Symposium : Kernongeluk Fukushima 2011 – Japan

13 mei 2011 14:00 tot 18:00 Locatie KIVI NIRIA gebouw Prinsessegracht 23, Den Haag; sprekers: Dr. ir. Jan Leen Kloosterman (TU Delft); Ir. Folkert Draaisma (Nucleair Research & consultancy Group); Mario van der Borst (RWE).    De presentaties zijn hier te downloaden.

Fukushima Dai Ichi units 1 t/4 (vrnl), vijf dagen na de aardbeving

Op 11 maart 2011 werd Japan opgeschrikt door een aardbeving met een kracht van 9,1 op de schaal van Richter, erg dicht bij de zwaarste aardbeving ooit gemeten van 9,4. Door rigoureuze voorschriften die al jaren gelden in Japan t.a.v. een aardbevingsbestendige bouwwijze, bleef de schade beperkt. De op de beving volgende tsunami veroorzaakte echter een ramp, die naar verwachting méér dan 20.000 doden heeft veroorzaakt, en onvoorstelbaar veel schade.

Van de 6 kernreactoren van Fukushima waren slechts de oudste drie (unit 1 t/m3)  in gebruik, maar ook die schakelden bij de beving direct volgens plan uit. Vooralsnog gaat men ervan uit dat alle centrales zonder ernstige schade de beving hebben doorstaan. Wel was de netstroom uitgevallen en moest overgeschakeld worden naar dieselgeneratoren voor de noodkoeling. Maar dat verliep vlekkeloos.

Ook de tsunami lijkt voor de reactoren geen probleem geweest te zijn, maar veroorzaakte wel grote schade aan de bijgebouwen en installaties, waardoor zich de nucleaire ramp ontwikkelde waarvan we allemaal de angstaanjagende beelden kennen.

Op het symposium beperkten de sprekers zich grotendeels tot het geven van de feiten. Ik zal in mijn analyse een paar stappen verder gaan en zowel duiden wat er volgens mij aan de hand was, als conclusies trekken voor de toekomst. Dat is nu eenmaal het luxueuze voorrecht van de onafhankelijke blogger.

De oorzaak van de ramp

Na het uitvallen van de net-elektriciteit door de aardbeving was er door de noodvoorzieningen normaliter ruimschoots voldoende tijd geweest om de stroomtoevoer weer te herstellen. In dat geval was er niets ernstigs gebeurd.

Maar… al waren de centrales nog wel berekend op de opgetreden zeer zware aardbeving, de ontwerpcriteria hielden slechts rekening met een tsunami van 5,7 meter, niet met één van 12 meter zoals deze. En dat “niet rekenen op een tsunami van meer dan 5,7 meter” moet u heel letterlijk nemen. Alle noodsystemen stonden gewoon op maaiveld: de generatoren, de brandstoftanks van de generatoren, de schakelhuizen en de turbinehuizen.

Met als gevolg dat bij de tsunami in ieder geval de brandstoftanks wegspoelden (zie de luchtfoto’s), en de generatoren stilvielen. Of ze ook nog onder water kwamen te staan is al niet meer belangrijk: zonder brandstof was het toch al snel afgelopen met de noodstroomvoorziening.

De weggespoelde brandstoftanks voor de noodaggregaten

Een aantal extra noodkoelingen konden nog een tijdje werken op accu’s maar toen die op waren, was er niets meer dat oververhitting kon voorkomen.

Toen begon een race tegen de klok: de warmteproductie na het uitzetten van een reactor loopt heel snel terug van 6% van het thermische vermogen van de centrale, tot minder dan 0,5%  (na één dag).

Warnteproductie daalt in 1 dag van 6% tot 0,5% van het thermsiche vermogen

Maar die 0,5% is toch nog een flinke hoeveelheid warmte: zonder extra koeling van buitenaf blijft de temperatuur oplopen en stevenen de drie pas afgeschakelde reactoren af op een meltdown.

Op het moment dat de splijtstofelementen te heet worden, reageert de omhulling van het  nucleaire materiaal (zirconium) met het water en produceert grote hoeveelheden waterstof. Toen de druk in het eerste vat te hoog werd en men moest ontluchten, kwam de waterstof in het gebouw terecht, dat toen ontplofte, zoals te verwachten was. Dit gebeurde in alle drie de uitgeschakelde centrales. Toen was de ravage compleet.

We zijn via het journaal getuige geweest van de vele wanhopige pogingen om koeling toe te voeren, maar de centrales waren niet alleen radioactief door droogkokende reactoren en opslagbassins, maar ook nog eens zeer slecht bereikbaar door het vele puin. Het bleek onmogelijk om de processen onder controle te krijgen.

Ik zal niet op het verdere verloop ingaan, maar op dit moment is er één volledige meltdown (unit 1), twee gedeeltelijk gesmolten kernen (units 2 en 3), en een gedeeltelijk gesmolten voorraad opgeslagen kernmateriaal (unit 4).

In het overzicht van vandaag van de veiligheidssituatie van de vier betrokken centrales geldt nog voor bijna de helft van de aspecten een hoogste alarmfase, dus de situatie is nog lang niet onder controle.

Wat ging er mis?

Vanuit ons oogpunt nú, nadat een ramp zich voltrokken heeft, zijn er erg veel fouten gemaakt. Ik noem er een paar:

– de veel te lage tsunami-specificatie
– te weinig en te late aanpassingen van veiligheidssystemen na de lessen uit de ramp in Three Miles Island, die men in het Westen wel heeft gedaan
– de uiterst kwetsbare opstelling van essentiële apparatuur
– de vreemde en onbeschermde plaats van het splijtstof opslagreservoir
– het niet opmerken dat het reservoir droogkookte
– het niet filteren van afgeblazen gassen op radioactieve deeltjes
– de afwezigheid van een scenario voor het omgaan met een groot ongeluk

Ik ben echt verbijsterd dat dit mogelijk was, terwijl je er toch van uit kunt gaan dat het ontwerp door uiterst kundige ingenieurs is gemaakt. Hoe kan dit dan toch gebeurd zijn…

Hoe was dit mogelijk?

Mijn persoonlijke analyse als buitenstaander is de volgende.

De afgelopen 50 jaar is over de veiligheid van kerncentrales steeds het volgende gezegd: het is een enorm kleine kans op een enorm grote catastrofe. Bij een ”worst case” kernramp stelde ik me een wereldomvattende ernstige besmetting voor en honderdduizenden doden. Niet bewust een associatie met een grote kernbom, maar meer met de schaal ervan.

Ik heb het idee dat dit angstbeeld ook bij de ontwerpers van centrales leefde. Alles moest gedaan worden om een verschrikkelijke kernramp te voorkomen, dus werden voor alle aspecten specificaties gemaakt, werden veel slimme en redundante noodsystemen ontworpen, enorme beveiligingsconstructies aan het ontwerp toegevoegd, en werd er zeer goed op gelet dat men alle specificaties ook keurig haalde. Iedereen ging er daarna van uit dat men genoeg gedaan had om een ongeluk te voorkomen.

Reactor ontwerp met wet-well beveiliging (de torusconstructie)

Niemand hield er dus rekening mee dat er wellicht tóch een ernstig ongeluk kon gebeuren, of dat er een fout in de specificaties zou kunnen zitten. Was die gedachte misschien té bedreigend om aandacht aan te besteden?

Niemand heeft zich dus afgevraagd: OK, we hebben alles exact volgens de specs gebouwd, maar wat als er toch iets heel geks gebeurt?

Stel dat we tóch een nog hogere tsunami krijgen, is het dan wellicht handig om de noodsystemen binnen een veilige containment te zetten? Of gewoon op een hogere constructie?

Stel dat er een ontploffing is, of een falen van alle koelsystemen: hoe kunnen we dan van op afstand toch koelen? Als we nou eens een aantal loze leidingen inbouwen naar een heuvel in de buurt, met een flink reservoir, en aangesloten op een waterleidingsysteem, waardoor onbeperkte hoeveelheden water automatisch door de zwaartekracht naar alle noodzakelijke plekken in de centrale stroomt, zo gauw we een klep openzetten, als echt al het andere faalt?

En als we nou eens een afzonderlijk pompsysteem inbouwen dat los van het elektrische systeem van de site op afstand op een noodaggregaat aangesloten kan worden in het geval er in het hele complex geen stroom meer is en het terrein niet begaanbaar is?

Angst voor de publieke opinie

Uiteraard wekken dergelijke voorzieningen niet bepaald vertrouwen bij autoriteiten en burgers. Die willen horen dat het veilig is, niet wat er allemaal nog mogelijk is als het flink mis gaat.

Ik denk dat uiteindelijk zal blijken dat de overweging dat men publiek en opdrachtgever niet durfde te verontrusten met voorzieningen voor het geval van een groot ongeluk, de oorzaak was van de totale afwezigheid van dergelijke eenvoudige voorzieningen in het ontwerp. En ik heb het idee dat precies hetzelfde zou kunnen gelden voor de centrales die we hier in het westen hebben gebouwd, waar de publieke opinie nóg gevoeliger is voor dit soort signalen.

Toch kunnen we rustig concluderen dat, als men een groepje studenten op de “but what if…” problematiek had gezet, en hun simpele aanwijzingen had opgevolgd (ik neem aan dat ze dezelfde oplossingen hadden bedacht als ik in mijn “stel dat… alinea’s), wat een verwaarloosbare kostprijsverhoging tot gevolg had gehad, Fukushima maar een week of twee in het nieuws was geweest, en na herstel van de weggeslagen koelsystemen weer gewoon in productie had kunnen gaan, als die überhaupt schade hadden opgelopen.

Het valt in de sprekers van het symposium te prijzen dat er totaal geen sprake was van de opstelling: “zoiets kan hier nooit gebeuren”. Er werd daarentegen ronduit gesteld dat het juist nodig is om niet naar de Japanse fouten te kijken en te stellen dat die hier niet gemaakt zijn, maar te zoeken naar analoge blinde vlekken die net zo goed in onze ontwerpen kunnen zijn geslopen. Als deze houding overheerst in de nucleaire industrie, dan wordt maximaal lering getrokken uit dit grote ongeval. Zo hoort het.

Deze paragraaf is mijn bijdrage aan dat zelfonderzoek.

De radiologische gevolgen van Tsjernobyl

Er is in Fukushima een gigantische hoeveelheid radionucliden (jodium-131 en cesium -137) vrijgekomen: bij elkaar meer dan 136 PBq  (= 136 x 10^15 Bequerel). Toch steekt dat gunstig af bij Tsjernobyl, waar ruim tien maal zoveel is vrijgekomen. Bovendien zijn bij Tsjernobyl ook grote hoeveelheden minder goed oplosbare stoffen als strontium en kernbrandstof met uranium en plutonium vrijgekomen. Dat is in Fukushima niet aan de orde.

De explosie in de kern, en de kernbrand daarna in Tsjernobyl vormden het ernstigst denkbare nucleaire inferno. Zeer veel kernmaterie werd rechtstreeks de lucht ingeblazen en de reddingswerkers begaven zich in dodelijke straling.

Dit leidde uiteindelijk tot in totaal 56 direct gerelateerde doden, voornamelijk onder de reddingswerkers. Er is in de meest besmette gebieden in Wit Rusland ook een flinke toename (in de orde van duizenden gevallen) van schildklierkankerpatiënten, maar die zijn slechts in 15 gevallen aanleiding tot overlijden geweest.

Uit de onderzoeken na Hiroshima en Nagasaki weten we dat er zelfs bij dermate hoge blootstelling slechts bij hoge uitzondering sprake is geweest van beschadigd DNA dat geresulteerd heeft in geboortedefecten. Van de veel lagere blootstelling na ongelukken met kerncentrales zijn dan ook op dit gebied geen grote gevolgen te verwachten.

Los van allerlei uit de lucht gegrepen aantallen van boven de 100.000 te verwachten “sluipende doden” is er ook een onderzoek dat aangeeft dat voor de Tsjernobyl ramp nog met ca. 4000 extra doden gerekend kan worden, als men over de meest besmette gebieden een 1% toename van de kans op overlijden door kanker aanhoudt. Deze verhoging is te beperkt om met epidemiologisch onderzoek aan te kunnen tonen.

De grote aantallen slachtoffers die uit sommige berekeningen volgen, komen voort uit de de aanname van een minuscuul hogere sterfkans als gevolg van stralingsdoses van onder de 50 mSv (milliSievert). Een heel kleine kans vermenigvuldigd met een heel grote groep (bijna heel West Europa)  levert natuurlijk toch nog vele duizenden theoretische sterfgevallen op.  En hoe verder van het ongeluk, hoe lager de straling, en hoe groter de groep. Dit effect is nooit gemeten, maar komt voort uit de gedachte dat véél straling heel slecht is, en dat weinig straling dus ook wel een beetje slecht zal zijn. Dit heet het Linear no-threshold model (LNT).

Stralingshormese

Onze vrienden van DeGroeneRekenkamer hebben echter regelmatig de stralingshormese aan de orde gesteld: het effect  dat deze lage stralingsniveaus juist via een enzymatische immuniteitsreactie het lichaam wapenen tegen kanker, wat leidt tot minder sterfgevallen. Dit effect zou dus betekenen dat er bovenop de 56 doden van Tsjernobyl niet nog eens duizenden andere bijkomen, maar dat er door de ramp zelfs netto levens gered kunnen zijn. Dat zullen we overigens nooit te weten komen, want zowel het aantal extra overlijdens volgens  de LNT berekening, als het aantal extra overlevenden door het Hormese effect is op de betrokken populatie veel te klein om ooit meetbaar te kunnen zijn.

Gezondheidseffecten van zeer lage doses straling, vier benaderingen

Over deze stelling heb ik in de pauze gesproken met de spreker over de gevolgen van de straling, ir Draaisma, en die bleek uiteraard deze theorie te kennen. Sterker nog, hij kende veel voorbeelden van onderzoeken. De resultaten waren echter in zijn ogen niet dermate solide dat de overheid zou moeten gaan aansturen op het verhogen van de omgevingsstraling. Ook bleef hij het verstandig vinden om als overheid met een zorgplicht voor personeel dat met straling moet werken, deze straling zo laag mogelijk te houden.

Maar al waren de resultaten in zijn ogen moeilijk significant te noemen, er werd wel in zo goed als alle gevallen een lagere sterfte en lager voorkomen van kanker geconstateerd bij groepen die met een verhoogd stralingsniveau te maken hadden gehad. En nooit het omgekeerde, wat vereist is voor de LNT benadering. We waren het dus snel eens dat je nooit slachtoffers mag claimen als gevolg van de blootstelling van zeer veel mensen aan zeer weinig straling volgens de LNT methode. Dat is ook sinds enige tijd het standpunt van de organisatie die hierover gaat.

Dus, hoe afschuwelijk de gevolgen voor de ca. 100 dodelijke slachtoffers en de paar duizend mensen die te maken hebben met kanker of stralingsziekte door Tsjernobyl ook zijn, het gevreesde catastrofale effect op de gezondheid van de bevolking van Europa is achterwege gebleven. Zeker als je het vergelijkt met de vele duizenden doden die jaarlijks nog steeds vallen bij bv. de winning van steenkool.

De radiologische gevolgen van Fukushima

De aard van de ramp in Fukushima is totaal anders dan die van Tsjernobyl. Die laatste was echt eigen aan dat ontwerp, en is niet te vergelijken met onze westerse centrales. Fukushima, de kernramp in slow-motion, is dat wel. Wie beweert dat dit ook in Europa kan gebeuren heeft in principe geen ongelijk.

Maar wat zijn de gevolgen  van Fukushima? Wat kunnen we al zeggen over stralingsslachtoffers en gezondheidsschade? Welnu, de ergste twee slachtoffers zitten inmiddels weer thuis, nadat ze waren opgenomen wegens stralingsschade aan hun voeten in de vorm van een rode huid omdat er radioactief water in hun laarzen gelopen was. De derde was niet eens opgenomen. Hun genezing zal volledig zijn. Zij hebben 250 mSv opgelopen, wat in Nederland precies de maximaal toegestane eenmalige dosis voor veiligheidspersoneel is in geval van een belangrijke interventie.

Andere reddingswerkers hebben 150 – 200 mSv (8 man) en 100 – 150 mSv (11 man) opgelopen. Allemaal onder de toegestane limiet, waarbij geen gevolgen verwacht worden, afgezien van een zeer kleine toename van de kans op kanker, nl 2% bij200mSv.

Het is duidelijk dat er in Japan zorgvuldig omgegaan is met het reddingspersoneel, en dat er geen enkele overeenkomst is met de liquidators van Tsjernobyl.

Om dit in perspectief te plaatsen:

Bij 1000 mS treedt stralingsziekte op, dit is uiteraard zeer ongewenst.
Voor het redden van mensenlevens is in Nederland een eenmalige dosis van 750 mSv het toegestane maximum.
Voor normaal werk met radioactief materiaal is 20 mSv per jaar acceptabel.
Voor normale burgers geldt een straling van 1 mSv per jaar als maximum.

Besmettingsgevaar

Er is ook een groot gebied besmet, en er komen allerlei berichten in de pers over besmet voedsel.

Zo werd in een grasveld een besmetting met 5000 Bq/m2 gemeten. Maar als je innig verstrengeld met je geliefde in dat gras ligt, neemt de hoeveelheid radioactief materiaal op die m2  toe tot maar liefst 21.000 Bq: een menselijk lichaam bevat van nature al 8000 Bq aan radioactieve elementen.

De meest zorgwekkende voedselbesmetting was spinazie met 30.000 Bq per kilo. Die is uiteraard uit de handel genomen, maar ook bij consumptie was er geen merkbaar effect op de volksgezondheid te verwachten geweest als hij eerst een paar weken ingevroren was, want het was grotendeels jodium 131 en dat heeft een halfwaardetijd van 8 dagen.

Nederlandse journalisten zijn door een radioactieve wolk gereden en hebben daarbij een stralingsdosis opgelopen van 70 uSv (microSievert) door ingeademd jodium. Dat gaf enige onrust, tot hen werd meegedeeld dat dat overeenkomt met een gezondheidsrisico van het roken van 7 sigaretten. Waarbij opgemerkt kan worden dat de bestraling die ze opgelopen hadden tijdens de retourvlucht Schiphol – Tokio al 100 uSv was.

Die besmetting moet je dus in perspectief zien, al is op een paar geconcentreerde plekken in de zone rond de centrales wel degelijk een veel te sterk stralingsniveau gemeten.

Veruit de grootste hoeveelheid radioactieve stoffen is in zee terecht gekomen. Maar ook daar zijn de concentraties laag. Op 100km van de centrale is het al verdund tot 10Bq/l.  Midden in de “wolk” besmet water die in noordoostelijke richting wegdrijft, op enige honderden kilometers afstand van Fukushima, is de besmetting nu 1Bq /liter. Dus honderd keer zo laag als in een mens. Er wordt geen invloed op het marine leven verwacht.

De slachtofferloze ramp

Het is nog te vroeg voor een definitieve conclusie, maar onder sterk voorbehoud kunnen we dus concluderen dat, als er geen grote radioactieve uitstoot meer plaatsvindt, er geen personele ongelukken plaatsvinden bij het verder onder controle krijgen van de centrales, en er op een goede manier met de besmette gebieden wordt omgegaan, er wellicht geen enkel blijvend meetbaar gevolg voor de volksgezondheid van de Japanners zal optreden als gevolg van deze extreem grote ramp. En dat terwijl werkelijk alles mis ging wat er mis kon gaan, en er zelfs een volledige meltdown heeft plaatsgevonden.

Het is in dit verband goed om tot ons door te laten dringen dat de uitzonderlijk grote natuurramp die ook de aanleiding van de Fukushima problemen was, meer dan 20.000 doden en een onvoorstelbaar leed heeft veroorzaakt voor de Japanse bevolking. Misschien moet ik me eigenlijk schamen dat ik zo vaak het woord ramp heb gebruikt in verband met de kerncentrales…

Toch wil ik zeker niet de indruk wekken dat ik de ophef over de gebeurtenissen in Fukushima onterecht vind. Het is wel degelijk een zeer ernstig ongeluk, dat nooit had mogen gebeuren, met verstrekkende gevolgen. Maar het is wel van een totaal andere orde dan het apocalyptische beeld dat bij bijna iedereen bestond van een worst-case kernramp. Terwijl het er – absurd genoeg – naar uitziet dat dat extreme angstbeeld juist mede geleid heeft tot het ontstaan van deze ramp.

 

De volle grote zaal van het Kivi in Den Haag

Wat moet er nu gebeuren?

Ik herhaal mijn al eerder gedane suggestie: bouw voortaan een veilige centrale, maar heb het gezonde verstand om hem desondanks voor te bereiden op een ernstig ongeval. Dit had de radioactieve uitstoot van, en de schade aan Fukushima hoogstwaarschijnlijk voorkomen.

Verder blijkt er geen goede kennisstructuur te zijn waarin blinde vlekken, zoals die voor een te hoge tsunami, worden voorkomen. Zo stelt de IAEA wel richtlijnen op, maar worden die allemaal door de landen aangepast aan de locale situatie, belangen en gebruiken. Uiteindelijk voeren de landen zelf de controle uit en geven ze de vergunningen. De IEAE heeft niets te vertellen, die kan alleen adviseren. Aangezien een kernindustrie nooit mogelijk is zonder de sterke wil en inbreng van de staat, bevindt zich hiermee regelgeving, controle, stimulering en realisatie van kernenergie in één hand: de locale overheid. Dit is een complexe belangenverstrengeling, die wel problemen moét geven. Dit is de VS al in de 70er jaren onderkend rond de Atomic Energy Commission, die toen dan ook opgesplitst is, maar lijkt op wereldschaal nog steeds niet goed opgelost te zijn.

Een kennis van me die deskundig is op het gebied van risicoanalyse verklaarde de ontwerpers van de Fukushima centrales voor gek.  Achteraf gezien is duidelijk dat er inderdaad totaal niet nagedacht is over het geval dat er tóch een ongeluk zou plaatsvinden. Het lijkt me uitgesloten dat zoiets bij een uitgebreide veiligheidsanalyse over het hoofd gezien wordt. Vandaar mijn vermoeden dat hier de eerder genoemde politiek-psychologische argumenten meegespeeld hebben.

In de toekomst moet zoiets niet meer mogelijk zijn.

Het IEAE, of een andere volledig onafhankelijke instantie, moet zich over deze problematiek buigen, en kunnen ingrijpen bij ontwerpen of projecten die in aanbouw zijn, wanneer ze daar aanleiding toe ziet. Angst voor de publieke opinie mag daarbij geen rol meer spelen.

Stoppen met kernenergie?

Op het moment wordt ca17% van de elektriciteit opgewekt met kernenergie, door ca 450 voor het merendeel oude kleine centrales. In west europa is het aandeel 35%.

Van de totale wereld energieproductie is dat zo’n 2% elektrisch of 5% thermisch.

Om dit marktaandeel de komende 40 jaar te behouden bij een stijgende elektriciteitsvraag, zal de nucleaire industrie alle zeilen moeten bijzetten om 500 grote nieuwe centrales te realiseren. Op het moment zijn er 60 in aanbouw, en vóór de Fukushima ramp was de (recent wel erg optimistisch bijgestelde) verwachting van de IAEA dat er al tegen 2030 nog eens ca 350 bij zouden komen.

Het sluiten van de huidige centrales en het stoppen van de nieuwbouw zou leiden tot een enorme toename van het gebruik van fossiele brandstoffen. Er is namelijk geen alternatieve technologie beschikbaar die dermate grote hoeveelheden energie kan produceren. Deels omdat het decennia zou duren om de productiecapaciteit ervoor op te schalen, en deels omdat van alle bekende alternatieve technologieën de kostprijs, inclusief inpassing in het net, dermate hoog is dat die een diepe wereldwijde  economische recessie zou veroorzaken.

De economieën die beslissen over de energieproductie in de toekomst zijn India en China, in 2050 samen goed voor de helft van het wereld energiegebruik. Die hebben beiden zo weinig fossiel dat ze beslist door zullen gaan met kernenergie om de energiehonger van hun in koopkracht groeiende bevolking te stillen. Dat geldt in nog veel sterkere mate voor Japan, dus is het haast ondenkbaar dat men daar het nucleaire programma stillegt, zoals nu gesuggereerd wordt. Aan de harde  randvoorwaarden zal Fukushima niets veranderen.

Voor de opbloeiende nucleaire renaissance in westerse democratieën, mede als gevolg van de angst voor CO2,  zou Fukushima de nekslag kunnen betekenen, wellicht ook omdat de angst voor CO2 weg begint te ebben.

Tot mijn verbazing blijkt deze ontwikkeling zich nog niet echt af te tekenen: de bevolking reageert tot nog toe opvallend kalm. Misschien ook omdat de anti-nucleaire beweging zich tot nu toe bijzonder terughoudend heeft opgesteld, om niet de indruk te wekken profijt te willen slaan uit deze ramp. Misschien slaat het sentiment om wanneer deze beweging op stoom komt met uit Fukushima afgeleide antipropaganda. Dat moet er uiteraard toch van gaan komen.
Anderzijds zou ook de sterk apocalyptische associatie met kernrampen uit het verleden door Fukushima wel eens sterk gematigd kunnen worden, mede door wat er inmiddels over Tsjernobyl bekend is. Die invloed heeft het in ieder geval  op mij gehad.

De stellingname van veel nucleaire voorstanders dat we nucleair tijdelijk nodig hebben op weg naar een duurzame energievoorziening is zoals ik al eerder uitlegde niet een juiste voorstelling van zaken. We kunnen niet zonder nucleair, maar het kan maar een fractie van ons totale fossiele energiegebruik vervangen.  Dit laatste geldt overigens nog veel sterker voor de alternatieve bronnen.

Mijn persoonlijke mening is echter dat vooralsnog nucleair (fusie of splijting) veruit de grootste kans maakt om uiteindelijk over honderd jaar de fossiele brandstoffen van de eerste plaats in onze energieproductie te verdringen.

Om dat mogelijk te maken, moeten we een gezonde nucleaire industrie opbouwen. Dat kost tientallen jaren, en daar moeten we dus nu mee beginnen. Uiteindelijk zijn er tienduizend centrales nodig. Die kunnen alleen veilig en betaalbaar zijn, met een duurzame splijtstofcyclus, als daar vele tientallen jaren hard aan ontwikkeld wordt, wat vele miljarden kost. Die miljarden kunnen alleen door een bloeiende nucleaire industrietak worden opgebracht.

Dat is voor mij de reden om wijze lessen te trekken uit Fukushima, maar daarna toch – zij het uiterst prudent – voort te gaan op de ingeslagen nucleaire weg.

(Met dank aan Dr. ir. Jan Leen Kloosterman voor het beschikbaar stellen van zijn presentatie tbv mijn illustraties, en aan Ir. Folkert Draaisma voor zijn aanvullingen)

Toevoeging (zondagmiddag 15 mei)

De laatste ontwikkelingen in Fukushima zijn niet gunstig. Het gevaar voor nieuwe ernstige uitstoot is nog niet geweken. Voor een betrouwbare en regelmatige update met inside informatie,  zie de twitter account van Diederik Samsom.