Menenpoort Ieper: de Westerse geschiedenis falsificeert politiek correcte aannames. Een mannenleven was veel minder waard

Ook bij ‘jonge filosofen’- 3 jaar ouder dan ik- moeten we tegenwoordig bezorgd doen over de ‘klimaatcrisis’. Dat blijkt nadat ik gisteravond het populaire ‘Dus ik ben‘ las, ‘een zoektocht naar identiteit’ van filosofen Stine Jensen en Rob Wijnberg. Wijnberg is hoofdredacteur van NRC Next. Bijzonder actueel, de identiteitsvraag, dus daarom deze eindejaarsblog die geschikt is voor mensen die kunnen lezen.

Waar gaat het Westen heen
We zien hoe Nederland macht uitlevert aan Brussel. De beeldenstorm van ’68 verwoestte de culturele en morele wortels van het Westen, kerken worden gesloopt, ismes zijn over datum. De economische macht begint te tanen, zie ook Ian Morris ‘Why the West rules for now’. Dus logischerwijze dringt de vraag zich op: wie zijn wij en hoe definiëren wij onszelf? Wat had dat leuk geweest, als Wijnberg en Jensen dan nieuwe gezichtspunten aandroegen.

‘Wilders is stom’dus ik besta…
Maar uitlezen van ‘Dus ik ben’ blijkt een karakteroefening. ‘Dus ik ben’ is onbedoeld een parodie op het politiek correct NRC-establishment. We buitelen bij Wijnberg’s bijdragen over verbale geursignalen uit zijn sociale kring- zoals PVV-bashen en ‘de klimaatcrisis’. Met als dieptepunt de feministische moraalfilosofen van Jensen, waar je volgens mij écht niet meer mee aan kunt komen in 2013: Heleen Mees uitgezonderd omdat we met haar meeleven.

Ik ben sociaal rancuneus, dus ik besta
Ik begin met Jensen haar argumentatie. Ze komt in ‘Dus ik Ben’bij ieder van haar bijdragen op de proppen met haar feministische filosofe X en Y, en neemt onbewezen beweringen als sociaal geldig verklaringsmechanisme. Een hypothetisch voorbeeld van post ’68- sociaal rancuneuze redeneerkunst: Is de hamer een mannelijk werktuig, en had een vrouw een ander werktuig bedacht om een spijker in een blok hout te slaan? En zijn er daarom nog steeds minder meisjes die timmervrouw worden?

Ik roep wat politiek corrects dus ik besta
Tsja, een interessant gezichtspunt zullen we maar zeggen. Volgens de filosofes van Stine Jensen is dit geen discutabel gezichtspunt, maar ‘waar uitgangspunt’, verklaringsmodel van waaruit je de wereld en sociale verhoudingen moet begrijpen, waar we nog steeds naar moeten luisteren. Het blijkt bij Jensen dat wij kunnen leren van rancuneuze meningen die dankzij het post ’68 tijdsgewricht ‘filosofie’mochten heten. Waarin iedere filosofische vraag werd versmald tot denken over ‘macht’, ‘bevrijding’en competitie. Zoals Foucault met zijn ‘biomacht’.

Ik verbied discussie over aannames dus ik besta
Het geldt bij Jensen als natuurkundig uitgangspunt voor discussie dat de man de vrouw onderdrukte in het Westen, en het feminisme de vrouw ‘bevrijdde’. Zo agendeer je een eigen onbewezen aanname als dominante waarheid. Die volgens mij vooral feit werd door

  • a. discussie over je aannames verboden/afgesloten te verklaren op straffe van sociale en morele excommunicatie
  • b. deze aanname zo vaak te herhalen dat iedereen hem overneemt waardoor hij tot de canon gaat behoren
  • Ik psychologiseer om debat dood te slaan, dus ik besta
    Wie het nu waagt deze stelling aan te vechten –vrouwenonderdrukking speelde in het Westen een marginale rol vergeleken met andere culturen en is géén verklaring- is (nog steeds) al snel een gefrustreerde seksist die bij Freud op de sofa moet. Het feit dat ik dit standpunt zo zal verdedigen, maakt me al psychisch verdacht. Hoe kan dat? Volgens mij omdat we in de mainstream-cultuur ook de aanname moeten huldigen dát je een standpunt verdedigt, omdat je onderbewuste je dat dicteert of je sociaal emotionele toestand. Psychologisering heet dat. Een fenomeen dat veel opduikt in ‘Dus ik ben’.

    Eurofobie: bestaat dat wel?
    Psychologiserende aannames zijn vaak leidraad van de stellingen van Wijnberg en Jensen. Wie kritisch is op Brusselse bureaucratie is dat bij hen door angst en de zoektocht naar een vijandbeeld dat onzekere burgers samenbindt in een globaliserende wereld. Zzzzzzzzz. De ‘ik ben Eurosceptisch dus angstig’-mening is zo’n typisch NRC-establishment-standpunt. Bedoeld om iedere inhoudelijke discussie over zin en onzin van ‘meer Europa’ dood te slaan: via het psychologiseren van je tegenstander, marginaliseer je iemands grondslagen. Alsof je Eurofobie hebt, net als ‘Islamofobie’, een aanduiding van pathologische toestand.

    Psychologiseren van anti-establishment, dat bestaat
    Waarna Wijnberg steeds zijn Grote Boeman Wilders (vijandbeeld) opvoert. Als een moreel onaanvaardbare ballast hangt Wijnberg de PVV rond Euroscepcis, om Euro-kritiek zonder inhoudelijke argumenten te mogen afzinken. Wanneer je het ‘enerzijds-anderszijds’-NRC-gepraat afpelt en wat bij elkaar gezochte filosofen-citaten, blijft die psychologisering van het anti-establishment over als drode draad bij ‘Dus ik ben’. Het kale niets van relativistisch nihilisten die zich met een ‘voorhoede’identificeren, en established opinion bewaken.

    Wijnberg voert ook om de haverklap ‘de klimaatcrisis’op als ‘uitdaging’. Terwijl die ‘crisis’ bij gewone burgers juist geen enkele rol speelt bij het bepalen van hun houding naar de wereld. Het steeds noemen van die ‘klimaatcrisis’ is vooral een geurvlag waarmee leden elkaar herkennen binnen de sociale kring waarin Wijnberg zich begeeft op Amsterdamse NRC-burelen. ‘Wij kosmopolieten die de ware problemen zien’.

      Niet ‘angst’ is debatpunt maar ‘autonomie’
      Ik zou bij inzicht in ‘Europa’ liever ‘het Hof van Brussel’lezen van Elsevier-hoofdredacteur Arendo Joustra, en voor de gein me eens verdiepen in de Brusselse bureau/lobbycratie. Er zijn redelijke bewijzen tegen meer overhevelen van macht. De werkelijke vraag gaat niet over ‘angst’- iedereen is tot op zekere hoogte ‘bang’voor iets met de dood als eindpunt- maar over autonomie. Kunnen goed opgeleide Nederlandse burgers zichzelf beter redden en hun leven efficiënter organiseren? Moeten wij ons economisch systeem en onze bestuurscultuur verlagen tot de normen van knoflooklanden?

    De rode koningin
    Terug naar mijn hamer-voorbeeld aan het begin. Ik ben dat – vaak subtiel ingeburgerde- denken in termen van patriarchale complotten een beetje beu, dat mensen als Jensen nog steeds verkondigen in NRC-columns als ‘waar’. Feministen blijven praten in termen van ‘vrouwenonderdrukking’en door de staat afgedwongen ‘bevrijding’, terwijl in werkelijkheid een rode koningin de man-vrouw-verhoudingen dicteerde: beide hollen op eigen wijze even hard voor elkaar, zonder ooit voor te raken. Mannetjes zijn al eeuwen het werktuig van de vrouw, door seksuele selectie gevormd naar haar voorkeuren. En omgekeerd even goed. De Post ’68 filosofen creerden een valse tegenstelling van interseksuele competitie.

    Darwin een gefrustreerde seksist
    Met de Rode koningin komen we op het terrein van de biologie, waar het volgens mij niet uitmaakt of een rok of broek een theorie bedenkt: bewijs ondersteunt de theorie, niet het geslacht, daar zit geen onderdrukking achter. Darwin, de bedenker van de seksuele en natuurlijke selectietheorie was Victoriaan. Maar als we Post ’68 -moraalfilosofen moeten geloven was hij ‘gefrustreerde angstige seksist die zijn emoties niet kon uiten’. Dus is het nu wachten op een betere evolutietheorie- bedacht door een bevrijdde vrouw- die de natuur meer warme empathische gevoelens toedicht en andere vrouwelijke superieure eigenschappen?

    Die is er ook: de onlangs overleden Lynn Margulis, die samen met een mannelijke onderdrukker James Lovelock de Gaia-theorie in de markt zette. In plaats van competitie, legde Margulis de nadruk op samenwerking in de natuur, symbiose. Denk aan koraal, dat als symbiont een alg heeft die bij warmtestress sterft. (El Nino) Symbiose kan als mechanisme variatie en complexiteit vergroten, waarop selectie kan inwerken. Die nadruk op symbiose is geen vervanging van natuurlijke selectie en seksuele selectie, hooguit aanvulling. Maar niet beslist vrouwelijk, een Russische bioloog in de jaren ’20 kwam er al eerder mee.

    De seksist Descartes en feministische wiskunde
    Een stukje feministische wiskunde dan. Het was die rationele mannelijke seksist Descartes (ik denk dus ik besta, aanleiding voor titel ‘dus ik ben’) die voor het eerst wiskundige verbanden uitbeeldde in twee dimensies: de grafiek. Had een vrouwelijke Descartes een grafiek met ronde assen bedacht, waarin je op wiskundige manier meer warmte kunt tonen voor afwijkende coördinaten? Zo redeneren post ’68 moraalfilosofen…Waarom nog Stine?

    Menenpoort Ieper: mannenlevens waren veel minder waard dan vrouwenlevens in het Westen

    Mannen achtergesteld in Westen, zie Titanic
    Wat is het bewijs voor een patriarchaal complot, dat recht geeft op een NRC-column, nadat je huilend je appartementdeur in New York dichtslaat? Het lijkt mij discutabel dat vrouwen in de Westerse maatschappij mínder werden gewaardeerd dan mannen. Het tegengestelde is waar, wanneer je aanneemt dat de waarde van een leven maatgevend is voor waardering.
    Het devies bij de Titanic luidde ver voor de tweede feministische golf: ‘vrouwen en kinderen eerst’. Van de- ik geloof- 1300 doden was 90 procent man. Een vrouwenleven was meer waard dan dat van de man. Die diende als kanonnenvoer op het slagveld van Wereldoorlogen terwijl het grootste vrouwenleed eruit bestond dat ze ‘zich niet begrepen voelden’. Ach gossie.

    Werk is slavernij
    De aanname dat mannen kostwinner waren en dús meer rechten hadden is ook discutabel. Werk was vroeger afzien zoals Jensen en Wijnberg ook erkennen. Het was een teken van luxe als de vrouw van werk kon afzien na het huwelijk. Het was een schande voor het gezin als de man zo weinig verdiende dat de vrouw er bij moest werken: zo vertelde mijn oma. Zo ging het althans in het gereformeerde Drachten van mijn pake Rypke in de jaren ’30 vorige eeuw.

    Ook als we buiten het Westen kijken, kun je ‘het hebben van werk’niet als onderscheidend criterium van mannelijke bevoorrechting aanwenden, die met mannelijke dwang werd opgelegd. Werk was geen zelfontplooiing maar onderdrukking: het waren de Amerikaanse Indianen die hun vrouwen op het land lieten zwoegen, terwijl ze zelf een beetje rondhingen en af en toe een bison schoten. Dus hoe kan Jensen wel met beroep op het ‘werk is tijdverspilling’-denken bij Aristoteles beroep doen, maar ondertussen post ’68 moraalfilosofes uit de muur trekken die het hebben van werk als mannelijk privilege afschilderden….

    Barricadedenken tegen gezond verstand
    In een boerensamenleving was voor vrijgevochten barricadegedoe geen tijd. Boer en boerin hadden wel wat beters te doen dan met elkaar in competitie (= feminisme) te gaan, en filosoferen over machtsverhoudingen: ze hadden elkaar meer dan hard nodig. Want de echt intensieve landbouw – keihard zwoegen- bestond vóór uitvinding van kunstmest, trekkers en andere landbouwgemaksmiddelen. De seksuele bevrijdingstheologie werd pas mogelijk nadat haar hostie in de jaren ’50 werd uitgevonden: de Pil.

    Feministische filosofie veróórzaakt dóór bevoorrechte positie in Westen, niet andersom
    De enige reden dat wij moeten gelóven dat vrouwen in het Westen systematisch werden onderdrukt in een patriarchaal complot, is het feit dat in het Westen – meestal in deeltijd werkende- vrouwen de ruimte kregen dat standpunt te ventileren. Omdat ze hier bevoorrecht werden en voor zulke standpunten de tijd en ruimte kregen. Dankzij alle welvaart was er zoveel geld over in het Westen dat er zelfs faculteiten voor sociale rancunewetenschap konden floreren als ‘genderstudies’. Dat de producten daarvan zichzelf allerlei maatschappelijke vooruitgang toedichten lijkt mij zelfoverschatting.

      Meer dan ‘mannelijk’en ‘vrouwelijk’denken – tenminste bij analyse van wetenschappelijke zaken- lijkt er mij onderscheid tussen wél en niet-analystisch denken. Het één is goed borrelen bij het academische kampvuur om in de intellectuele steentijd te blijven. Het ander leidt tot vooruitgang. Waarna moraalfilosofen weer één of andere ‘denker’mogen optrommelen die daarvan de oorzaak zou zijn. Techniek en welvaart faciliteren een moraal, niet andersom.

    Als je zo nodig tegen het Westen moet schoppen- één van de belangrijkste PC-deugden, dan niet met het argument van ‘vrouwenonderdrukking’. Die heeft bij ons nooit plaatsgevonden, vooral niet in vergelijking met andere culturen (Taliban als extreem voorbeeld). Ook het idee van Jensen dat in het Westen mannen als ‘geestelijk’gelden, en vrouwen als ‘lichamelijk’is niet Westers: zie het Yin Yang-symbool. We vinden bij Jensen kortom nogal wat feitelijk onjuiste gemeenplaatsen om tot een gematigd PC-oordeel te komen.

    Freud hebbe mijn ziel
    Toch zijn Jensen haar bijdragen vaak frisser dan die van haar mannelijke co-auteur Rob Wijnberg. Zijn kinderlijke wereldbeeld van ‘jonge filosoof’ (hij is 7 jaar jonger dan ik) bewijst weer dat het verheerlijken van jeugdige inzichten vooral gebeurt door geestelijk onvolwassenen. Neem Wijnberg zijn PVV-obsessie, de meest gemakzuchtige manier om jezelf als ‘goed’ tegen ‘slecht’ af te zetten. Of het verwarren van slecht geïnformeerd zijn en onverschilligheid met moed: ‘wij zijn tenminste niet bang’, zoals Wijnberg in jeugdig onbenul schrijft.

    Jong zijn is geen aanbeveling
    … behalve in een cultuur die permanente puberteit – bevrijding van ketenen en normen- als ideaal verkoopt. Wie intellectuele pubers doodknuffelt krijgt het pus van filosofische puistjes in zijn gezicht, en het resultaat staat in Wijnberg zijn bijdragen. Gelukkig lijkt Wijnberg zich van die situatie bewust. Hij wordt het meest als schrijver en spreker gevraagd ‘omdat ik zo goed schrijf..voor iemand die zo jong is’, schrijft hij relativerend. Siert hem. Wijnberg heeft vele andere kwaliteiten, zoals zichzelf goed op de markt zetten en een redactie leiden. Dat moet je ‘m meegeven.

      Samengevat: streel het establishment en krijg een column in NRC
      Je heet kortom ‘goede filosoof’ als je langs lijnen der politieke correctheid het progressief establishment huldigt, af en toe een sneer uitdeelt aan ‘het Westen’ , iets man-onvriendelijks uitvent als hogere wijsheid. Pijnloos prikkelen zonder repercussies, omdat potentiële critici moreel gemuilkorfd zijn in mainstreammedia. Conservatieven, dat zijn angstige rechtse populisten, die van Nietzschiaanse hardheid uitgaan in plaats van de warme empathie van de linkse politici (ja het staat er echt….). ‘Dus ik ben’ gaf kortom geen nieuwe inzichten over de PC-medemens, maar verveelde wel snel. Ik dacht, dat dit nog bestaat???…

    Maar ik wil graag positief afsluiten.
    Eén vondst was wel aardig: dat de opdracht van het existentialisme leidt tot een authenticiteitsparadox. De opdracht jezelf vorm te geven, leidt tot gekunsteldheid, die juist de indruk van ‘nep’ wekt. Dat is leuk gezien, en kan ik met waarnemingen bevestigen. Voor de rest had ik mijn zaterdagavond beter kunnen besteden.