André 1Wat iedere deelnemer aan de klimaattop in Parijs zou moeten weten.

De wetenschappelijke methode vereist dat we onze veronderstellingen over hoe de natuur werkt toetsen aan de werkelijkheid. Ook bij global warming moet dat werken. Er zijn ideeën over hoe gevoelig de wereldtemperatuur is voor de CO2-concentratie in de atmosfeer en die ideeën kunnen – moeten – worden getoetst, door te zien hoe goed de werkelijkheid zich houdt aan de voorspellingen.

Eenvoudiger lijkt het niet te kunnen zijn. Niets is echter minder waar. Toen Roy Spencer dat eens probeerde kreeg hij de wind van voren – lieggrafiek en zo -, ongeveer in hetzelfde stramien dat Dr. Cullen onderging toen hij de gevolgen van Fukushima relativeerde. Laten we het daarom eens op een andere manier proberen, waarbij de folkdevil Roy Spencer absoluut geen rol speelt.

Als voorspelling hebben we de CMIP5 data van de computermodellen die geheel Spencervrij zijn te downloaden van het KNMI.

We gebruiken de gemiddelden voor de emissie scenario’s RCP4.5 en RCP8.5 hier en hier.

Er is het nodige te doen over de mix van forecast en hindcast in de data. Ik denk dat dergelijke excuses ongepast zijn. Als je een scenario met hoge confidentie presenteert, dan impliceert dat ook dat dit moet kunnen worden getoetst. Dat is nu eenmaal de wetenschappelijke methode.

Nu kunnen we alle kanten uit met de data, met verschuiven van de nullijn en zo, om een optisch effect te bereiken, iets waarvan Spencer werd beticht. Waar echter niet mee gesjoemeld kan worden zijn de doorlopend berekende trends. De nullijn speelt dan geen rol, die valt weg in de differentiatie, evenals de beginpunt – eindpunt bias; we hebben immers doorlopend alle begin- en eindpunten. De looptijd van de trend moet nog wel goed worden gekozen en dat kan alleen maar minimaal dertig jaar zijn, de Janus-norm, maar ook overeenkomstig de losse definitie van het klimaat, die neerkomt op het gemiddelde van 30 jaar weer.

De grafiek hierboven vertoont dan ook de verzameling van de waarden van alle dertigjarige trendlijnen in stappen per jaar. De waarde van 0,163 in 1945 van de GISS-grafiek betekent dan ook dat de berekende trend tussen 1916 en 1945 0,163 graad Kelvin per decennium bedroeg.

We zien hier dat het gemiddelde van de CIMP5 modellen aardig op één lijn zitten met de waarnemingen tussen ongeveer 1960 en 2000, de hindcasts daarvoor konden echter de bochtige werkelijkheid niet volgen met name bij de maximum trend van 1945, terwijl ook het trendverschil rond 1910 de wenkbrauwen doet fronsen. Aan de andere kant, vanaf zo’n 2002 (dus de trend tussen 1973 en 2002), lijkt het echter fout te gaan. Beide RCP’s gaan onverdroten voort met een steeds hogere mate van stijging (want dat is een trend) terwijl de meetreeksen met de trend van de trends breken. Zonder ook maar iets aan emissies gedaan te hebben, lijkt die beruchte twee graden grens (0,2 graden C per 10 jaar) ineens wel ver weg en er is niets dat suggereert dat we iets extra moeten doen om beneden die grens te blijven.

De 30 jarige trend series van de RSS satelliet temperatuur is hier natuurlijk wel heel kort maar wel veelzeggend voor de oplettende lezer.

Wanneer kan men zeggen dat de modellen er niet in geslaagd zijn om een voldoende nauwkeurige predictie te geven?

Alle sommetjes hier.