Alleen welvarende mensen hebben vrije tijd en geld voor natuur over, mijn rug hier in Eilat is bekend bij lezers van de Frankfurter Algemeine

We zitten in een biodiversiteitscrisis dankzij Westerse overconsumptie. Tenzij we onze welvaart opgeven. Zo luidt de orthodoxe leer rond grote milieuconferenties als de Earth Summit deze maand in Rio de Janeiro. Een realistischer geluid met onweerlegbaar bewijs is ook mogelijk. Welvaart en ontwikkeling is goed voor natuur op aarde, vooral op ons hele kleine stukje daarvan.

Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving in 2009 zou in Nederland 85 procent van de ‘biodiversiteit’zijn verdwenen sinds 1900, getallen die gretig worden geciteerd door campagnegroepen als het Wereldnatuurfonds. Voor 2050 zou zelfs 60 procent kunnen verdwijnen volgens het milieupanel van de Verenigde Naties Unep.

Groene orthodoxie spreekt Westerse donateur aan
De suggestie is gewekt: een duidelijk verband tussen groeiende menselijke welvaart en de afname van natuurrrijkdom. Dat is de orthodoxe leer van Westerse campagneorganisaties. Zoals het (Westerse) WWF in haar eerste advertentie in 1961 al stelde zou de zwarte neushoorn het loodje leggen door‘de hebzucht van de mens’, U. Tenzij we nu radicaal veranderen. Maar hebt u zich ooit wel eens afgevragen: hoe meten en weten ze dat? Zo nee, dan wordt het de hoogste tijd.

Armoede slechter voor natuur
Er is namelijk geen harde relatie tussen groeiende (Westerse) welvaart en verlies van natuurWel bestaat veel bewijs voor het tegendeel. In armoedekampioen Afrika verdwijnt bijvoorbeeld ruim twee maal zoveel bos in houtvuurtjes om te koken, dan door commerciele houtkap: ze hebben geen geld voor een gasstelletje of elektrisch kookplaatje. Gelukkig voor mens en natuur staat armoedebestrijding in Rio weer hoog op de agenda.

Nederland is proeftuin rest van de wereld
Laten we voor het gemak eens kijken naar de natuur in een welvarend land waar alle zaken als groeiend energieverbruik, bevolkingsdruk, toenemende bebouwing samenkomen. Nederland. De keuze voor Nederland heeft een belangrijker reden: Ons land is qua gegevens veruit de meest betrouwbare indicator voor een verband tussen welvaart en biodiversiteit, de variatie in levensvormen. We hebben – met Britten en Duitsers- de meeste welvarende vrijwilligers ter wereld die als hobby de natuur in trekken om te tellen, vooral vogels zijn populair. Sinds de jaren ’70 werd die hobby voor velen zelfs hun beroep, daar was geld voor.

De meest gebruikte en concrete manier om ‘biodiversiteit’te meten is het aantal soorten.
Wanneer je naar het aantal soorten kijkt, en de mate waarin ze voorkomen dan blijkt dat het aantal juist is tóegenomen. Dat valt eenvoudig op te maken uit telgegevens, samengevat in ‘De Nederlandse Biodiversiteit’ En een ander ijkpunt kiezen dan het Planbureau deed, namelijk 1970, of 1990.

Wat blijkt? Meer soorten er bij dan er weggingen
Afgelopen eeuw kreeg Nederland er 157 plantensoorten bij, terwijl er 45 verdwenen: een netto positief resultaat. Van 24 soorten amfibieen en reptielen namen 14 in aantal toe sinds 1990, 3 in aantal af en de rest is stabiel. Het aantal zoogdiersoorten nam toe, met nieuwkomers als de grijze zeehond en de sterke toename van de bruinvis in de Noordzee sinds 1990 met 41 procent per jaar. Het aantal vissoorten nam toe sinds 1990, mede dankzij betere waterkwaliteit door minder chemische vervuiling.

Vooral als vogelland tellen we mee.
Nederland kent volgens SOVON Vogelonderzoek 175 regelmatige broedvogels, waarvan 78 in aantal toenamen, en 59 in aantal afnamen. De mate van bedreiging voor vogels op de Rode Lijst is sinds 1990 afgenomen. In 1990 broedden 193 soorten in Nederland, dat in 2000 groeide naar 207 soorten met in 2009 ongeveer 200.

Spectaculaire nieuwkomers zijn de zeearend en kraanvogel. Er zijn ook verliezers, de soorten die van het landschap uit 1900 hielden als klapekster, en de weidevogels die gedijden bij de landbouwmethodes uit de jaren ´50. Persoonlijk mis ik de zingende veldleeuwerik, nog talrijk in mijn jeugd in de jaren ’80, in Friesland alleen nog te horen op de militaire vliegbasis Leeuwarden. Ander maaibeheer…

Als Nedernatuur net als in 1900 moet zijn, moeten we al onze nieuwe zeearenden afschieten


Vanwaar dus dit verschil met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en andere mega-uitsterfscenario’s? De ecologen van het Planbureau kiezen één ideaalbeeld, 1900 of mondiaal 1700: iedere later door mensen aangebrachte verandering heet vervolgens verslechtering. De rekenmethode kan geen herstel meerekenen, maar rekent het percentage veranderd landoppervlak om naar een theoretisch verlies van biodiversiteit.

Meer rood voor groen
Maar klopt dat wel? Het is ongetwijfeld waar dat van de kleinschalige agrarische natuurlandschapjes van negentiende eeuwse keuterboertjes – daar praten we hier over- nog maar 15 procent over is. Een blik op de Bosatlas toont hoe het ´rood´van bebouwing sinds 1900 de witte plekken op de kaart invult, met name in de Randstad en Brabant.

Maar herstel verwaarlozen is een doodzonde.
Een mooie weergave van natuurherstel vormt de herbebossing van Nederland. In 1900 was nauwelijks nog bos over, en dus waren er ook minder spechten. Nu hebben we weer 11 procent en veel soorten bosvogels doen het goed, zeker nu het bos ouder wordt en meer ecologisch beheerd. In Europa groeide het areaal bos van 1950 tot 2000 met 8 miljoen hectare.

Kapitaal en natuurwetgeving droegen bij aan herstel.
Zo kregen we in 1968 een natuurbeschermingswet, in 1936 al een wet voor de populairste diergroep de Vogelwet. Ook is onze boswet zo streng dat de regels véél strenger zijn dan wat houtkeurmerk FSC voorschrijft. Dankzij jaren van voorspoed konden we in 1990 vele miljarden euro’s investeren in een natuurnetwerk, de Ecologische Hoofdstructuur. Dankzij de landbouwintensivering was steeds minder boerengrond nodig voor landbouw, die vrijkwam voor natuur. Volgens schattingen besteden we jaarlijks rond de 30 miljard direct en indirect aan milieumaatregelen. Een verdubbeling ten opzichte van 1990.

Die wierpen hun vruchten af. Welvaart geeft toename in kennis van milieubeheer. Pas dankzij de economische crisis dalen voor het eerst in decennia de investeringen in Nedernatuur, en dan nog leggen we 10 ecoducten op de Veluwe aan.

    Dus, wordt een land welvarend, dan betekent dit weliswaar meer infrastructuur en bebouwing. Maar ook investeringen in kennis en beheer.

Zo startte een wetenschappelijker bosbeheer in Europa al voor 1800 in Duitsland. Juist in de Verenigde Staten, Europa, Australie en Nieuw Zeeland is het verlies van variatie in levensvormen het sterkste gekeerd: oorzaak, is de investering in natuurbescherming

Mega-uitsterfcijfers zijn dus academische oefeningen, en meer ‘bewustwordingswetenschap’ dan biologie. Niet de door wetenschap beschreven soorten gaan hier verloren, maar theoretische schattingen van nog niet beschreven soorten. Op basis van geschat ander landgebruik. De rekenmethode dient ook om voorspellingen te doen voor gebieden waarvan geen gegevens bestaan van ‘biodiversiteit’. In Banghladesh of Sudan, zijn veel minder welvarende vrijwilligers die netjes hun telformulieren inleveren bij Sovon, of in de VS bij de Audubon Society.

Mondiale ´biodiversiteitscrisis´vindt plaats achter de komma
Ook de claim dat voor 2050 zelfs 60 procent van de biodiversiteit zou kunnen verdwijnen, is zo’n theoretische projectie van verándering die achteruitgang heet. Geen door de wetenschap beschreven hoeveelheid soorten. In werkelijkheid is van de tussen 1,5 en 1,8 miljoen door de wetenschap beschreven soorten, waarvan de helft insecten, ongeveer 500 aantoonbaar uitgestorven. Dat is minder dan 0,03 procent.

    Mondiaal stierven van 1900 tot 2011 38 diersoorten uit, waarvan de helft ondersoorten van nog talrijke dieren als de steenbok en puma.Tegelijk blijft het aantal nieuwe soorten groeien dat de wetenschap beschrijft, met 18.000 per jaar.

Meeste ´dodo´s op eilanden, met 75 procent van de ´verdwijners´
Van de slachtoffers van onze globalisering, legde 75 procent het loodje op eilanden met de dodo op Mauritius als beroemdste voorbeeld. Dankzij Hollandse VOC-kolonisten, die het eiland vernoemden naar een lid van het koningshuis. Meestal stierven gedoemde dodo’s uit door introductie van exoten via schepen, en later vliegtuigen: niet inheemse varkens, ratten, katten die lokale zwakke broeders wegconcurreerden.

Schoolvoorbeeld van introductie van verkeerde exoten is Australie waar Westerse kolonisten zich in 1800 vestigden. Hier stierven 27 soorten buideldieren uit dankzij de komst van vos, kat en konijn. Van de 147.597 beschreven soorten in Australie. Dat is 0,02 procent van het totaal. Schrikt u daar van? Wel heet 20 procent van de zoogdieren hier ‘bedreigd’, maar dan is er ook meer aandacht, wetgeving en geld voor.

U gelooft liever doemverhalen dan bovenstaande? …
..Dan verandert dat niets aan de aangedragen getallen: welvaart – mits niet vertaald als ‘steeds meer van het zelfde’- is relatief goed voor soortenrijkdom, en u zit in Nederland boven op de bewijzen. Zelfs de wolf komt weer terug naar Wolfheze en Wolvega. Stichting Ark kreeg subsidie hem te verwelkomen, Duitse boeren geld om door wolven opgevreten vee te compenseren. De Aussies beschermen zelfs de dodelijke witte haai en zeekrokokil.

Maar geen enkele miljardeninvestering kan de eeuwige verandering in de natuur stoppen.
Met de Nedernatuur van 10.000 jaar geleden ging het 5000 voor christus al slecht. Als de natuur beslist gelijk moet zijn aan 1900 moeten we onze nieuw gevestigde 4 broedparen zeearenden afschieten. Eigenlijk verklaar je met zo’n statisch natuurideaal dat alle investering in natuurbescherming in het welvarende Westen zinloos was, eeuwig gedoemd te mislukken. Dat kan onmogelijk de bedoelde boodschap van Rio zijn.