Pas sinds 1926 broedvogel in Nederland

Kleine mantelmeeuw, Pas sinds 1926 broedvogel in Nederland

Van de 227 beschreven vogelsoorten in de Vogelatlas van 1979 vestigden zich 40 zeker nieuw als broedvogel na 1900, velen succesvol, terwijl slechts enkele soorten verdwenen. Dat blijkt als je de jaartallen afgraast waarin melding wordt gemaakt van een zeker eerste broedgeval. Bij de nieuwe broedvogels van Nederland in de afgelopen eeuw zitten zowel vogels uit warmere klimaten als uit koude en zelfs arctische klimaten, enkelen danken hun succes aan verwildering uit vogelcollecties. Daarbij gaat het om enkele eenden en ganzensoorten als Mandarijneend, Canadese Gans en de Rode Patrijs. Een aantal gevallen betreffen hervestiging/herontdekking na mogelijk eerder uitsterven.

Bij de meeste soorten is sprake van uitbreiding vanuit hun historische verspreidingsgebied. Een aantal kregen voor 1980 nog geen vaste poldergrond onder de voeten, dat betekent dat ze niet  jaarlijks tot broeden kwamen en/of meer dan 5-10 paren vestigen. Opvallend is ook dat enkele ‘normale’  zeer algemene soorten anno nu, zoals de Kleine Mantelmeeuw hier een eeuw geleden helemaal niet voorkwamen, of de plaagmeeuw van Ecomare-bezoekers de stormmeeuw.

Spectaculaire uitbreiding vogelfauna in eeuw van industrialisatie
Hieronder zet ik in een kolom de soorten neer met vestigingsdatum (eerste zekere broedgeval) en geografische herkomst. De realiteit werpt andermaal een bedenkelijk licht op de beweringen van clubs als Natuurmonumenten en Wereld Natuur Fonds, die beweren dat onze soortenrijkdom met wel 85 procent achteruitging. Onze vogelrijkdom is ongeveer gelijk aan die van de Britten, die 200-230 broedvogelsoorten in huis hebben. Althans, volgens mijn bron. Het Handboek Vogels van Nederland (KNNV 2008) vermeldt ongeveer 280 in Nederland verblijvende soorten. De meeste daarvan broeden hier dus wel eens, 260 doen dat regelmatig tot incidenteel. Al met al is onze vogelfauna dus sterk uitgebreid in een eeuw van industrialisatie, die in 1880 goed loskwam in Nederland. Ik beschrijf hieronder alleen de periode 1880-1980.

Wanneer 40 van de 227 soorten nieuw zijn van 1900 tot 1980, is er dus sprake van een GROEI in vogelsoorten van 18 procent in 80 jaar. Met aftrek van de soorten die (te) zeldzaam werden voor een stabiele broedpopulatie, is dat nog steeds ongeveer 10 procent. Ook als je de wiebelsoorten er af haalt, op de rand van hun verspreidingsgebied, die soms wel/niet broeden. Dan is er nog een GROEI in soortenrijkdom. Wij vragen ons af waar dus de lijken liggen van Natuurmonumenten-soorten. Ook het aantal plantensoorten nam afgelopen eeuw al met 112 toe.

Wanneer wij het aantal broedvogels van Nederland (260) vergelijken met Malta (21) , en het aantal plantensoorten (252 op Malta versus 1500 in Nederland), en zoogdieren (22 op Malta versus 58 in Nederland) blijkt andermaal welke uitzinnige onzin natuurclubs als WNF en Natuurmonumenten over het publiek uitstorten, op gezag van het Planbureau voor de Leefomgeving. U mag zichzelf afvragen: waarom doen ze dat toch?

Als tussenstation van de vogeltrek kan Malta wel meer dan 300 verschillende soorten op bezoek krijgen, en vervolgens knallen zogenaamde ‘jagers’ daar alles uit de lucht dat beweegt. En dat gebeurt nog steeds in de EU! En hoort u WNF daar ooit over? Oh nee het is vast ‘de toon’ waarop ik het zeg. Dat scheelt weer inhoudelijk reageren.

Natuurmonumenten liegt u voor

Natuurmonumenten liegt u voor, en alle SOVON mensen sympathiseren met Natuurmonumenten dus zeggen ze daar niets van, sterker nog, dan vallen ze mij aan. Want je mag niets naars over hun politieke vrienden melden, die zijn boven alle twijfel verheven

  • 1. Geoorde Fuut (1918) Oost/Zuid Europa/Azie, kruist ook met kuifduiker waarmee hij nauw verwant is
  • 2. Roodhalsfuut (1918) Oost Europa (broedt sinds 1985 jaarlijks in NL volgens SOVON)
  • 3. Kwak (?) Zuid Europa, Nederland is noordpost: was algemeen, koloniseerde weer gebieden vanuit Artis
  • 4. Grote Zilverreiger (1978) Zuid en Oost Europa, inmiddels algemeen geworden
  • 5. Kleine Zilverreiger (1979) Zuid Europa, inmiddels succesnummer
  • 6. Koereiger (1975) Afrika, koloniseerde in 20ste eeuw eerst Zuid Amerika, toen Zuid Europa, incidentele broedvogel
  • 7. Knobbelzwaan (1930) Oostzee, uitzet/verwildering en kruising met wilde knobbelzwanen
  • 8. Grauwe gans (1948) historisch aanwezig, stierf in 1915 uit, uitgezet in jaren ’60-70 door natuurliefhebbers
  • 9.  Casarca (1969) verwilderde voliere-eend
  • 10 . Canadese gans (1974) Afkomstig uit in Groot Brittannie verwilderde populatie die zich over Noord en Oost Europa uitbreidde
  • 11. Mandarijneend (1968) Verwilderde voliere-eend, Aziatische herkomst
  • 12. Smient (1952) Overwinter-eend, ook wel fluiteend genoemd (wie in de polder woont hoort dat ‘fiew fiew’ ’s nachts) Arctisch/boreaal, incidenteel broedend/overzomerend
  • 13. Pijlstaart (1923) Geheel Europa, ook na 1980 zeldzaam gebleven als broedvogel, algemeen als doortrekker
  • 14. Krooneend (1942) Kaspische Zeegebied, Oost Europa
  • 15. Witoogeend (1943) Azie, onregelmatig broedend, nog steeds
  • 16. Kuifeend (1904) Boreaal/arctische herkomst, begon in jaren ’40 aan grootschalige opmars Nederland dankzij eutrofiering wateren
  • 17. Eidereend (1906) Arctische herkomst, breidde areaal in geheel NW-Europa zuidwaarts uit, mogelijk door gunstige invloed eutrofiering op voedsel, schelpdieren
  • 18. Middelste Zaagbek (1916) NO Europa, tot 1980 geen vaste broedvogel, inmiddels wel
  • 19. Blauwe kiekendief (1921/1940) kosmopolitisch, het jaartal 1940 betreft eerste broedgeval op Waddeneilanden, Ameland, kan vrij zeker eerder in NL gebroed hebben, maar breidde zich sterk uit naar nieuw gebied
  • 20. Rode Patrijs (1972) Zuid Europa, uitgezet
  • 21. Klein waterhoen (1951) Oostelijk Europa
  • 22. Steltkluut (1931) Zuid Europa
  • 23. Morinelplevier (1962) Arctische broedvogel, slechts incidentele broedvogel in de Flevopolder, na 1980 niet meer, wel jaarlijks als trekvogel gezien
  • 24. Oeverloper (1930) Boreaal/arctisch Europa, tot 1980 incidenteel, vanaf 1993 jaarlijks broedvogel
  • 25. Dwergmeeuw (1942) Oost Europa, Finland, (staat nu als ‘ernstig bedreigd’ op Rode Lijst, maar is typische incidentele broeder op uiterste rand verspreiding)
  • 26. Stormmeeuw (1908) Arctisch/boreaal Europa
  • 27. Kleine Mantelmeeuw (1926) Oostelijk/Noord Europa
  • 28. Zwartkopmeeuw (1935) Oost Europa, Zwarte Zee (maakt typisch miauw-geluid als een kat, nu regelmatige broedvogel)
  • 29. Witwangstern (1938 ) Zuid Europa, onregelmatig broedend sindsdien
  • 30. Turkse Tortel (1948)  Zuidoost Europa
  • 31. Ruigpootuil (1972) Centraal Europa, geen regelmatige broedvogel, doet af en toe Drenthe aan
  • 32. Kramsvogel (1972) Centraal/Noord Europa, algemene doortrekker die na 1980 vaste broedvogel werd
  • 33.  Cettis Zanger (1976) Zuid Europa
  • 34. Waaierstaartrietzanger (1974) Zuid Europa
  • 35. Buidelmees (1962) Oostelijk/Zuidelijk Europa
  • 36. Bonte Vliegenvanger (1900) de klimaatkanarie van Christiaan Both broedde mogelijk al eerder in NL, maar begon toen aan landelijke opmars Westwaarts. Oostelijk/Noordelijk Europa
  • 37. Keep (1965) Noordelijk/Centraal Europa, een Dennen/sparren-zaadetend vinkje, overzomeraars komen nog steeds jaarlijks tot broeden
  • 38. Europese Kanarie (1922) Kanarische Eilanden, Spanje,
  • 39. Barmsijs (1942) Groot Brittannie
  • 40. Bijeneter (1964) Zuidelijk/continentale soort, volgens Josef Reichholf broedde de bijeneter ook in de warme Middeleeuwen in onze klimaatzone, nu (weer?)regelmatige broedvogel

 

De kwak - een nachtreier- gebruikt Artis als uitvalsbasis voor broeden in het wild. Zit in NL al eeuwen aan uiterste noordrand verspreiding

De kwak – een nachtreier- gebruikt Artis als uitvalsbasis voor broeden in het wild. Zit in NL al eeuwen aan uiterste noordrand verspreiding, was in Middeleeuwen mogelijk algemeen

Twijfelgevallen

  • Indische Gans, verwilderde vogel, geen jaartal vestiging
  • Toppereend, Arctisch, boreaal /alleen ‘mogelijk broedend’
  • Grote Zaagbek, alleen ‘mogelijk broedend’
  • Brilduiker, boreaal, arctisch Europa/alleen mogelijk broedend, na 1980 vaste broedvogel
  • Rosse stekelstaarteend, Noord Amerika, 1 mogelijk broedgeval 1977, nu jaarlijkse broedvogel
  • Pauw (1973) India, Meijendel, geen blijver en overduidelijk uit voliere ontsnapt
  • Groenpootruiter, Boreaal/Arctisch Europa, alleen mogelijke broedgevallen
  • Witgatje (1927?), Continentaal, Noordelijk Europa, alleen mogelijke broedgevallen
  • Lachduif (1975) eenmalig broedgeval Wageningen ontsnapte volierevogel
  • Halsbandparkiet (1972) onze meest bekende en meest luidruchtige exoot, de Vondelparkiet is niet meer weg te denken
    Met name bij eenden en ganzen veel verwilderde populaties van in gevangenschap gehouden vogels zoals de Canadese gans

    Met name bij eenden en ganzen veel verwilderde populaties van in gevangenschap gehouden vogels zoals de Canadese gans

     

    Na 1980?
    Chris Turnhout vergeleek voor zijn proefschrift de gegevens van bovenstaande atlas, met de nieuwe atlas van Nederlandse Broedvogels met gegevens van 1998-2000. Hij meldt in zijn proefschrift nog 31 soorten die na de eerste Vogelatlas (1979) die zich tot 2000 vestigden. Opgeteld zou je dan tot ongeveer 70 nieuwe soorten moeten komen in de 20ste eeuw, terwijl er 10-15 verdwenen: al moet ik nog controleren of Turnhout als nieuwelingen ook soorten meetelt, die voor 1980 nog geen vaste poldergrond hadden gevonden. En of er dubbeltellingen zijn met de Atlas van 1979. De arctische brandgans is daarbij opvallend, die stond nog niet in de oude Vogelatlas, maar anderen wel zoals de brilduiker, afkomstig uit Zweden. Die werd alleen als mogelijk broedgedval genoemd en lijkt zich hier permanent te vestigen.

    Brandganzen. Fuck Nova Zembla, tyfuseind, het grasveld van het tuincentrum in Nederland is ook prima....

    Brandganzen.  Nova Zembla? Tyfuseind, laat maar zitten, dat ‘oorspronkelijke broedgebied’. Het grasveld van het tuincentrum in Nederland is ook prima….

    Daarnaast is het vaak de vraag of ze echt ‘nieuw’ zijn. Neem de zeearend die hier als ‘ganse-arend’ werd vervolgd in de late Middeleeuwen. De overheid verplichtte het in Groningen om zijn nesten onklaar te maken, en die van andere roofvogels.  Ook op de Britse eilanden werd de zeearend uitgeroeid. Terwijl archeologische vondsten daar duidelijk wijzen op algemene verspreiding als broedvogel, al in de Romeinse tijd. Er is geen reden aan te nemen, dat de zeearend in onze delta niet broedde. Vervolging voor consumptie roeide ook de kraanvogel bij ons uit, net als reeds in 1600 in Engeland. Ook kunnen door klimaatschommelingen in het Holoceen (vele warmteperiodes, zoals Holocene Optimum, Romeinse warmteperiode, Middeleeuwse warmteperiode) diverse zuidelijker soorten hier eerder hebben gebroed, die later weer verdwenen toen Nederland na de Middeleeuwen sterk afkoelde.

    Baltsende zeearenden, technische gezien geen nieuwe broedvogel, hervestigde zich in 2006

    Baltsende zeearenden, technische gezien geen nieuwe broedvogel, hervestigde zich in 2006

     

    Een ander voorbeeld is de oehoe, een reuzenuil, die hier ongetwijfeld eerder moest voorkomen. Hoewel enorm, is hij zeer lastig te vinden, vliegt geruisloos en zelfs als je er onder staat en hij roept is hij nog steeds lastig te ontwaren in een boom. Tenzij hij in Purmerend op een dak gaat zitten, en mensen is gewend. Dat geldt ook voor de oehoe van Zoutkamp. Dan krijg je de terror-oehoe.

    Vestiging na 1980, maar ongetwijfeld hier ook vroeger aanwezig

    Vestiging na 1980, maar ongetwijfeld hier ook vroeger aanwezig. Hoewel zeer groot, duurde het bij mij een half uur voor ik ook een boven mij ‘hoehoe’ roepende oehoe in Hamburg kon ontdekken in de boom

     

    De oehoe kwam terug in Duitsland en daarmee Nederland, dankzij fok in Duitsland met tamme oehoe’s die jagers vroeger gebruikten om roofvogels en kraaien te lokken (en die dan dood te schieten). Roofvogels en kraaien zien in de oehoe hun doodsvijand. Zelfs de brute havik is ’s nachts niet veilig. Herintroducties vonden plaats vanaf de jaren ’70 in Duitsland. Daarvan profiteert Nederland mee. Er is-opnieuw- geen objectieve scheidslijn tussen exoot/wild, want de meeste oehoe’s, allen afkomstig uit Duitsland hebben dus voorouders uit gevangenschap. En door lange afwezigheid en snelle opmars, is hun effect dat van een invasieve exoot. In Noord Duitsland roeit de oehoe lokaal populaties haviken en wespendieven uit.

    Jagende slechtvalk

    Jagende slechtvalk, een goed mislukte foto

    Een zelfde geldt voor onze slechtvalken, vanaf 1992 weer vaste broedvogel, nadat hij voor 1979 incidenteel nog tot broeden kwam. Duitse valkeniers en valkenier-bioloog Christiaan Saar fokten slechtvalken voor herintroducties. Onze eerste broedende slechtvalk bij Maasbracht in 1992 is daar een nazaat van. De slechtvalk moet een algemene soort zijn geweest in Nederland, voor hij na het verdwijnen van de valkerij fanatiek werd vervolgd, onder andere door duivenhouders. (1862 hield koning Willem met valkerij op. Toen werd laatste hof-valkenier Adriaan Mollen uit Valkenswaard brodeloos). Omdat vele vogelaars anti-valkerij zijn en een Groen Linkse tik van de molen kregen, zul je ze nooit horen erkennen dat onze populatie zich mede dankzij Duitse valkeniers kon vestigen. Zie ook het tenenkrullende rapport dat Hugh Jansman van Alterra schreef over valkerij  voor Sharon Dijksma.

    Natuurbescherming? Redt de milieuvervuiling voor 1985, stook meer fossiele brandstoffen!

  • Een reden om nu zelf de data na te gaan, is omdat de traditionele natuurbeweging vaak ecologische geschiedsvervalsing bedrijft, dankzij hun verwevenheid met de natuurzuiverheids-ideologie van de milieubeweging. Alles dat vooruitgaat komt door ‘de natuur’ en alles dat achteruitgaat door ‘de mens’. Maar veel vooruitgang is te danken aan…de mens, en veel achteruitgang is juist te danken aan mensen die ergens mee stoppen en door cultuurverandering.
  • Dat blijkt ook uit de eerste en tweede Vogelatlas. Een soort als de fuut, kon spectaculair in aantal toenemen dankzij: eutrofiering, zo staat vermeld in de tweede Vogelatlas. Dat betekende meer prooi voor de fuut, meer vis. Bij de kuifeend zijn opmars moet eutrofiering geholpen hebben, omdat zijn voedsel de driehoeksmossel daar beter door groeide.  Ook bij de eidereend, kan eutrofiering een steun zijn geweest omdat zijn voedsel- de mossel- een kensoort is van eutrofe wateren. Experimenten met fosfatering van water, tonen een betere groei van mosselen  van tientallen procenten. Dit zijn allen soorten die na een piek in de jaren ’80 nu weer achteruitgaan dankzij….milieubeleid.
  • Bij SOVON weigert men dat te onderkennen door hun groene tunnelvisie. Immers, als iets achteruitgaat moet dat ook door de dekselse mens komen en dan liefst ‘de intensieve landbouw’ of ‘de vervuiling, verstoring, vermesting, verzuring’.
  •  Dat velen bij SOVON behept zijn met politieke vooringenomenheid blijkt wel uit de reactie van hun baas, Frank Saris toen ik ‘m betrapte op intellectuele oneerlijkheid. Dan noemt hij je ‘klimaatontkenner’. En dat zegt genoeg over zijn politiek vooringenomen denkwijze. Want het was SOVON Vogelonderzoek die de anti-wetenschappelijke Klimaatatlas in 2008 uitbracht, waarin met computermodellen vogels op de vlucht worden gejaagd naar het Noorden, op zoek naar voldoende kou. Zoals hierboven uit de soortenlijst al blijkt: vele arctische soorten vestigden zich in Nederland, er is geen 1 op 1 klimaat-verspreidingsrelatie: voedsel geeft de doorslag. Laat SOVON zich vooral beperkten tot het telwerk en verwerking van telgegevens, dat kunnen ze als beste. Maar bespaar ons de speculaties.
  • Dus wie is hier nu ‘ontkenner’ Frank Saris? Iemand die data/de realiteit ontkent en met persberichten de grootste mogelijke ornithologische flauwekul laat verkondigen? Of iemand die beweringen afkomstig van computermodellen ter discussie stelt? Volgens Ruud Foppen van SOVON Vogelonderzoek zou zelfs de kosmopolitische velduil hier voor de opwarming moeten wegvluchten. Het beest komt van Noordpool tot Evenaar voor met ondersoort op Hawaii. Oh nee, dan is het vast ‘de toon’ waarop ik het zeg. Het is niet waar omdat ze geen vriendjes met je willen zijn.
  • Zoals ik al in mijn voorafgaande blog schreef: Natuurbescherming in Nederland is zuivere cultuurbescherming. Daarom ook mijn vraag: als je wel miljoenen euro’s per jaar uitgeeft om primitieve landgebruiksmethodes te imiteren uit de 19de eeuw (=natuurbeheer, terugtoveren paarse heide door roofbouw arme zandgrond met schapen te imiteren inclusief afplaggen heide), waarom herstellen we dan niet de fosfaatvervuiling van begin jaren ’80? Die fosfaathoudende wasmiddelen kwamen voort uit een cultuur van techno-optimisme, het werkte ontzettend goed. Maar milieuhysterie leidde tot vervanging met mogelijk schadelijker zeolieten, die de potentie hebben om zware metalen uit bodemslib weer in oplossing te brengen. Of moeten we weer vuilstorten openen met vrij vuilnis, zodat de kokmeeuw weer de dichtheden haalt van de jaren ’60-70? Dankzij milieumaatregelen is de kokmeeuw weer op zijn retour, en Natuurmonumenten voert de kokmeeuw nu aan als argument om Griend met Waddenfonds-miljoenen te mogen verbouwen.

    Broedde in Romeinse warme periode in Nederland

    Broedde in Romeinse warme periode in Nederland, althans, zijn neef

  • Verder blijkt andermaal: de ‘oorspronkelijke’ soorten van het Planbureau voor de Leefomgeving, die hebben nooit bestaan. Er kwamen hier zelfs pelikanen in de Romeinse tijd voor, zo blijkt uit archeologische vondsten. De dichtstbijzijnde broedpopulatie zit nu in de Donaudelta in Roemenie.