British Natural History Museum.

British Natural History Museum.

Momenteel loopt een  zeer interessante discussie tussen bioloog Paul Ehrlich en Stewart Brand over wat sommigen het ‘zesde massa-uitsterven’ noemen en wat mensen kunnen doen daartegen.  Brand opperde het idee van de-extinctie. Breng uitgestorven soorten met genetische engineering tot leven, a la Jurassic Park. Brand is een technisch onderlegde hippie die 50 jaar terug in Californie experimenteerde met zelfvoorzienend communeleven en daarbij de Whole Earth Catalogue maakte: een doe- het-zelf gids voor doe- het-zelf-levensstijl.

Er zijn al Japanse wetenschappers die opperden de mammoet weer tot leven te wekken, een eicel met mammoet-DNA inbrengen in een Indische olifant et voila, op zijn minst een langharige indofant met lange slagtanden. Neanderthalers hebben we al, loop maar eens op een willekeurige koopzondag door de Kalverstraat. Brand zijn propositie is de volgende:

The advent of ever-cheaper shotgun-sequencing of living genomes meant that the highly fragmented condition of “ancient DNA” was no barrier to reconstructing the whole genome of creatures long gone. Meanwhile, the rise of “synthetic biology” since 2000 is providing highly precise genome-editing tools. Maybe we can edit long-dead genomes back to life. Maybe extinct species could walk the Earth again. Maybe they could once again thrive in the wild.

De volgens mij als wetenschapper zéér overschatte Paul Ehrlich presenteert als weerwoord ieder mógelijk risico als waarschijnlijkheid, en bedient zich van gelegenheidsargumenten om een zeer dun verhaal over opgeblazen risico’s krediet te geven. Jurassic Park zou een doos van Pandora worden. Experimenten om uitgestorven dieren terug te doen keren zouden zonde van het geld zijn.

Een goed punt is wel dat hij de focus van natuurbescherming op ‘soorten’ bekritiseert en kiest voor grotere entiteiten als levensvatbare populaties. Al lijkt dat ook een beetje lijkt op een rookgordijn: wie soorten herintroduceert wil automatisch een levensvatbare populatie doen terugkeren. En neem een soort als de slechtvalk met 23 subpopulaties die genetisch en fenotypisch licht verschillen van Falco peregrinus brookei (Spanje) tot anatum (VS) en callidus (arctisch gebied), ieder ge-evolueerd in een eigen ecotoop, waarbij ieder ecotoop het toevallig product is van toevallige milieuomstandigheden in een beperkt geologisch tijdvak.

Wat een vorm van ruimdenkendheid lijkt- focus op populaties- leidt al snel tot bescherming van ondersoortjes en plaatst de natuurbescherming voor een nog onmogelijker taak met haar beperkte middelen.  Of deze experimenten geld weghalen bij natuurbescherming is nog maar de vraag… Uiteindelijk komt Erhlich toch niet verder dan een moralistisch verhaal.

Maar waarom zou herintroductie van de mammoet een hoog risico meebrengen, omdát het met genetic engineering gebeurt?
Een dergelijk project lijkt vooral te dienen om de menselijke nieuwsgierigheid te bevredigen, een ecologische noodzaak is afwezig. Maar de discussie werpt eigenlijk ook weer een helder licht op de doelstellingen van de natuurbescherming als geheel. In Nederland houden wij kunstmatig de natuur van 1850 in leven in natuurreservaatjes via ‘natuurbeheer’, terwijl de natuur ondertussen met de nieuw ontstane milieu-omstandigheden van 2014 haar eigen ding doet. We hebben nu schoorsteen-slechtvalken en op schelpendaken vestigen zich zeevogelkolonies midden in stedelijk gebied.

We hebben tegelijk bureau Taurus dat het oerrund wil terugfokken, de gebroeders Heck gingen hen al voor om het trotse Germaanse oerrund terug te doen keren, het Nazi-rund dat nu in de Oostvaardersplassen rondloopt. Nationaal Park de Hoge Veluwe zet het uitgestorven korhoen terug, en de lokale haviken vieren feest. Dus; als mensen het al via traditionele fokmethodes proberen, waarom dan niet via genetic engineering zou je zeggen?  Misschien geeft de discussie wel aan dat de belangrijkste redenen van de traditionele natuurbescherming ook liggen in een vorm van menselijk vermaak, en dat de methode van conservatie daarbij geen principieel verschil maakt.

  • Kijk je nog verder: wat als het menselijk brein gewoon één van de vele natuurlijke factoren is waar het mechanisme van variatie en natuurlijke selectie haar ding mee doet. Als uit een willekeurige chemische oersoep wél nieuwe soorten mogen ontstaan, waarom dan niet uit onze hersenen?
  • Ik herken in de discussie weer puntje 2 en 3 van spraakverwarring over natuur en milieu: welk risico accepteer je tegen welke kosten, en is de mens wel/geen deel van de natuur en ieder menselijk ingrijpen gelijk aan schade…

Maar misschien is het beste argument wel het volgende: het toeval brengt de beste ideeen. Dus als mensen oude soorten herintroduceren, ‘bedenken’ze een beeld van die soort dat ze terugzetten. Er is immers geen ervaring met het ecologisch functioneren van de verdwenen soort. Ik verwacht dat de natuur via de haar bekende stochastische wijze ons dan voor grotere verrassingen plaatst dan we zelf hadden kunnen bedenken. Of dat risico acceptabel is hangt weer af van de meetbare aard er van..