De blogdiscussie over de Watts-temperatuurstudie versus Best van Richard Muller gaat in alle hevigheid door. Victor Venema schreef al vlot een recensie van het werk van Watts.

Volgens Venema toont Watts hoezeer de ruwe data zijn beinvloed door de positie van de thermometer in stedelijke omgeving. Maar hij onderbouwt volgens Venema NIET – en daar gaat het om– hoezeer de data NA HOMOGENISATIE zijn beinvloed. Terwijl die data in klimatologie gebruikt worden.

Onze klimatologisch denker Honest Broker ziet wél het belang van de Watts-studie en het onderliggende probleem: Je kunt grondstations niet op betrouwbare manier inzetten voor klimatologie.

Het onderliggende basisprobleem is dat het meetnetwerk van temperatuurstations niet voor klimatologische doeleinden is opgezet, en dat de 2-meter temperatuur feitelijk een onlogische keuze is voor een parameter om het klimaat mee te monitoren.

Watts én Muller bewijzen niets extra’s over broeikaseffect
Aan de andere kant van de plas geeft klimaatwetenschapper Judith Curry op haar blog een kritische bespreking van de pretenties van Richard Muller, die met zijn voorbarige en rammelende resultaten de New York Times bestormde. Nogmaals: de klimaatdiscussie gaat over de verhouding natuurlijke variatie versus CO2-signaal. Het IPCC stelde voor die zogenaamde attibutie (toekennen oorzaken trends) in 2009 nieuwe richtlijnen op.

Richard Muller’s studie heeft volgens Curry daar NIETS aan toegevoegd, terwijl zij kritisch blijft op het IPCC.

In my published Uncertainty Monster paper, we argued that that AR4 attribution statement was overconfident for the following reasons:

  • uncertainties in the models
  • failure to account for uncertainties in external forcing (particularly solar and aerosols) and the use of inverse modeling in determining aerosol forcing
  • inadequacy of the climate models in simulating natural internal variability on multidecadal (>30 years) timescales
  • bootstrapped plausibility and circular reasoning in the detection and attribution arguments
  • Maar ze stelt ook dat ‘niemand met wie ik praat twijfelt dat toevoegen van CO2 het aardoppervlak opwarmt, all things being equal‘. De vraag blijft hoeveel, en hoe snel, langzaam en geleidelijk of schoksgewijs.