Ook in mijn tuin veel libellen

Ook in mijn tuin veel libellen, zelfs in oktober nog

Liefst 36 van de 54 soorten libelles in Nederland namen toe in aantal (waargenomen individuen) tussen 1991 en 2013, waar 8 stabiel bleven in aantal en 10 soorten afnamen. Opwarming van Nederland is daarbij een belangrijke, zo niet de belangrijskte duw in de rug. Dat melden Vincent Kalkman van Naturalis en Tim Termaat van de Vlinderstichting in het Vakblad Natuur Bos en Landschap.

Bij soorten van stromend water schrijven zij de toename toe aan verbeterde waterkwaliteit en beter natuurbeheer (bij vennen). Ook noemen zij een afname van stikstofdepositie als positieve invloed (wat alleen in natuurterrein kan zijn, want die depositiemindering kan nooit de kaalslag in het boerenland compenseren waar juist die depositie het meeste afnam)

Hoewel in het artikel dus niet duidelijk wordt hoe die invloed van minder stikstof dan positief zou zijn. Daarnaast is het aantal waarnemers van libelles sinds de jaren  ’90 spectaculair toegenomen waarmee de toename een artefact kan zijn: er zijn meer plaatsen waar meer mensen nu libellen tellen dan vroeger. Er werden vroeger dus minder opgemerkt.

Het moet dus wel de opwarming zijn: correlatie EN relatie: langer actief, meer voedsel
We zien in het artikel vooral een ode aan de traditionele bestrijding van zondebokken als waterkwaliteit (bedoelen ze helderheid? Die helderheid nam helemaal niet toe in veel gevallen en wat is de relatie met het landelijk op meer plaatsen voorkomen van meer libellen?).  Maar omdat libelles actief zijn bij temperaturen van 15 graden of warmer, profiteren veel soorten dus vooral van het langere zomerseizoen. Eind jaren ’80 vond een temperatuursprong in NL plaats van een graad, dus de klimaatveraangenaming moet de belangrijkste duw in de rug zijn.  Een algehele hogere overlevingskans door meer voedseltijd en voedsel.

Zoals het duo voorzichtig schrijft

Een relatief groot aantal soorten heeft zich onder invloed van de warme zomers de laatste twintig jaar sterk uitgebreid.

Dat is ook mijn eigen waarneming, je ziet steeds meer van die grote joekels van libellen en tot gisteren zag ik ze nog vliegen, gewoon hier in het (op de slootbermen na) gifgroene en strakgeharkte agro-industriele Friese platteland. Die zag ik in mijn jeugd nog niet zo vaak. Wegbermen, slootkanten en laantjes zie je ze veel. Die libellen profiteren zo in voedsel, doordat andere insecten ook profiteren van opwarming. Ik heb nooit een libelle met een stikstofmeter zien vliegen, wel zie je ze allerhande soorten insecten vangen.

Geniale beesten, echte jagers. In Nederland zal gematigde opwarming tot sterke groei van biodiversiteit leiden. De veruit grootste groep- insecten maken de helft van de 48000 beschreven soorten uit- profiteert namelijk het meeste. Al zijn er natuurlijk altijd ook verliezers. Vlindersoorten die hier al sinds de 6-9 graden koudere IJstijd waren- ijstijdrelicten- zullen dan vertrekken. Maar er komt veel meer voor terug bij een milde klimaatveraangenaming dan er af gaat.

Rypothese: opwarming hoofdoorzaak toename
In de jaren ’40 waren de zomers ook relatief warm, de recordzomerdag van 1947 is tot nu toe nog niet gebroken, en toen waren veel soorten ook algemeen die nu weer algemeen zijn. Het ging niet slechter met libellen omdat de Duitsers vertrokken, dus kan ook de klimaatverslechtering in de jaren 60/70 negatieve invloed gehad hebben.(mijn rypothese). Al zal de uitrol van RZWI’s in NL in de jaren ’70 alweer zeker een positief effect hebben op waterkwaliteit en daarmee ook voor veel soorten. Opvallend is dus dat die toename pas na de jaren ’90 werd ingezet, terwijl de grootste vordering in waterkwaliteit al ver daarvoor plaatsvond.

Of zit ik er naast? Kom maar op met argumenten, metingen en bewijzen!