Plasdras van Nieuwe Natuur dat Friese Gea kreeg van DLG bij Lendevallei aan A32

Plasdras van Nieuwe Natuur dat Friese Gea kreeg van DLG bij Lendevallei aan A32: ganzenplaag, zompig pitrus en rietland, met hier en daar zo’n treurige oerkoe

Het Planbureau voor de Leefomgeving claimt sinds 2009 in de Natuurbalans  dat een dramatische val naar 15 procent oorspronkelijke biodiversiteit in Nederland plaatsvond. Vanaf september 2013 zou echter ‘mede door natuurontwikkeling’ deze vrije val zijn afgeremd. Er verscheen een nieuwe grafiek waarin het Sharon Dijksma-effect is te zien na 1990, en mainstreammedia als NU.nl copy-pasten die uitspraak blindelings. Dat is een leugen, althans volgens eigen gegevens en uitspraken van het PBL zo tonen wij nu aan.

Een indicator van bio-secularisatie in Nederland, geen wetenschappelijke ecologie

Een indicator van bio-secularisatie in Nederland, geen wetenschappelijke ecologie

Vanaf 1994 nog 8 procent achteruitgang, geen herstel na 1990
De grafiek suggereert dat een herstel plaatsvindt sinds 1990 terwijl het PBL in 2010 nog riep dat het achteruitgang troef was, ook na 1990. Met de MSA-methode die de vrije val in biodiversiteit liet zien kun je geen trends van echt bestaande soorten weergeven. Dat gebeurt met een andere indicator van het PBL, de Natuurwaarde, waar het tweede deel van het bijschrift naar verwijst. Die Natuurwaarde van het PBL geeft een zogenaamde ‘kwaliteit’ weer van bos, heide, open duin, moeras en half natuurlijk grasland die in de Natuurbalans 2014 staat weergegeven met gegevens tot 2012.

Wat we hier in de gegevens zien is dat volgens het PBL de kwaliteit van al die gebieden maar achteruit bleef hollen.De algemene teneur zoals die ook uit de Excel-gegevens blijkt tot 2012 is achteruitgang, de algemene ‘kwaliteit’ liep terug van 48 procent in 1994 naar 41 procent in 2012. Aldus het PBL volgens haar eigen indicator.

Die kwaliteit is een aggregaat (= bewerking tot 1 getal, vgl ‘wereldtemperatuur’) van trends in vogel-, vlinder- en plantensoorten die het PBL uitkiest op basis van beleidsrelevantie. Als soorten zeldzaam zijn en/of achteruitgaan tellen soorten mee. Zijn ze niet zeldzaam dan tellen ze niet mee voor ‘kwaliteit’.

PBL levert slecht nieuws-garantie
Een metafoor voor PBL-natuurindicatoren: Alsof je alleen invalide atleten, rollatorbejaarden en rolstoelrenners selecteert voor je natuur-zeskamp en vervolgens roept: het is met de mobiliteit van mensen niet meer zoals het vroeger in 1950 was, de rollatorbejaarden haalden nog maar 30 procent van de snelheid die ze in 1950 haalden. Alsof je de kwaliteit van de appeloogst van de Betuwe beoordeelt, door alleen de rotte appels te selecteren en vervolgens stelt: wat is de kwaliteit van de oogst slecht ten opzichte van onbedorven appels (100 procent). Dus preselectie van soorten kleurt al de uitkomst bij het PBL.

Zodra een soort algemeen is, kan hij niet aan kwaliteit bijdragen. Ook kan toename van soorten de kwaliteit minder omhoog laten veren, dan dat achteruitgang of afwezigheid het gemiddelde kan drukken dankzij de statistische bewerking die het PBL uitvoert. 

De Nederlandse natuur volgens het Planbureau, met treurnis-garantie

De Nederlandse natuur volgens het Planbureau, met treurnis-garantie

 

Achteruitgang is ook wat ze schrijven in het WOT-rapport Natuurwaarde 2.0. Het enige habitat dat constant blijft in ‘kwaliteit’ is bos. En dat kan niet van natuurontwikkeling profiteren. Sterker nog, natuurbeheerders van natuurclubs als Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten kappen uit naam van natuurontwikkeling juist veel bos. Natuurmonumenten voerde daarnaast afgelopen jaar sterk de houtoogst op voor commerciële houtverkoop. Ook oude beuken gaan bij Natuurmonumenten tegen de vlakte, om ze te verwerken tot Chinees speelgoed. 

Die ‘kwaliteit’ van heide blijft volgens het PBL ook achteruitgaan dankzij de schrik van Nederlandse natuurbeheerders, de ‘verbossing’. Oftewel, als de natuur haar eigen gang gaat en er meer bos komt (de natuurstaat van Nederland), dan grijpen ze in voor de ‘natuurlijkheid’. Terwijl volgens de indicator van het PBL iets pas natuur mag heten als het niet door mensen zou zijn gemaakt. Zo mogen ook bomen niet meetellen als ‘biodiversiteit’ in Natuurwaarde, omdat die kunnen zijn aangeplant. Maar alle natuurbeheer is menselijk ingrijpen, en natuurontwikkeling vindt plaats met zware machines. Het Nederlandse natuurbeleid zit vol paradoxen en contradicties.

De gebieden die hadden moeten profiteren van de aankoop van boerengrond voor natuurontwikkeling (tot 2012 werd 107.000 hectare aangekocht waarvan 60.000 hectare werd ingericht) waren halfnatuurlijk grasland en moeras. Immers, als de overheid zogenaamde natuur ontwikkelt betekent dit meestal dat ze boerengrond laat verwaarlozen of onder water zet, waarna er een ganzenplaag komt, treurige pitrusveldjes en wat oerkoeien. Maar de kwaliteit van moeras ging volgens het PBL juist het hardste achteruit vanaf 1990, om op 49 procent te stabiliseren vanaf 2007.

Wat klinkt dat eigenlijk ook onzinnig: weet je wat ik achter mijn huis heb? Nou? Een moeras van goede kwaliteit. Wat zijn mensen jaloers als je dat op feestjes vertelt. Sjeuzus, wat had ik graag een moeras van goede kwaliteit gehad. En daar betaalden we dan meer dan 10 miljard euro voor sinds 1990.