Depestele keek naar het hele plaatje van de bijvangst

Depestele keek naar het hele plaatje van de bijvangst, teruggooivis zoals de Vlamingen het noemen heeft brede gevolgen voor het ecosysteem, vele organismen profiteren er van

Jochen Depestele promoveerde afgelopen vrijdag bij Hans Polet van het ILVO met zijn onderzoek naar het deel van de ‘weggooivis’ (ondermaatse bijvangst’) waar Brusselse beleidsmakers geen oog voor hadden. Welk deel van bijvangst van boomkorvisserij overleeft nu, en wat gebeurt daar mee in het ecosysteem. Maar ook: wat gebeurt met terugzet-vis die niet overleeft, welke functie heeft die dode biomassa als voedsel in het ecosysteem van de zee. Dat negeerden de milieuactivisten en Brusselse ambtenaren die de aanlandplicht voor bijvangst uitrolden over de visserij.

Depestele turfde de overleving van met boomkor (4m armen) en kettingmatten gevangen vis. Zoals verwacht vond Depestele een hoge overleving voor teruggezette schol, 48 procent en overleeft vooral wijting de (bij)vangst niet. Voor tong vond hij nagenoeg de zelfde lage overleving als Van Beek in 1990, namelijk 14 procent. Bij de tongvisserij is ondermaatse schol de belangrijkste terugzet-soort.

Iedereen die wel eens mee te vissen ging/gaat ziet dat die wijting als eerste het loodje legt, om als meeuwenvoer te eindigen. De zwemblaas knapt. Terwijl ik met een emmer vol schar, na de vangst nog springlevende vis had die in het cafe de emmer uit sprong. Er is een groot verschil in taaiheid, zodat je een schol makkelijk kunt oppakken, van een merkje kunt voorzien en weer terug kunt zetten. Maar dankzij de Brusselse aanlandplicht is deze taaie schol nu gedoemd om vismeel te worden.

 

Milieuactivisten en politiek gemotiveerde ecologen willen alle visserij van zee af, en alle jagers uit de natuur wegpesten

Milieuactivisten en politiek gemotiveerde ecologen willen alle visserij van zee af, en alle jagers uit de natuur wegpesten: dit lijkt een belangrijke reden waarom zij zo voor de aanlandplicht van bijvangst waren. Plotse invoering duwt de visserij onder water.

Aanlandplicht ingevoerd met drogreden dat dit financiële voordelen heeft
Het traditionele visserijbeleid richt zich vooral op de zogenaamde maaswijdte van netten, die moet -afhankelijk van de beoogde doelsoort- zo groot zijn dat zoveel mogelijk jonge vis ontsnapt. Tenminste 60 procent van de aanlandplichtige vis bestaat uit de jonge vis van de doelsoort. Vis moet tenminste eenmaal kunnen voortplanten voor wij ze mogen opeten.  De Brusselse aanlandplicht duwt nu alle visserijen door de zelfde bureaulade-grootte.

In opvolgende blogs bespreek ik meer details uit Depestele zijn omvangrijke en knappe werk van meer dan 300 pagina’s met een schat aan informatie en ervaring. Deze quote uit de goede bedoelingen rond de aanlandplicht wil ik u alvast niet onthouden, hij staat op bladzijde 16 van Depestele’s proefschrift.

Measures are needed to reduce the current high levels of unwanted catches and to gradually eliminate discards. Unwanted catches and discards constitute a substantial waste and negatively affect the sustainable exploitation of marine biological resources and marine ecosystems and the financial viability of fisheries.(…)

Dus met het argument dat de aanlandplicht de financiële rentabiliteit verbetert, wordt de rentabiliteit van de Nederlandse kottervloot volledig om zeep geholpen. Plots moeten ze jonge schol die voor de helft zou overleven aan dek houden om aan wal te dumpen, waar ze hooguit 10 procent van de prijs van maatse vis voor krijgen. Dus moeten ze investeren om zo weinig mogelijk te verdienen.

Geen vis meer uit zee omdat milieuclubs alle vissers van zee af pesten

Geen vis meer uit zee omdat  de invloedrijke lobby in Brussel van milieuclubs vissers van zee af pest onder de vlag van ‘duurzame visserij’.

In Vlaanderen nam de vlootomvang van 2004 to 2014 ook drastisch af van 126 schepen naar 79. Die afname van vlootomvang droeg in volume vanzelfsprekend bij aan de grootste reductie in teruggegooide bijvangst. Volgens Depestele is er weinig winst behaald via andere vanstmethodes bij het reduceren van bijvangst. Dat valt ook de conservatieve vissers aan te rekenen, het zijn nu niet de meest vernieuwings- en experimentgedreven ondernemers.

Misschien moeten we de werkelijke doelen van de door milieuclubs zo gewilde aanlandplicht dan ook zo interpreteren: het dusdanig onrendabel maken van visserij dat er geen vissers over blijven. Het uithollen van de economische rentabiliteit van zeevisserij is voor groene clubs de kortste weg naar hun doel: een visserijvrij zeereservaat.

Misschien hanteren groene clubs zo een ultiem realisme. Omdat je van vissers geen gedragsverandering of vernieuwing hoeft te verwachten op korte termijn, blijft het wegpesten over. Zoals Depestele ook beschrijft: wie als visserijwetenschapper verandering wil doorvoeren bij vissers, moet het zo doen dat ze er bijna niets van merken. ‘Changing by not changing at all’. 

In het volgende blog ga ik verder in op de ecosysteembrede effecten zoals Depestele die behandelt.