Wat er in de discussie in wetenschappelijke kring over het broeikaseffect nu eigenlijk ‘broeit’

Het is wellicht nuttig om nog eens het gezonde en ongezonde deel van de standaard greenhouse theorie (SGHT) uiteen te zetten, zoals Noor van Andel en ik dat zagen. Dit naar aanleiding van recente discussies over stukken van Postma (over het fundamenteel ontkennen van de SGHT) en Nahle (de behandeling van een broeikasmodel dat wetenschappelijk voor de aardse atmosfeer van geen betekenis is).

Atmosfeer + oppervlak worden door straling van de zon S opgewarmd. De top van de atmosfeer zendt bij evenwicht de zelfde hoeveelheid als IR uit, OLR (outgoing long wave radiation). S=OLR. Neem aan, de optische dichtheid (OD) neemt een beetje toe. dan wordt OLR kleiner terwijl S constant blijft. Atmosfeer en oppervlak worden wat warmer. Tot dat de OLR weer naar zijn oorspronkelijke waarde teruggaat en weer gelijk aan S wordt. Maar ondertussen is de warmte inhoud van atmosfeer + oppervlak wel toegenomen.

Tot zover het ‘gezonde’ deel van de broeikas theorie. (Gebaseerd op uitsluitend stralings-fysica).

Het ongezonde deel begint met de veronderstelling dat dit op de waterplaneet een nieuwe permanente toestand zal blijven. Als de oppervlakte temperatuur toeneemt, neemt de waterverdamping toe, koelt het oppervlak af. Met de damp wordt latente warmte in de atmosfeer gebracht. Bij condensatie komt deze in de atmosfeer weer vrij. Dus om te beginnen is het effect dat de atmosfeer relatief warmer wordt dan het oppervlak. Maar hoe gaat de warmere atmosfeer zich nu gedragen? Die gaat meer stralen, zowel richting heelal als richting oppervlak. In de back-radiation zit de potentie dat toch de oppervlakte temperatuur weer wat gaat stijgen. Volgens AGW aanhangers zelfs sterker dan alleen van CO2 toename mag worden verwacht, omdat warme lucht meer waterdamp kan vasthouden. Dit noemt men dan het ‘versterkte’ broeikas effect. (Nog steeds geen ongezonde toepassing van stralings-fysica.) Maar blijft die lucht wel warmer?

Hier begint het meer gecompliceerde probleem met de gecombineerde massa-warmte processen, waarop Noor van Andel zich dus heeft geworpen. En dat mag je niet modelmatig op een enkele plaats bekijken. Hier begint de mondiale beschouwing waarbij er van wordt uitgegaan dat de relatief warme equatoriale zone, met een sterke convectie in feite de gemiddelde oppervlakte temperatuur van de hele planeet bepaalt. (Dat is klassieke klimatologie). De sterke convectie in de equatoriale zone, met aan de top dikke cumulus wolken, dringen hoger in de atmosfeer door en hiervan wordt een versterkte uitstraling richting heelal verwacht (zie ook Spencer die meent dat de uitstraling richting heelal in klimaatmodellen ernstig is onderschat).

Klimaatmodellen, waarop AGWers zich baseren, komen aan de behandeling van de wolkvorming in het geheel nog niet toe. Zie verder Noor van Andel’s laatste stukje in SPIL”waarom de modellen de mist in gaan”.

Waarom houden de AGWers toch hun opvatting vol? Dat zit hem hierin. Je kunt berekenen dat de back radiation waarop de SGHT berust, gedeeltelijk van H2O afkomstig is maar ook van CO2. Dus moet CO2 een bijdrage aan het broeikaseffect leveren. Dat zou waar zijn, als er bij toename van CO2, niets anders verandert. De AGW antagonisten zeggen nu, er verandert wel degelijk wat, en de processen die daarbij een rol spelen, houden de oppervlakte temperatuur binnen nauwere grenzen, dan van een verwachte terugstraling van CO2 (theoretisch) mag worden verwacht.

Mensen als Nahle gaan een stap verder, en stellen dat de OD in de atmosfeer voor de oppervlakte temperatuur in het geheel niet van belang zijn. (Zie Wood). Dat kan best waar zijn als de OD hoofdzakelijk het gevolg is van de andere meteorologische processen en niet het omgekeerde. Maar de argumenten die Nahle en Postma gebruiken zijn niet overtuigend en soms zelfs in strijd met de natuurkunde wetten.