RZOnderstaand een gastblog van Han Lindeboom (Imares, WUR) hij was niet blij met onze aandacht voor zijn optreden voor Greenpeace en de Waarheid op Wad-reeks en mailde me: we hebben hem in reactie hier de mogelijkheid geboden zijn weerwoord te bieden na 2 fosfaatvrije weken op Climategate. Sportief dat hij het doet, later volgt de rebuttal van Boddeke en Hagel die in de jaren negentig constateerden dat de eutrofiering positieve gevolgen had voor primaire productie en visbestanden

Han Lindeboom (Imares)
Waarom zouden we de fosfaataanvoer naar zee kunstmatig verhogen als op het moment dat de fosfaatconcentraties langs de kust op het laagste niveau zitten in Visserij Nieuws van 1 juli jl staat dat het crescendo gaat met de platvisbestanden, en dat de scholbestanden het hoogste zijn sinds het begin van de metingen in 1957 en Trouw op 5 april schreef dat er een luxeprobleem is omdat er te veel garnalen zijn?

Over tegenstrijdige signalen gesproken: In Visserij Nieuws van 22 juli stond op bladzijde 3 maar 2 kolommen uit elkaar dat de PVV, die tegen beschermde gebieden is, zegt: “Onze vissers staan er vreselijk slecht voor. Nu mogen ze nog minder vissen, terwijl de zeeën bulken van de vis”, en vlak daarnaast “De PVV wil zo snel mogelijk duidelijkheid over de afgenomen afvoer van fosfaat en de teruggelopen visstand in de Noordzee”. Ja, wat is het nou?

Gebaseerd op Boddeke en Hagel
Bij het aandringen op fosfaatverhoging wordt steeds verwezen naar een artikel van Boddeke en Hagel. Maar wat hebben zij geschreven?
Dolf Boddeke was de garnalenbioloog van het RIVO en heeft o.a. in 1996 een artikel geschreven over de garnalen populatie langs de Hollandse kust in relatie tot visserij en fosfaatafvoer. In dit artikel vergelijkt hij de garnalenstand tussen 1980 en 1982 met die tussen 1991 en 1993.

Die laatste is lager en omdat fosfaat ook lager is moet dat wel de oorzaak zijn. De vangsten in het tweede halfjaar zijn in 90-92 ook lager dan in 80-82. In het eerste halfjaar zijn in beide perioden de vangsten niet verschillend, dat komt volgens het artikel door verlaagde predatie.

Als je die twee perioden neemt zal dat er wel uitkomen. Maar we zijn nu ruim 15 jaar verder en hebben veel meer gegevens. Collega’s van mij zijn bezig die op een rij te zetten. Ik wil daar niet op vooruit lopen maar wel vast twee van hun (deel)figuren laten zien.

Figuur 1: Trends in de garnalendichtheid (kg/10000m2) in de Hollandse kustzone (links) en de westelijke Waddenzee (rechts).

In de kustzone zien we inderdaad een verhoging in de periode 1980-1990.
Het feit dat Boddeke de hoge piek van 1980 in zijn analyses heeft zitten verklaart voor een deel zijn uitkomst. Misschien kun je met recht zeggen dat fosfaat in de kustzone een invloed heeft gehad op de hogere maxima tussen 1980 en 1990. De rechter grafiek laat echter zien dat in de westelijke Waddenzee de garnalenstand vanaf 1970 tot heden alleen maar toeneemt. En dit ondanks dat de fosfaatconcentraties daar sterk zijn gedaald. De hypothese van Boddeke over garnalen en fosfaat is met deze gegevens dus te weerleggen. Ik nodig hem als collega gaarne uit om zijn analyse uit 1996 nog een keer over te doen met de gegevens die we nu bij IMARES beschikbaar hebben.

Van het artikel van Boddeke en Hagel verscheen de eerste versie in 1991als discussiestuk in een ICES comité onder de titel “Eutrophication of the North Sea Continental Zone, a blessing in disguise”. Later verscheen dit stuk in de Proceedings of the World Fisheries Congress onder de titel “Eutrophication, Fisheries and Productivity of the North Sea Continental Zone”.
Uit de toename in de demersale visvangst tot 1985 concluderen de auteurs dat een afname in fosfaatafvoer waarschijnlijk negatieve effecten op de productiviteit van vissen zal hebben. Echter, in de discussie staat: “A causal relationship between eutrophication and increased landings is hard to prove. Other factors like incidental yearclass strength and fishing pressure also have a considerable influence on North Sea fish stocks and landings”.

Vervolgens wordt uit een fosfaatproef in Schotse fjorden in 1942-43, waarbij kunstmest toevoeging leidde tot harder groeiende schollen en tongen, en de fosfaatconcentraties in de Rijn geconcludeerd dat het bij ons toch wel fosfaat moet zijn. Het enige waar dit artikel een mogelijk plausibel verband weet te leggen is het met een cm per jaar harder groeien van vrouwelijk tong (de mannetjes werden kleiner) en van schol in de periode met hoge fosfaataanvoer. Dat harder groeien wordt inderdaad tot op heden bevestigd. Maar of dat ook de vangsten beïnvloedt? De hoge scholstand van dit ogenblik laat zien dat ook hier resultaten uit het verleden geen garantie zijn voor de toekomst.

    De uitkomsten in de artikelen van Boddeke en Hagel zijn door nieuwe data en inzichten achterhaald.
    In de tijdgeest van toen hebben ze misschien mensen wakker geschud, met de kennis van nu zouden ze het anders opschrijven.

Het zoete water moet echt schoon.
Het meeste fosfaat komt via zoetwater naar de zee. Er waren heel goede redenen om dat zoete water schoon te maken, waardoor de afvoer naar zee ook sterk terugliep.
Zo schreef Boddeke in 1971 in het boekje “Vissen & vissen” het volgende: “Volgens een recent Amerikaans onderzoek wordt een bijzonder belangrijke bijdrage aan de watervervuiling geleverd door detergenten, de synthetische wasmiddelen, die was en vaat zo door en door schoon maken.

Het uiteindelijke effect van deze middelen op het buitenwater is echter allerminst schoon. Detergenten bestaan voor ongeveer 40% uit fosfaten, die na hun tocht door de wasmachine en riolering gaan functioneren als voedingszouten voor algen en andere waterplanten. Overmatige ontwikkeling van algen is op zichzelf al hinderlijk, het water wordt ondoorzichtig groen of blauwgroen, maar veel erger wordt de situatie als deze algen gaan afsterven.

Voor de mineralisatie van organisch materiaal is veel zuurstof nodig, die aan de omgeving wordt onttrokken. Is de hoeveelheid algen overmatig groot, dan treedt bij het afsterven zuurstofgebrek op en krijgt men rotting, met alle kwalijke gevolgen van dien voor de dieren in het water. In Duitsland begint men het gevaar van detergenten te onderkennen en staan hoge boetes van DM 5000 tot een gevangenisstraf van 2 jaar op het met chemische middelen wassen van de auto langs de waterkant.” Einde citaat.

    Helemaal mee eens. En dat het verder terugdringen nog steeds nodig is blijkt uit recente foto’s in diverse kranten van smerig zwemwater waar zelf honden niet meer in mogen.

Hebben wij in zee nooit problemen met algen gehad?
Toen ik een paar jaar geleden een garnalenvisser vroeg wat hij de afgelopen decennia als de grootste verandering in de Waddenzee had ervaren was het verrassende antwoord: ”Het feit dat we tegenwoordig ook in de zomer op garnalen kunnen vissen”. Hoezo kon dat dan niet? “Nee vroeger kwam het net vanaf midden juli stijf van de zeesla te staan en was er geen garnaal uit het net te krijgen, nu kunnen we het hele jaar doorvissen”. Er is voor zover ik weet geen onderzoek naar gedaan, maar het zou mij niet verbazen als het iets met eutrofiering te maken had.
In China kunnen ze daarover ook meepraten.

Hoe zo algenoverlast?
Het groengekleurde strand van Zhanqiao Pier bij de stad Qiangdao op 14 juli. De stad ligt aan de Gele Zee, ten zuiden van de hoofdstad Beijing. De foto is gepubliceerd op de nieuwssite China daily en in het bijschrift wordt vermeld dat het strand die dag vanwege de algenoverlast om 3 uur is gesloten. Andere kant van de wereld? In Frankrijk hebben ze recent een deel van hun wadden voor bezoekers af moeten sluiten omdat de sulfide concentraties voor de mens dodelijke waarden bereikten, en ook voor wilde zwijnen, zie NRC van 28 juli 2011. Waarschijnlijk door afvoer van mest naar zee!

    Maar goed, stel dat we toch fosfaat aan de zee willen toevoegen

Mogelijke effecten van fosfaattoevoegingen.
Fosfaat toevoegen zal alleen tot resultaten leiden als men dit in een periode doet dat fosfaat limiterend is voor de primaire productie. Het op het juiste moment (april-juli) toevoegen van fosfaat aan het mariene ecosysteem leidt waarschijnlijk tot een verhoging van de algenproductie in dat jaargetijde. Rekening houdend met de verblijftijd in de Nederlandse kustzone van circa drie maanden, zou al ongeveer drie maanden voor begin van de gelimiteerde periode met P-toevoeging moeten worden begonnen.

In andere jaargetijden heeft het toevoegen van extra fosfaat waarschijnlijk geen effect. In de Noordzeekustzone leven zo’n 50 algensoorten in belangrijke aantallen. Die zijn niet alle 50 even sterk in de competitie om fosfaat. Méér fosfaat in zee zal daarom sommige algen meer “helpen” dan andere. Daarom is het zeer waarschijnlijk dat meer fosfaat niet leidt tot meer van alle algen, maar eerder dat
fosfaattoevoeging leidt tot meer van sómmige algen.

Welke algen is niet op voorhand te zeggen, maar de kans dat ook plaagalgen zullen profiteren is zeker niet uit te sluiten. Met name in het toeristenseizoen zou extra schuimvorming op de stranden tot problemen kunnen leiden. Een toename in het voorkomen van giftige algen kan nadelig zijn voor de schelpdiervisserij, aquacultuur en mogelijk voor de sportvisserij.

Een toename in de hoeveelheid algen kan leiden tot een hogere productie van zooplankton en mosselen. Of dit zich vervolgens door vertaalt naar carnivoren, en naar welke carnivoren, is uiterst onzeker en kan afhankelijk van de omstandigheden heel anders uitpakken dan de bedoeling was. Er is geen wetenschappelijke basis voor het bemesten van de Noordzee ten behoeve van een verhoging van de productie van schol en tong, hooguit gaan ze circa 1 cm per jaar harder groeien.

Omdat we er maximaal een paar promille van de toegevoegde fosfaat weer uithalen in de vorm van schelpdieren of vis, zal meer dan 99% doorstromen naar Duitse en Deense kustwateren, waar dit ook tot lokale problemen kan leiden. Zij zullen dit niet waarderen: wij de lusten (?), zij de lasten. Er zijn internationale afspraken en verdragen over vervuiling en de EU Kaderrichtlijn Water is hier ook duidelijk over. Fosfaat toevoegen aan de zee is strijdig met internationale afspraken.

Wie gaat het betalen?
Ik snap echt niet waarom we extra fosfaat naar zee willen, maar als het dan toch moet wie gaat het dan betalen? In onze scenario berekeningen kwamen wij, afhankelijk van doel, tijd, plaats, manier en milieuvoorschriften op een bedrag tussen de 2 en 15 miljoen Euro per jaar. En voor enig resultaat moet je het minstens 3 jaar doen.

Moet de overheid dit betalen? Waarom, de boeren krijgen toch ook geen subsidie op kunstmest?
De garnalenvissers? Er zijn garnalen zat en ze lopen het risico dat de zeesla terugkomt.
De platvisvissers? Het gaat crescendo met de schol en tong doet het ook niet slecht. Net als bij de garnalenvissers zit hun probleem nu hoofdzakelijk in de prijs die ze voor hun product krijgen. Als ze al geld voor iets over hebben zou ik het toch eerder in het creëren van betere markten dan in het verrijken (?) van de zee stoppen.

De mosselvissers dan? Er zijn dit jaar aanwijzingen dat de mossels minder snel groeiden. Dat kan aan fosfaat liggen. Dus bemesting voor beetje beter vleesgewicht? Zit wel een risico aan dat er een toxische algenbloei ontstaat die diarree of nog erger verlamming na het eten van mossels veroorzaakt. Hun probleem is een tekort aan zaaimosselen. Ik zou mijn geld op MZIs (mosselzaad invang installaties) zetten.
Andere gegadigden?

Fosfaatvoorraad is eindig.
Fosfaat wordt gewonnen als delfstof en de wereldvoorraden zijn uiterst eindig. In een artikel in De economist in 2010 geeft Keyzer aan dat de verwachte fosfaatvoorraden afhankelijk van het mondiale groeiscenario nog 80 tot 100 jaar kunnen voorzien in de mondiale fosfaat behoefte. Nu kunnen we over die einddatum discussiëren, maar feit blijft dat het binnen afzienbare tijd op kan zijn. Keyzer wijst er op dat we zo snel mogelijk naar recycling van het gebruikte fosfaat moeten, op land kan dat, maar gebruik in zee leidt tot verlies van dit fosfaat, waarna het niet herwinbaar is. Toevoegen aan de zee levert geen bijdrage aan een duurzaam gebruik van deze eindige hulpbron.

Toch een experiment?
In ons rapport voor het ministerie van EL&I hebben wij 3 scenario’s uitgewerkt, toevoeging fosfaat bij Hoek van Holland, toevoeging fosfaat bij Den Oever in de Waddenzee en het uitzetten van de fosfaat verwijderende trap bij waterzuivering Delfland. Voor details verwijs ik naar hier (bladzijde 27 e.v.).

Wij kwamen tot de conclusie dat de beide eerste opties duur zijn en veel risico’s kennen. Het uitzetten van de fosfaatverwijdering in zuiveringsinstallaties lijkt de enige reële mogelijkheid. Als je dat bij alle zuiveringsinstallaties doet die min of meer rechtstreeks in zee lozen (je wilt het fosfaat niet in het zoete water!), kan dit een tijdelijke verhoogde aanvoer van fosfaat in de kustzone bewerkstelligen.

Als je dat dan van april tot juli doet en dezelfde hoeveelheid er in de zuiveringsinstallaties tussen september en februari extra uithaalt zou je misschien zelfs binnen de regelgeving kunnen blijven en problemen met de buurlanden kunnen minimaliseren. De kosten hiervoor zijn niet groot, wel moet de compensatie in andere jaargetijden betaald worden en dat kan aardig oplopen.

Wat mij wel opvalt is dat hoewel het fosfaat uit de wasmiddelen is verdwenen ons afwasmiddel nog steeds 30% fosfaat bevat. Kijk maar op de verpakking! Dus er gaat nog steeds heel wat fosfaat door ons riool.

    Tot slot: Het toevoegen van fosfaat aan de zee verhoogt misschien de groei van dieren die toch al in de kustzone zitten, maar het is duur en heeft ook grote risico’s. Het grootste deel verdwijnt uiteindelijk in de oceaan en draagt niet bij aan een duurzaam gebruik van deze schaarse hulpbron. Ik zou er niet aan beginnen.