is mijn bureau.’ Hij ontpopte zich juist steeds meer als een criticus van alternatieve technieken. Speerpunt: de teelt van biobrandstoffen kost meer CO2 dan ze ooit als vervanging van diesel en benzine opleveren.

‘De milieumaffia’, aanvankelijk voorstander van biobrandstoffen, ging mede door Reijnders’ visie om. Het leverde hem geen vrienden op bij onderzoekers, boeren en bedrijven. ‘Ook aan vernieuwende technologie kan een schaduwzijde zitten. Een alternatief moet aan dezelfde eisen voldoen en liefst beter scoren dan conventionele technieken.’

Hij zegt het nog maar eens, en misschien wel voor het laatst. Want Lucas Reijnders, gedurende drie decennia milieu-orakel tegen wil en dank, gaat met pensioen. Afgelopen donderdag gaf hij zijn afscheidscollege, getiteld Omzien met gemengde gevoelens.

‘Gemengde gevoelens’ heeft hij omdat er veel ten goede is gekeerd. ‘De aftakeling van de ozonlaag is gestopt, rivierwater is schoner, asbest is verboden en vervuilende stoffen zoals lood en cadmium worden veel minder toegepast’, somt Reijnders op. ‘En als ik, mede dankzij de daling in het gebruik van stoffen uit de DDT-familie een kakelende groep buizerds zie vliegen, dan doe ik ze de groeten terug.’

Tot zover het goede nieuws. Er gaat namelijk nog steeds verschrikkelijk veel mis in de ogen van de milieuprofessor. ‘De bodem wordt vuiler omdat we er van alles in donderen, ingepakt in een zeiltje. Veel herbruikbaar afval gaat in een grijze zak waarin de fik wordt gestoken. Technische innovaties blijken een bestuurlijk rampgebied. Vergeleken met de snelheid waarmee zelfs budgettair neutrale vernieuwingen worden ingevoerd is de spreekwoordelijke slak een snelheidsmaniak.’

Sommige milieuprofessionals zeggen: Lucas Reijnders maakt de mensen bang.
Hij lacht zijn kenmerkende, droge hinnik. ‘En Lucas Reijnders is een boeman, onheilsprofeet, doemdenker’, zegt hij zacht. ‘Het tegendeel is waar. Ik stel meestal mensen gerust. Na de ramp in Tsjernobyl in 1986 werd ik gebeld door zesduizend mensen. Ik vertel hen dat ze gerust verse groente kunnen eten, met uitzondering van bladgroenten zoals spinazie. Sommigen zeiden: ik eet uit blik. Zeg ik: niet doen, je mist de vitamines. En hoewel ik tegen kernenergie ben, zei ik na Tsjernobyl in de Energieraad: misschien moeten we aan intrinsiek veilige reactoren gaan werken. Doodse stilte. Komt EZ-topman Verberg, later Gasunie, na afloop naar me toe: wat is dat, intrinsiek veilig? En bij Thermphos, met zijn cadmium- en dioxine-uitstoot, ga ik toch op bezoek en draag alternatieven aan.’

Toch lijkt de toon bitterder geworden, de laatste vijftien jaar.
‘Niet bitterder, maar over Nederland ben ik sceptischer geworden. Ik ben opgegroeid met rozige verwachtingen over de relatie tussen wetenschappelijke kennis en beleid. Daar is minder dan ooit sprake van. Er is een enorme terugval in het beleid. In extreme mate met de huidige regering, maar feitelijk dateert de wending uit 1995. Nederland moest niet ‘de gekke Henkie van Europa’ zijn.

‘Nederland is gezakt op de Environmental Performance Index van de Universiteit van Yale naar plaats 23 van de 30 Europese landen. Net achter Roemenië. Met die terugval is ook de deskundigheid gedaald – vooral bij de overheid. Recent zag je met de brand bij Chempack in Moerdijk dat niet alleen bestuurders geen flauw benul hebben waarover ze het hebben, ook de brandweer weet niet dat het bluswater weleens gevaarlijke stoffen zou kunnen bevatten en in de sloot moeten worden afgedekt.’

Dus Lucas Reijnders staakte het roepen in de Nederlandse woestijn?
‘Ik ben me de laatste vijftien jaar meer internationaal gaan oriënteren. Allereerst meer wetenschappelijk gaan publiceren. Dat heeft zin, want het wordt wereldwijd gelezen. Ik kom mezelf veel tegen op citatie-indexen. Ik beleef er veel lol aan en ontleen er enige tevredenheid aan.

‘Ik heb bovendien meer lobbywerk verricht in het Europese Parlement. Als Nederland een volger is van Europees beleid, moeten we meer energie stoppen in Brussel. Europa schrijft de invoering van de best mogelijke technieken voor bij industrieën als Shell, Hoogovens en Thermphos. Maar er was geen ambtenaar in Nederland die goed controleerde of die technieken ook worden toegepast. Bedrijven geven evenmin thuis. Dus moet het via de rechter worden afgedwongen. Dan duurt het pakweg vijf jaar.’

In het bedrijfsleven zijn er toch fraaie verduurzamingstrends? Energiebesparing, warmte- en koudeopslag, bussen op biogas, hergebruik?
‘Er zijn zeker bedrijven die ondanks het overheidsbeleid vooruit willen. BAM en Campina zijn voorbeelden met milieuvriendelijke huizen en melk. Bij een bedrijf als Shell is echter vooral sprake van greenwashing – door horden communicatiedeskundigen. Opmerkelijk vind ik dat veel duurzaamheid bij bedrijven – ook de grote – wordt bepaald door een topman, of zelfs zijn echtgenote, die vindt dat manlief meer aan milieu moet doen. Valt dat weg, dan blijft er vaak weinig over.’

Moet je niet meer inspringen op positieve trends en die de goede kant op trekken dan hameren op misstanden?
‘Nogmaals, er zijn goede trends. Biologische landbouw vertoont groei, steeds meer veetelers doen het beter dan de kiloknallers. Maar duurzame energie is een ramp in Nederland. Regulerende energiebelasting zorgde door de knullige opzet van ministers als Jorritsma en Brinkhorst niet voor meer wind- en zonne-energie, maar belandde in de zakken van aandeelhouders en managers van energiebedrijven. Het gaat om één tot twee miljard euro belastinggeld. Ik vind dat je als wetenschapper op zulke misstanden moet wijzen. Net als op de jammerlijke mislukking die het Europese emissiehandelssysteem heet. De grote Nederlandse industrie streek honderden miljoenen euro’s op zonder dat er daardoor één gram minder CO2 de pijp uit ging.’

De huidige energieprijzen zijn misschien een bondgenoot?
‘Zeker. In de jaren zeventig was het de OPEC, meer recent stuwen de revolutionairen in de Arabische landen de prijzen op. Dat maakt ze tot invloedrijke milieuvrienden. Het is slecht nieuws voor armen en hongerenden, maar een zegen voor het milieu.

‘Daar komt bij dat China en India fors inzetten op duurzame energie, zon in het bijzonder, terwijl Duitsland en Scandinavië stug volhouden met wind. Zie ook de toenemende onzekerheid met Russisch aardgas. Koppel dat aan de snel dalende kosten van zonne-energie, dan gaan we dit decennium meemaken dat de duurzame energieprijs die van olie gaat snijden. Windenergie op land concurreert nu al met kernenergie. Het ligt binnen bereik. Geef ik u nog een optimistische trend.’

Dankuwel. En wat nu? Niet achter de biologische geraniums, lijkt me?
‘Toch ga ik veel fietsen en wandelen. Daarnaast blijf ik hier op het IBED aan de UvA een werkplek houden voor enkele promovendi. En ik blijf publiceren. U hoort van me.’