Udo achtergrond windmolens 2Fred Udo.

De inpassing van grootschalige windstroom gaat gepaard met rendementsverlies in de klassieke centrales. De grootte van de inpasverliezen hangt samen met de windbijdrage, maar de verliezen groeien sneller dan evenredig met het percentage wind.

De hoeveelheid wind in ons stroomnet is nog klein (enkele procenten), dus de verliezen in het fossiele systeem zijn in Nederland nog nauwelijks meetbaar. Dit is de reden waarom de regering in Nederland nog steeds kan volhouden, dat de inpasverliezen wel meevallen. De politiek stelt, dat een kilowattuur windstroom een kilowattuur klassiek opgewekte stroom vervangt. Dit is de ‘nominale besparing’. Volgens de officiële lezing levert een aandeel van 25% wind 25% brandstofbesparing in de elektriciteitsproductie.

Dit fictieve beeld over windenergie wordt kritisch besproken in een eerder artikel. Dat werk is volledig gebaseerd op empirische gegevens. De conclusie is, dat de brandstofbesparing door een bijdrage van 25% windenergie in Nederland niet meer dan een derde bedraagt van de nominale besparing. De restrictie ‘in Nederland’ is nodig, omdat in ons vlakke land geen enkele opslag van stroom door waterkracht mogelijk is.

De regering bij monde van minister Kamp weigert om de conclusies zoals neergelegd in het aangehaalde artikel te aanvaarden. De minister geeft de voorkeur aan modellen, die een optimistisch beeld geven van de gevolgen van het inpassen van grootschalige windenergie.

Enige citaten uit een brief van minister Kamp aan de vaste commissie voor economische zaken.

Praktijkstudies kunnen echter niet worden toegepast om de invloed van windenergie op het systeem vast te stellen, omdat het statische karakter van dergelijke studies het onmogelijk maakt om rekening te houden met de dynamiek van het elektriciteitssysteem.

En enkele regels verder:

Praktijkstudies zoals gebruikt in de studie van de heer Le Pair c.s. houden in tegenstelling tot modelstudies geen rekening met de continue wisselwerking tussen deze factoren.

Snapt u het? Wij niet.

De minister eindigt zijn brief met:

Net als in eerdere publicaties en bijdragen van de schrijvers van de notitie worden ook in de onderhavige notitie op basis van bronmateriaal dat daar niet voor geschikt is zeer negatieve conclusies getrokken over de bijdrage van windenergie aan het behalen van de doelstellingen op het gebied van duurzame energie en CO2-reductie. Ik onderschrijf deze conclusies niet en zie hierin dan ook geen enkele aanleiding tot het bijstellen van mijn  beleid.

Door cognitieve dissonantie in de Haagse burelen wordt 60 miljard weggegooid voor een paar procent brandstofbesparing. Kees le Pair bespreekt op zijn website het optreden van minister Kamp met enige zwartgallige humor.

Het geheel doet denken aan de klimaatdiscussie, waarin modellen, die het aardse temperatuursverloop van de laatste 20 jaar niet kunnen reproduceren, toch gebruikt worden om het evangelie van de groene energie te verspreiden.

De minister zou zijn vertrouwen op modellen bevestigd kunnen zien in de jaarrapporten van het SAEI (de ‘Sustainable Energy Authority of Ireland’). Tenminste als hij die oppervlakkig leest. Hierin wordt met het PLEXOS–model berekend hoeveel brandstof bespaard wordt met de Ierse windmolens, bijvoorbeeld in het jaarverslag over 2012 van de SEAI.

Zoals de naam zegt, bedrijft dit instituut propaganda voor wind. Zij zullen de feiten waarschijnlijk wat mooier voorstellen, maar zij verzwijgen ze tenminste niet.

Twee getallen uit het rapport geven inzicht in de effectiviteit van het inzetten van windenergie in Ierland. Op pagina 29 staat:

While the CO2 emissions intensity of fossil-fuel generation, measured as tons-CO2 /MWh, is 7% higher with renewable electricity generation on the system, the ‘bottom line’ system  wide CO2 emissions intensity is 15% lower due to renewable electricity on the system.

Op grond van deze twee getallen kan worden berekend dat de bijdrage van 15,3% wind in het Ierse systeem een besparing oplevert van minder dan 70% van de nominale besparing.

Dit betekent, dat het model uit de gegevens over 2012 berekent, dat meer dan 30% van de windenergie in dat jaar verloren is gegaan door rendementsverliezen in de klassieke centrales.

Dit is echter niet het eind van het verhaal.

Eerdere uitkomsten gebaseerd op gegevens van Eirgrid over 2011 laten zien, dat de besparing door wind heel gevoelig is voor de aanwezigheid van waterkracht. In april 2011 was er geen waterkracht beschikbaar en de windbesparing viel in die maand terug naar 40 procent van de nominale besparing.  Dit is de normale situatie in Nederland!

Gemeten over het hele jaar 2011 is het resultaat 70% van de nominale besparing voor 12,6% windbijdrage. Dit resultaat werd berekend met de CO2 berekening van Eirgrid. Deze geeft te rooskleurige resultaten omdat de berekening alleen de statische rendementen van centrales in rekening brengt. De berekende besparingen zijn dus te hoog. Wheatley heeft de besparingen berekend op grond van de verliezen van elke centrale afzonderlijk. Hij komt tot een besparing door wind van 54 procent van de nominale besparing voor het Ierse systeem in 2011.

Hierbij nog twee opmerkingen.

– De besparingen zoals hier berekend voor 2012 zijn 10% te hoog, omdat de operationele resultaten geen rekening houden met de energie nodig om dit extra opwekkingsysteem bestaande uit duizenden turbines te bouwen en te onderhouden. Denk ook aan de grootschalige revisie van het hoogspanningsnet nodig om de stroom van de turbines naar de verbruikers te brengen.

– De hier berekende verliezen gelden voor een windbijdrage van 15%, maar deze zullen verdubbelen bij 25% wind. De eerder getrokken conclusies getrokken voor het Nederlandse net met 25% wind worden dus onderschreven door de nieuwe cijfers over het Ierse systeem.

De minister schreef ook in zijn brief:

Praktijkstudies zijn belangrijk om modellen van elektriciteitssystemen te toetsen, en daarmee de uitkomsten van simulatiemodellen te valideren.

Bij dezen is dus gevalideerd, dat 25% wind in het Nederlandse stroomnet niet leidt tot de beloofde brandstofbesparing.

 

Voor de fijnproevers: de onderliggende berekeningen zijn hier te vinden.