Fawlty Towers bij Imares/NIOZ: don't mention the European Environmental Policy

Platvis blijft op steeds kleiner formaat en jongere leeftijd uit de Noordzee-kustzone trekken naar dieper water, zo bevestigen meerdere studies in de januari-Issue van het Journal of Sea Research. Het journal brengt de wetenschappelijke publicaties van de platvisconferentie in november 2012 in IJmuiden. Wat blijkt: Slechtere groei vergroot de kans op meer discards bij tong, zo kun je afleiden.

Die lagere leeftijd en kleinere formaten waarin platvis als tong buiten de Scholbox trekt- het zeereservaat langs de Noordzeekustzone waar geen +300 PK-kotters mogen komen- naar dieper water (waar de kotters wel vissen), vergroot het percentage ondermaatse vis die tongvissers vangen in sommige delen van de Noordzee, en dus overboord zetten.

Afschaffen minimale aanlandingsgrootte zou discards minderen
Nederlandse tongvissers gebruiken netten met maaswijdte van 80 millimeter. Bij 80 millimeter maaswijdte hebben vissers 50 procent kans dat ze tong vangen van de minimaal toegestane aanlandingsgrootte van 24 centimeter. Kleinere vis van de doelsoort laten ze weer vrij, wat men ‘discards’ noemt: per 2016 zou boomkor alle ‘discard’moeten aanlanden.

Kans op kleine tong buiten Scholbox blijft groeien door minder voedsel
Op basis van discarddata van de Nederlandse en Belgische vloot toont een studie van Poos et al dat de kans toeneemt, dat vissers onvolwassen tong (jonger dan 4 jaar) en ondermaatse tong vangen. Zij zien dat tong op jongere leeftijd en op kleiner formaat uit opgroeigebied in de kustzone migreert naar dieper water. Maar ligt dat aan fosfaat, of het klimaat zoals zij beweren?


Milieu op orde: lege borden
Voor 1990 was de Noordzee-kustzone een belangrijk opgroeigebied voor jonge schol en tong: maar sinds instelling van de Scholbox in 1989 en de gelijktijdig gekelderde toevoer van fosfaat en de primaire productie trekt die vis steeds eerder weg, en de jaarklassen zijn allen kleiner.

De vis groeit minder groot en snel door minder voedsel/Primaire productie in de kustzone, zoals voormalig RIVO-onderzoekers Dolf Boddeke en Paul Hagel al vaststelden. Poos et al willen die snellere verplaatsing van steeds jongere kleinere vis naar dieper water- net als Engelhard en Rijnsdorp in 2010– toeschrijven aan zeewatertemperatuur.

Maar andere Franse studies in het zelfde journal wijzen ook op het belang van primaire productie voor de populatie van schol. Ook tonen Franse studies dat dankzij extra eutrofiëring vanuit de rivier de Rhone en Loire de schol daar veel beter gedijt. Volgens Ospar-richtlijnen en Kaderrichtlijn marien dienen we alle eutrofiëring te ‘elimineren’, vooral Nederland en Duitsland deden dit fanatiek. De Fransen zijn veel minder fanatiek in het afknijpen van eutrofiëring. Is hier geen écht verband?

Klimaat of fosfaat?
Dat minder fosfaat tot minder primaire productie en secundaire productie leidt, bevestigen Rijnsdorp en co wel in 2010

Plaice expansion northwards in the North Sea during the 1950–1980s might have happened because of nutrient enrichment and eutrophication of the coastal zone, because the plaice growth rate is known to correlate strongly with various eutrophication parameters (e.g. phosphorus inputs), and there is evidence of increased benthic productivity in large areas of the North Sea during this period. Sole and plaice in the German Bight have been particularly heavily influenced by river run-off and nutrient inputs that increased in the 1960s and 1970s, but which have subsequently declined (Colijn et al., 2002; Philippart et al., 2007

Klimaat doet overheidsfinancier geen pijn
Veel door de overheid betaalde onderzoekers durven echter niet het lopende milieubeleid van de Europese Unie te luid te weerspreken: dat kan een verklaring zijn dat ze zoveel meer aandacht geven aan ‘de klimaatverandering’: een milieuprobleem dat iedere EU/ELI-ambtenaar als muziek in de oren klinkt en dus subsidiabel. Poos et al bewijzen lippendienst aan de afnemende voedselbeschikbaarheid, om een klimaatmechanisme te suggereren zónder duidelijke biologische verklaring:

The temperature in the coastal waters of the south-eastern North Sea has increased since the 1970s and 1980s (Teal et al., 2008). The offshore shift of juveniles could be a response to reduced growth rates in the coastal areas. The ambient temperature strongly affects the growth of juvenile flatfish, especially in spring (Van der Veer and Witte, 1993). In summer, food limitation becomes important (Teal et al., 2008), especially since the decrease in primary and secondary (benthic) productivity of the coastal areas from the 1980s onwards (Philippart et al., 2007).

Voedsel belangrijker voor groei dan temperatuurlimiet
Wat Van der Veer en Witte echter beschrijven is de Maximum Growth-Optimal Food Condition-hypothesis: wanneer voedsel niet limiterend werkt voor de groei, dan zal een vis als tong zo ver groeien als zijn favoriete klimaatcondities dat toestaan. Eérst voedsel, dan klimaat tenzij we over klimaatextremen praten.

De groei van tong neemt sterk af bij temperaturen boven 20 graden Celcius. Die zomertemperaturen zijn in de Noordzee nog steeds erg zeldzaam, de zomer van 2003 uitgezonderd. Dus als is de gemiddelde zeewatertemperatuur met 1,5 graden toegenomen sinds 1987, dit hoeft de groei van tong nog niet te hinderen: voedsel is belangrijker voor de groeisnelheid.

Tegengestelde verklaringen over temperatuur
Deze Duitse studie van het Wadden Sea Secretariat in 2006 wijt migratie naar diep water van tong op jongere leeftijd ook aan hogere zeewatertemperaturen: zij zouden dan hárder groeien, eerder volwassen zijn en de Scholbox uittrekken. Die verklaring lijkt in tegenspraak met het idee van Poos et al: dat vis jonger en kleiner de kustzone uittrekt door die zelfde temperatuurstijging. Wanneer je jonger en kleiner bent kun je volgens mij niet tegelijk groter en volwassener zijn. Maar in de wereld van klimaatonderzoek is alles mogelijk.

Natuurlijk heeft klimaat grote invloed op vis
Natuurlijk hebben vissoorten voorkeur voor klimaatcondities, waarbinnen ze het beste gedijen. Uiteindelijk zijn klimaatcycli als de North Atlantic Oscilliation ooit gevonden, dankzij periodieke wisselingen in de vangst van zalm. Een hogere zeewatertemperatuur zorgt ook dat schol eerder naar opgroeigebied migreert om kuit te schieten.

Zie ook deze studie van Richard Kirby in Marine Ecology Progress Series in 2007: bepaalde planktonsoorten groeien beter bij hogere temperaturen van nu. Deze Franse studie van Hermant et al claimt een migratie van tong naar het noorden, uit de Golf van Biskaije, terwijl meer zuidelijke soorten toenemen.

Schol meer zuidwaarts gevangen: waarschijnlijk omdat Fransen hun fosfaattoevoer niet zo afknijpen
Maar neem dan de net aangehaalde studie in het ICES Journal of Marine Science waar Adriaan Rijnsdorp (Imares) in 2010 aan meewerkte- Rijnsdorp is nu editor van deze editie van het Journal of Sea Research: op basis van 90 jaar vangstdata van Engelse Ottertrawlers claimen ze dat ‘de klimaatverandering’ tong naar dieper water doet vluchten. Maar tegelijk tonen die zelfde data dat:

  • a. de schol meer zuidelijk in de Noordzee wordt gevangen na 90 jaar
  • b. dat de locaties waar de meeste tong wordt gevangen al sinds 1947 naar dieper water en het noorden opschuiven. Terwijl pas sinds 1987 een echte temperatuurtrend in de zeewatertemperatuur van de Noordzee is te ontdekken, na 1947 was eerder sprake van afkoeling.

Terwijl- als het zo is dat schol meer zuidelijk in de Noordzee wordt gevangen- dit eerder kan zijn omdat de Belgen en Fransen hun fosfaat niet zo fanatiek afknijpen in opgroeigebieden. Rijnsdorp en co erkennen de invloed van de sterk afgenomen fosfaattoevoer op tong. Maar geven vervolgens op basis van niet gepubliceerde data toch de voorkeur aan ‘de klimaatverandering’ in hun PR én hoofdconclusie, waarbij ze visserij nog een veeg meegeven:

A recent comparison of plaice diet in the central North Sea (JKP, unpublished data) during the early 1900s (1902–1909), 1950s (1950–1959), and early twenty-first century (2004–2009) has revealed similar changes in diet, with a switch away from bivalves such as Spisula and Ensis towards polychaetes, crabs, and sandeels. This suggests that it is not eutrophication or pollution that has affected diets (and therefore growth and possibly distribution) in the central North sea, and that the cause is more likely to be increased trawling pressure, allied with long-term climate change

Waarom?
Voedsel blijkt belangrijkste factor groeisnelheid
Deze Candadese studie van Robert Hurst in 2010 laat echter zien, dat klimaatparameters wél de timing beinvloeden van kuitschieten bij een Candadese variant van schol, maar niet de groeisnelheid. En zij stellen ook, dat je niet zomaar alles op klimaat (of fosfaat natuurlijk) kunt schuiven als je niet berekent hoevéél iedere factor aan de groei bijdraagt.

Conclusie: fosfaat én klimaat?
Bij meer kleine tong buiten de opgroeigebieden, neemt de kans toe op de vangst van ondermaatse tong. En daarmee de hoeveelheid vis die vissers overboord zetten, omdat ze anders vis aanlanden beneden de toegestane grootte van 24 centimeter. Deense onderzoekers pleiten in het zelfde journal juist voor afschaffing van die minimum-aanlandingsgrootte: dat zou de hoeveelheid vis verminderen die vissers overboord zetten, uit angst (verboden) vis aan te landen die te klein is.

De hoeveelheid discards neemt toe doordat tong veel minder groot en snel groeit in haar opgroeigebied: hier speelt afgenomen eutrofiering en milieubeleid een belangrijke rol.

Opwarming van zeewater zal ongetwijfeld een rol spelen: waarom niet? Alleen is voedsel/primaire productie meestal dé groeifactor, die de groei van jonge platvis dicteert. Dus waarom zoveel aandacht voor ‘het klimaat’, wanneer er een olifant in de lege kraamkamer van de Noordzee hangt: veel minder fosfaat (en te weinig bodemberoering).