Op 8 december 2012 kwamen een twintigtal deskundigen bij elkaar voor het bespreken van een aantal zeer uiteenlopende thema’s uit de klimaatwetenschap.

Wat oorspronkelijk bedoeld was als een discussie tussen 15 vertegenwoordigers van elk van beide denkrichtingen in het klimaatdebat, werd uiteindelijk meer een vooruitblik op de sceptische publicaties die gepland staan voor een speciale uitgave van het blad Energy & Environment. Deze wordt door Arthur Rörsch samengesteld in samenwerking met Peter Ziegler (rustend lid van de sectie Aardwetenschappen van de KNAW) en komt uit medio 2013.

De organisatoren betreuren het zeer dat het niet gelukt is een gelijkwaardige mainstream deelname te realiseren. Toch was ook de mainstream richting vertegenwoordigd in de persoon van Rob van Dorland, die een presentatie gaf over klimaatmodellen.

Na een korte uitweiding over de gekozen locatie zal ik de gegeven presentaties kort behandelen, uiteraard vanuit mijn gezichtspunt als scepticus.

Daarbij valt op dat bij elke presentatie een andere aspect van de klimaatmodellen onder vuur kwam te liggen. De conclusie kan dan ook geen andere zijn dan dat de betrouwbaarheid van de klimaatmodellen waarop de AGW hypothese gebaseerd is, kennelijk wetenschappelijk aanvechtbaar is.                                         

De locatie: Planetarium Rijsoord
Het symposium vond plaats op een unieke locatie, namelijk de school waar de capitulatie aan de  Duitsers werd getekend in 1940.

Tegenwoordig is hier het Planetarium Museum Johannes Postschool gevestigd, een privé museum met een planetarium, een museon projectiezaal, en vele attributen betreffende  de geschiedenis van het onderwijs en de natuurkunde, en de Tweede Wereldoorlog.

In de projectiezaal is onder andere een film te bekijken waarin de geologische geschiedenis van de aarde wordt behandeld, met de conclusies die men daaruit zou kunnen trekken over het broeikaseffect. Deze indrukwekkende documentaire, die geheel door vrijwilligers gemaakt is, is wetenschappelijk goed onderbouwd en bevat vele uitstekende en indrukwekkende animaties. Een must voor de geïnteresseerden in de klimaatdiscussie!

Beeld uit de film “THE FINAL FRONTIER – KLIMAAT & MILIEU IN BEELD”

Het museum is prachtig gelegen aan De Waal (een zijtak van de Oude Maas), vlak onder Ridderkerk, en is als zodanig een fantastische bestemming voor een dagtrip voor ieder die in (klimaat-)wetenschap en geschiedenis geïnteresseerd is. Het museum is ook interessant voor kinderen.

 

Prof. Dr Ir Henri Masson

Klimaatbeschrijving vereist chaostheoretische benadering

De Belgische professor economie en management, en tevens adviseur van het Europees Parlement, mocht de spits afbijten met een grondige beschouwing over de aard van klimaatdata.

Als statisticus en onderzoeker van de chaostheoretische benadering van databases kwam hij met het overtuigende bewijs dat het klimaat zich gedraagt als een chaostheoretisch systeem.
Dit lijkt redelijk voor de hand liggend, maar de implicatie is wel dat je dan geen zinnige uitkomst meer krijgt wanneer je normale statistische bewerkingen op data uitvoert. Zo zijn waargenomen trends en foutenmarges, en de daarop gebaseerde voorspellingen, betekenisloos wanneer op een dergelijk systeem toegepast, terwijl de mainstream klimaatwetenschap hier juist vaak zwaar op leunt.

Kenmerk van chaotische systemen is dat de waarden van metingen zich concentreren rond meerdere zogenaamde attractoren, punten in het dataveld die samenhangen met een optredend verschijnsel. De verschijnselen die achter deze attractoren zitten, zijn vaak niet onafhankelijk van elkaar; er treedt dus ook onderlinge beïnvloeding op. Hoe het systeem zich in de tijd gedraagt is daarom sterk afhankelijk van de begintoestand. Heel kleine verschillen daarin kunnen zeer grote gevolgen hebben voor het gedrag van het systeem in de tijd.

Masson toonde methodes waarmee deze attractoren in het klimaat aangetoond kunnen worden, en liet zien hoe je hiermee cyclische verschijnselen uit een grote datasoep kunt destilleren. In het complexe klimaatsysteem zijn zo oceaan- en zonneoscillaties uit te filteren.

 

Het phase diagram van de Vostok ijskern toont duidelijk de attractoren interglaciaal en glaciaal

Deze aanpak biedt dus uitstekende mogelijkheden om het gedrag van het klimaat beter te doorgronden.
Maar het is tevens van belang om te constateren dat de betrouwbaarheid van de klimaatmodellen, voorzover ze niet op chaostheorie gebaseerd zijn, zeer dubieus is.

Zo is de manier waarop temperatuurreeksen statistisch benaderd worden tot nu toe onjuist, wat met name resulteert in een veel te laag aangenomen foutmarge. Het IPCC hanteert hier een 0,15 K marge, terwijl uit de chaostheoretische benadering volgt dat dit eerder 1K is.

Een veel uitgebreider verslag van deze indrukwekkende presentatie is te vinden op de website van Rob de Vos, zie op datum 14-12-2012 “Henri Masson: Voorspellingen doen in chaotische systemen.

 

Dr Rob van Dorland

Waterdamp-meekoppeling volgt uit natuurkunde in klimaatmodellen

Deze stralingswetenschapper, die door het KNMI is aangesteld om deel te nemen aan de publieke klimaatdiscussie, hield een interessante presentatie over de aard van klimaatmodellen.

Zijn voornaamste boodschap was dat meekoppeling van waterdamp met het broeikaseffect van CO2 niet in de modellen gestopt is, zoals in sceptische kringen vaak wordt beweerd, maar het gevolg is van de natuurkundige wetten waar de modellen op gebaseerd zijn.

Zoals te verwachten was, kwam er ernstige kritiek van de aanwezigen op het wel erg rooskleurige beeld dat Van Dorland van de klimaatmodellen schetste.

Zo werd er gewezen op de inmiddels vaststaande “tuning” die heeft plaatsgevonden om de modeluitkomsten in het verleden te laten kloppen met de waarnemingen.Ook werd benadrukt dat aangetoond is dat de neerslag die de modellen genereren principieel afwijkt van de gemeten werkelijkheid: het regent 2 à 3 maal vaker in modellen dan in werkelijkheid. En dus ook te licht, want de totale hoeveelheid neerslag is begrensd omdat anders de energiebalans niet klopt. Een andere verdeling van de neerslagsoorten leidt uiteraard tot een andere bewolking en dus tot een ander klimaat.
Verder werd sterk betwijfeld of convectie wel betrouwbaar in de modellen zat: ook die komt niet overeen met de metingen.
Tot slot voerde Van Dorland zelf aan dat de wolkenvorming nog steeds een probleem vormt voor de modellen.

Eigenlijk schiet de representatie van elk onderdeel van de watercyclus in de modellen dus ernstig tekort. Terwijl die cyclus toch volgens velen de belangrijkste factor in de klimaatvorming is.
Het sceptische publiek concludeerde uiteraard dat, als de hele watercyclus onjuist door de modellen gerepresenteerd wordt, de uitkomsten ervan nooit betrouwbaar kunnen zijn.

Als voorbeeld van wat klimaatmodellen tegenwoordig kunnen, liet van Dorland nog een filmpje zien van de Delftse groep van Prof. Harm Jonker. Ik had dit al eerder in Delft gezien.

Zeer accurate wolkenvoorspelling

Dit betreft echter modellen van een andere aard dan de klimaatmodellen die gebruikt worden voor de bekende projecties van het IPCC. Jonker beschrijft zijn werk zelf verlekkerd als “primitieve formules gecombineerd met brute computing”.
De resultaten ervan zijn griezelig nauwkeurig: zelfs het invoeren van de uitstoot van een passerend zeeschip geeft de hierbij ook in werkelijkheid waar te namen trails, te vergelijken met die van vliegtuigen.

 

Prof. Harry Priem

Geologie toont beperkte rol van CO2 aan


Hoe ernstig de mainstream klimaatwetenschap last heeft van oogkleppen in de vorm van het zich blindstaren op de werking van CO2 en op de ontwikkelingen tussen 1970 en 2000, wordt duidelijk zo gauw je met een geoloog spreekt. Jarenlang was Salomon Kroonenberg degene die dit maar bleef herhalen, uiteraard tegen dovemansoren.

Prof. Harry Priem zette daarom de feiten nog maar eens helder op een rijtje.

Ook ik pleeg bij mijn lezingen overmatig aandacht te besteden aan de geologische geschiedenis, omdat die zo helder tot ons spreekt. Zo leren we uit het verleden:
– Dat er nooit een duidelijke correlatie geweest is tussen CO2 en klimaat, anders dan de uitstoot van CO2 door de oceanen bij opwarming en omgekeerd.
– Dat er zowel bij lage als hoge CO2-concentratie (bv vijftien maal die van nu, in het Ordovicium) miljoenen jaren durende ijstijden geweest zijn.
– Dat de koraalriffen ontstaan zijn in het Triassic bij vijf maal de huidige CO2 concentratie, en dramatische problemen door verzuring dus niet voor de hand liggen.
– Dat de laatste grote ijstijd waar we nu al 30 miljoen jaar inzitten plotseling begon met het vormen van een ijskap op de zuidpool door het losraken van Antarctica van de andere continenten, en dat de ijskap op Groenland ontstond na het sluiten van de straat van Panama. Beiden stonden voor enorme dalingen van de gemiddelde temperatuur op de wereld. Dit wijst erop dat zeestromingen en de positie van de continenten wél zeer bepalend zijn voor het klimaat.

Temperatuur (blauw) en CO2 (zwart) correleerden in het verleden niet

Priem concludeerde dat de historische data twijfel wekken over het door het IPCC aan CO2 toegekende gewicht. CO2 heeft wel een zekere invloed, maar de door het IPCC veronderstelde meekoppelingen met de CO2-invloed zijn sterk overdreven.

Ook deze presentatie heeft Rob de Vos veel uitgebreider behandeld, zie op datum 26-12-2012:  CO2 in het geologisch verleden.

 


Dr Bas van Geel

Zonne-activiteit bepaalt sterk het klimaat

Met een overtuigende hoeveelheid data uit de paleoklimatologie toonde Van Geel aan dat variaties in de zonne-activiteit  in het verleden een sterk overheersende invloed hadden op de temperatuur.

Die invloed is niet te verklaren uit de direct ingestraalde zonne-energie: die varieert veel te weinig. Hieruit kan de conclusie getrokken worden dat er een ander (versterkings-)mechanisme bestaat waarmee de zonne-activiteit het klimaat beïnvloedt. Dit mechanisme is nog niet ontdekt, maar dat het een rol speelt is zeer waarschijnlijk. Het IPCC blijft de rol van de zon echter marginaliseren.

Dit versterkingsmechanisme hoeft niet (alleen) de kosmische stralingstheorie van Svensmark te betreffen. Van Geel verwacht eerder een overheersende invloed van de UV straling. Die varieert zeer sterk bij veranderende zonne-activiteit.

De zonne-activiteit was laag in de 17e eeuw op het koudste moment van de Kleine IJstijd, terwijl die activiteit in de vorige eeuw juist bijzonder hoog was en samenging met opwarming.

Nu kunnen we met vrij grote nauwkeurigheid enkele jaren vooruit kijken en dan blijkt dat we nu een heel zwakke cyclus meemaken. Het lijkt dan ook waarschijnlijk dat we een koeler decennium ingaan. De gemiddelde wereldtemperatuur stijgt trouwens al meer dan 10 jaar niet meer.

Invloed van verloop vorige op volgende zonnecyclus (animatie bijgewerkt tot januari 2011, januari 2012 laat een iets gunstiger beeld zien)

Deze sterk afzwakkende zonneactiviteit komt zelfs opvallend overeen met het patroon dat samenviel met de aanloop tot het Dalton minimum in de Kleine IJstijd. Dat zou betekenen dat we een periode van afkoeling ingaan die 20 tot 30 jaar kan aanhouden.

Aanloop naar Dalton minium vergeleken met de huidige zonneactiviteit

 

Ir Andries Rosema

Meteosat data geven overal een flinke daling aan in de oppervlaktetemperatuur

Ears, het bedrijf van Rosema, gebruikt al dertig jaar de data van Meteosat als input voor de modellen waarmee ze zeer nauwkeurige rivieropbrengst- en oogstvoorspelllingen maken.

Al jaren geleden stuitte Rosema op een opvallend aspect van de temperatuurreeksen waar hij mee werkte: de oppervlaktetemperatuur bleek in de afgelopen 30 jaar eigenlijk nergens gestegen te zijn.
Hoe vaak hij ook alles nakeek, eigenlijk was er overal een dalende trend.

Onlangs heeft hij de berekeningen gedaan voor 25 plaatsen op de oceaan en 30 op land, en kwam op alle punten uit op een daling van de temperatuur met meer dan 2 K.

Hoe kritisch hij ook naar de data kijkt: hij kan er niets anders van maken. Hij heeft de voorgeschreven calibraties  correct uitgevoerd.

55 meetpunten, waarvan 30 op land

Zelfs voor de aanwezige sceptici was dit toch wel moeilijk aan te nemen. Dat de opwarming overdreven wordt en er vraagtekens bij de metingen te zetten zijn, daar twijfelen weinigen aan, maar meer dan 2 graden koeling terwijl andere satellieten juist opwarming laten zien, dat werd toch onwaarschijnlijk gevonden. Dat vond ik een onbevredigende conclusie dus is er de afgelopen weken gecorrespondeerd over een mogelijke verklaring.

Helaas is het gebruik van deze temperatuurdata in de Ears programma’s nog geen bewijs dat er geen bias in de reeksen kan zitten. In deze modellen wordt de verdamping afgeleid uit het verschil tussen oppervlaktetemperatuur en grenslaagtemperatuur. De neerslag wordt op basis van statistische relaties afgeleid uit de wolkentemperaturen. Je kunt dus uit het feit dat deze waterbalans (neerslag-verdamping=afvoer) goed is, nog niet de conclusie trekken dat de oppervlaktetemperaturen correct zijn.

De meetmethode is zo direct en de calibratie zo eenduidig dat er haast wel een atmosferische oorzaak moet zijn voor de zo sterk dalende trend.  De metingen zijn gebaseerd op onbewolkte hemel, maar worden wel beïnvloedt door bv kleine (sub-pixel) wolkjes, waterdamp of nevel. Een structurele toename van één van deze drie zou zowel de gemeten daling kunnen verklaren, als zeer interessante informatie zijn voor klimatologen!

In mijn ogen schreeuwen deze datareeksen dan ook om nader onderzoek:
Óf de calibratie is zodanig te verbeteren dat er (met 30 jaar terugwerkende kracht) betrouwbare temperatuurreeksen voor elke plaats op de wereld te construeren zijn, óf er is uit de data een ontwikkeling in de atmosfeer af te leiden die we tot nu toe over het hoofd zien, en die heel veel kan zeggen over de klimaatgevoeligheid voor CO2.

Bewolking vs. CO2
De Meteosat data geven ook een goede maat voor de bewolking. Deze bleek in de laatste dertig jaar overal met ca 10% toegenomen te zijn. Bij wijze van vingeroefening liet Rosema met een eenvoudige matrix zien hoe toegenomen CO2 en bewolking samen de radiative forcing zouden kunnen bepalen.

Effect bewolking vs. CO2

Hieruit bleek dat  wolken op de polen een opwarmend effect hebben, en boven de oceanen een afkoelend effect, en dat dit effect sterker is dan de CO2 forcing.

 

Dr Athanase Stergiou

Het CLOUD experiment van CERN


Een interessante toegift kwam van Dr Stergiou, verbonden aan het planetarium waar we te gast waren, die als voormalig CERN onderzoeker toegang heeft gehad tot de resultaten van de experimenten van Svensmark.

Zijn presentatie legde eerst het verband uit tussen zonneactiviteit, kosmische straling en wolkenvorming zoals dat door Svensmark wordt verondersteld. Daarna ging hij in op de eerste uitkomsten van het Cloud experiment in Geneve waarmee deze theorie getest wordt.

Druppelvorming

Bij het experiment is in de eerste plaats gebleken dat de ionisatie van de atmosfeer zoals die door kosmische straling wordt veroorzaakt inderdaad de druppelvorming vergroot met een factor tien, vooral op 5 km hoogte en daarboven.

In de tweede plaats is vastgesteld dat de in de lagere atmosfeer voorkomende concentraties van H2SO4, NH3 en H2O op zich slechts 1/10 tot 1/1000 van de daar waargenomen druppelvorming kunnen veroorzaken. Als dit klopt, betekent dit dat deze stoffen verkeerd in de klimaatmodellen worden gerepresenteerd en de modellen dus herzien moeten worden.

Uit de combinatie van deze twee uitkomsten blijkt dat we nog niet in staat zijn de fysische kant van de wolkenvorming goed te begrijpen. Er zal verder gezocht moeten worden naar de ontbrekende factor in de wolkenvorming en de invloed daarop van kosmische straling. Pas dan is meer te zeggen over de rol van zonneactiviteit op het klimaat via zijn invloed op de kosmische straling.

 

Afsluiting

We kunnen terugkijken op een zeer boeiend en geslaagd wetenschappelijk symposium.

Hiervoor is dank verschuldigd aan Hans Labohm voor zijn coördinerende werk en zijn rol als dagvoorzitter, aan Ad Los, Monique Ubaghs en Athanase Stergiou van het planetarium voor hun zeer bereidwillige en gewaardeerde medewerking. Inclusief de uitstekende verzorging van het gezelschap met koffietafel, lunch en borrel na afloop.

Maar vooral dank aan Arthur Rörsch voor zijn maandenlange voorbereiding en inzet, waarmee hij een interessant  wetenschappelijk symposium heeft weten te realiseren.