Zoals Arthur Rörsch al opmerkte, volhardt de KNAW in het negeren van ernstige kritiek van medewetenschappers op de in oktober uitgebrachte klimaatbrochure. Het lijkt erop dat men de lippen stijf op elkaar houdt en erop hoopt dat de storm wel zal luwen wanneer Dijkgraaf naar de VS vertrokken is.
Maar zo gemakkelijk zal dat niet gaan.

De kritiek zwelt aan en raakt nu de KNAW zelf
Vandaag is een vierde, deze keer aanzienlijk scherper geformuleerde brief aan president Dijkgraaf gestuurd. Na de vorige brieven aan de KNAW en ons symposium in Nieuwspoort, waarin de nadruk lag  op de (klimaat-) wetenschappelijke inhoud, focust deze brief zich vooral op de laakbare houding van de KNAW in deze affaire.
Dit aspect stelde ik al  aan de orde in mijn presentatie in Nieuwspoort, waarvan u hier het videoverslag kunt bekijken. U kunt zich voor deze gelegenheid beperken tot het stuk van de 17e tot de 23e minuut, zoals onder aan te klikken. De letterlijke teksten die ik aanhaalde vindt u in mijn schriftelijke presentatie.

httpv://youtu.be/Ye6beLVdL1Q

De brief stelt onomwonden dat Dijkgraaf door het negeren van kritiek de KNAW in diskrediet heeft gebracht.  Immers: de organisatie mengt zich wel met veel aplomb in het publieke debat, maar verwaardigt zich vervolgens niet om op serieuze wetenschappelijke kritiek te reageren.
Dit roept de ernstige vraag op, of deze opstelling wel te rijmen is met de geheel onafhankelijke status van de KNAW. Die vereist namelijk een volstrekte integriteit en grote wetenschappelijke zorgvuldigheid.

Zo is de affaire van een onenigheid over een brochure geëscaleerd tot een dispuut over het functioneren van de KNAW in het publieke debat, en de vrijheid die zij zich daarbij kan permitteren, gezien haar missie.          

 

Open brief aan Robbert Dijkgraaf, president van de KNAW

1 mei 2012

 

Aan de President van de KNAW

Betreft: KNAW-klimaatbrochure

Geachte Heer Dijkgraaf,

Ondergetekenden hebben met zorg de ontwikkelingen gevolgd rond het uitbrengen van de KNAW-klimaatbrochure in oktober 2011. Kort na het uitkomen hiervan is door 23 wetenschappers en bij de klimaatdiscussie betrokkenen een zorgvuldig onderbouwd en gemotiveerd schriftelijk verzoek gedaan om deze brochure terug te trekken.

De reden hiervoor was dat u in het voorwoord van deze brochure stelde dat deze “de harde feiten over het klimaat” bevatte, en dat de stellingen in het laatste hoofdstuk “zaken betrof waarover de wetenschap het eens is”. Dit is een zeer stellige en principiële stellingname in het klimaatdebat, die grote gevolgen heeft voor de basis waarop in Nederland overheidsbeleid tot stand zou moeten komen. De brochure is ook duidelijk met die intentie gemaakt, aangezien hij ogenblikkelijk na het uitkomen aan het parlement is aangeboden ter onderbouwing van het klimaatbeleid.

Nu is het moeilijk om aan te tonen welke wetenschappers gelijk hebben als het gaat over het klimaat, de aanhangers van de AGW-hypothese of de zogenoemde sceptische wetenschappers, maar het is wel eenvoudig vast te stellen of er over een bepaald onderwerp al dan niet verschil van mening is onder wetenschappers.

De 23 ondertekenaars van de aanvankelijke brief hebben een aantal voorbeelden genoemd van punten in de brochure waar wel degelijk ernstige wetenschappelijke onenigheid over bestaat. Bij het seminar in Nieuwspoort op 12 december 2011 is hier inhoudelijk nog veel dieper op ingegaan, in aanwezigheid van de voorzitter van de brochurecommissie prof Rabbinge.

De brief van de 23 en het seminar leverden overvloedig bewijs dat de brochure niet alleen harde feiten over het klimaat bevat: veel van de standpunten erin zijn die van het IPCC, en vormen juist de kern van het debat tussen de sceptische wetenschappers en het IPCC.

Bij het seminar heeft Prof Rabbinge bovendien herhaaldelijk en nadrukkelijk gesteld dat de brochure niet de harde feiten over het klimaat bevat, zoals in het voorwoord door u gesteld, maar juist bedoeld is als aanzet tot verdere discussie.

Hieruit kan alleen maar geconcludeerd worden dat uw claims in het voorwoord onhoudbaar zijn, en de brochure dus in zijn huidige vorm misleidend is. Hiermee is het parlement verkeerd geïnformeerd.

Gezien de plaats die de KNAW ambieert als objectief voorlichter van het parlement vanuit de wetenschap, is er hier dus sprake van een betreurenswaardige situatie, die zo snel mogelijk rechtgezet dient te worden.

Het verbaast ons zeer dat de schrijvers van het verzoek tot terugtrekking in de zes maanden sinds het versturen ervan niet één formele reactie van de KNAW hebben ontvangen – niet eens een ontvangstbevestiging, hoewel daar nadrukkelijk in de brief én in de begeleidende email om was gevraagd. Ook op herhaalde schriftelijke verzoeken om alsnog op de brief in te gaan op 8 februari en 16 april is tot nu toe niet gereageerd.

Hierdoor ontstaat ons inziens een nieuwe situatie, die de KNAW fundamenteel raakt, los van de klimaatdiscussie.

De KNAW is een zelfstandig, volstrekt onafhankelijk instituut, dat geen verantwoording hoeft af te leggen aan de politiek, ondanks dat het jaarlijks ca €150 miljoen overheidsgeld ontvangt voor het vervullen van haar taken. Deze zelfstandigheid garandeert een onafhankelijke stem van de wetenschap over wetenschapsaangelegenheden, en waar dat te pas komt ook over beleidsaspecten die met wetenschap te maken hebben. Dit is een belangrijke verworvenheid van de wetenschappelijke gemeenschap.

Maar dit houdt ons inziens niet in dat het de KNAW vrij staat zich bij voorbaat volledig te onttrekken aan elke vorm van kritiek. Zeker niet wanneer deze komt van gerespecteerde mede-wetenschappers, waaronder een ter zake kundig eigen KNAW-lid. De KNAW mengt zich nadrukkelijk in het publieke debat, en dient dan ook aanspreekbaar te zijn op haar inbreng.

Wanneer de KNAW haar wetenschappelijke objectiviteit verliest en een politiek gekleurd standpunt inneemt, daarbij alle kritiek uit de maatschappij én uit eigen wetenschappelijke gelederen naast zich neerlegt, en zich niet eens verwaardigt erop te reageren, dan ontstaat er een onwenselijke situatie die redressering behoeft.

Wanneer de KNAW volhardt in het negeren van de serieuze kritiek op haar klimaatbrochure, spelen er dus inmiddels twee kwesties:

1. De aangetoond misleidende claims in de klimaatbrochure.

2. De wijze waarop de KNAW serieuze kritiek van medewetenschappers negeert en daardoor haar onafhankelijke positie in diskrediet brengt.

Het bovenstaande overwegende zijn de ondergetekenden van mening:

a. dat van u als president van de KNAW gevraagd mag worden dat u alsnog schriftelijk reageert op het aan u gestuurde verzoek tot intrekking van de brochure;

b. dat deze reactie het terugtrekken van de brochure zou moeten inhouden;

c. dat, mocht besloten zijn tot het niet terugtrekken van de brochure, u daarvoor een motivering dient te overleggen, die recht doet aan de in de eerdere correspondentie geuite inhoudelijke bezwaren tegen de claims in de brochure.

In afwachting van uw reactie,

Hoogachend,

 

De ondertekenaars:

Peter Bloemers, em. hoogleraar biochemie, Radboud Universiteit Nijmegen

Anne Debeil, chemica

Ralf Dekker, voorzitter Groene Rekenkamer

Hans Erren, geofysicus

Bas van Geel, hoofddocent paleo-ecologie, universiteit van Amsterdam.

Kees de Groot, geochemicus, ex-Vice President E(xploratie en) P(roductie) Research and Technology, Royal Dutch Shell

Albert Jacobs, geoloog

Hub Jongen, elektrotechnisch ingenieur

Rob Kouffeld, em. hoogleraar energievoorziening, TU Delft

Hans Labohm, econoom en voormalig “expert reviewer” van het IPCC en met Dick Thoenes en Simon Rozendaal auteur van “Man-Made Global Warming: Unravelling a Dogma.”

Michael Limburg, Dipl. Ing.; Buchautor (Die Klimahysterie – was ist dran), Vizepräsident EIKE (Europäisches Institut für Klima und Energie)

Kees Le Pair, ex-directeur FOM & STW, Akademie Penning

Gerrit van der Lingen, geoloog, paleoklimatoloog

Henri Masson, chemisch ingenieur, em. hoogleraar Universiteit van Antwerpen, visiting professor Maastricht School of Management, ex member of the Board & Executive Committee of the European Society for Engineers and Industrialists (SEII), ex Vice-President van de ‘Société Royale Belge des Ingénieurs et Industriels’ (SRBII, franstallige ingenieurs van Belgie)

Rob Meloen, em. hoogleraar moleculaire herkenning, Universiteit Utrecht

Jan Mulderink, chemisch technoloog, oud-directeur AKZO research Arnhem, oud-voorzitter Stichting Duurzame Chemische Technologie in Wageningen

Harry Priem, geoloog, em. hoogleraar planetaire- en isotopengeologie, oud-directeur ZWO/NWO Instituut voor Isotopen-Geofysisch Onderzoek, oud-voorzitter Koninklijk Nederlands Geologisch en Mijnbouwkundig Genootschap

Arthur Rörsch, moleculair bioloog, oud vice-voorzitter RvB TNO

Henk Schalke, voorzitter management team IUGS-UNESCO

Frans Sluijter, em. hoogleraar theoretische natuurkunde TU Eindhoven, voorzitter Stichting Skepsis

Hajo Smit, meteoroloog

Henk Tennekes, voormalig directeur wetenschappelijk onderzoek KNMI

Dick Thoenes, em. hoogleraar chemische proceskunde TU Eindhoven, oud-voorzitter Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging

Theo Wolters, ingenieur TU Delft (Industrieel Ontwerpen), directeur-eigenaar van Fabrique Invent, ingenieursbureau voor productontwikkeling

Rypke Zeilmaker, natuur/wetenschapsauteur

Peter Ziegler, em. hoogleraar geologie Universiteit van Basel, ‘rustend’ lid van de sectie aardwetenschappen KNAW