Apocalyps

Via de media worden we dagelijks overspoeld met Apocalyptische visioenen van wat ons allemaal te wachten staat als gevolg van de verschrikkelijke opwarming van de aarde. Als eigentijdse Nostradamussen buitelen onheilsprofeten – die vaak uit publieke middelen worden betaald – over elkaar heen om emmers vol ellende over ons uit te storten. In zijn opus magnum, ‘The Skeptical Environmentalist’, noemde Bjørn Lomborg dit de ‘litanie van milieuangsten’, zoals de zure regen en het Waldsterben, het ozongat, de verzuring van de oceanen, het verlies aan biodiversiteit, de afname van de landbouwproductie, de spoedige uitputting van voorraden fossiele brandstoffen, meer weersextremen, en het verlies aan biodiversiteit, waaronder de iconische ijsbeer. Vrijwel alles fantasie, waarover later. Maar één daarvan springt eruit: de opwarming van de aarde (eigenlijk de opwarming van de atmosfeer). Zoals de Amerikaanse politicoloog (wijlen) Aaron Wildavsky ooit eens opmerkte: ‘Global warming is the mother of all environmental scares.’

Maar de wetenschap die daaraan ten grondslag ligt, heeft zich inmiddels vèr van de werkelijkheid verwijderd en een eigen modelmatige, virtuele realiteit geschapen. Immers, Moeder Natuur wil zich niet conformeren aan de uitkomst van de klimaatmodellen. Zij trekt haar eigen plan. De opwarming is nu al zo’n 18 jaar geleden gestopt. Dit verschijnsel is bekend als opwarmings’pauze’ of hiatus. Over de oorzaken daarvan heerst grote onzekerheid en al helemaal geen overeenstemming. Er is ons altijd voorgehouden: ‘The science is settled. All scientists agree.’ Dat was dus voorbarig, om het maar zachtjes uit te drukken.

De evangelisten van de klimaathysterie hebben zich op hun beurt weer vèr van de wetenschap verwijderd. Dat zijn bijvoorbeeld onheilsprofeten als Al Gore in de VS, David Suzuki in Canada, Hans Joachim Schellnhuber in Duitsland, Jean–Pascal van Ypersele in België, en onze ‘eigen’ Pier Vellinga in Nederland.

Na eeuwen van secularisatie hebben nu ook politiek en religie (bijvoorbeeld President Obama en Paus Franciscus) weer de handen ineen geslagen. Zij zien het als hun taak het nakend onheil af te wenden en gelijk Koning Kanoet de natuurkrachten te bedwingen. In hun visie beschikt de mensheid over het vermogen om het klimaat, en in het bijzonder de temperatuur te beheersen. Dat dient te geschieden door de CO2–’thermostaat’ wat lager te zetten door een vermindering van de uitstoot van CO2, dat bij het verstoken van fossiele brandstoffen vrijkomt. Hiertoe is een klimaatbeleid opgetuigd gericht op decarbonisering van onze samenleving. CO2 is de zondebok. Het verbruik van kolen, olie en gas dient te worden teruggedrongen ten voordele van hernieuwbare energie: wind, zon en biomassa. De maatschappij moet op de schop. Onze levensstijl dient te zijn gericht op consuminderen.

Ondertussen verkeert de bevolking in de greep van de angst. Nou ja … uit opiniepeilingen blijkt dat ondanks de decennialange tsunami van klimaatpropaganda global warming inmiddels onderaan het lijstje staat van de zaken waar de mensen zich zorgen over maken. ‘The wisdom of the crowds?’

Daartegenover staan de klimaatsceptici, die door de aanhangers van de AGW–hypothese (AGW = ‘Anthropogenic Global Warming’), vaak worden aangeduid als klimaat’ontkenners’. Dat is kwetsend vanwege de holocaust–connotatie. Bovendien, waarom zou men het klimaat ontkennen? De klimaatsceptici ontkennen zelfs niet dat er een geringe opwarming heeft plaatsgevonden. Zij ontkennen echter wèl dat deze overwegend van menselijke oorsprong zou zijn en dat deze catastrofale gevolgen zou hebben. Zij voeren daarbij aan dat er op bijna geen enkele tijdschaal een correlatie is tussen de CO2–concentratie in de atmosfeer en de gemiddelde wereldtemperatuur die op een causaal verband wijst. Voorts wijzen zij erop dat de klimaat(computer)modellen nog niet eens het verleden kunnen simuleren. Anders gezegd: zijn kunnen het verleden niet ‘voorspellen’ (‘hindcasting’: het tegendeel van ‘forecasting’), laat staan de toekomst. Dat is de laatste decennia duidelijk gebleken. Vrijwel alle klimaat(computer)modellen voorspelden (beter: projecteerden) aanzienlijk meer opwarming dan in werkelijkheid werd gemeten. Gedurende de laatste twee decennia was de temperatuurcurve vrijwel vlak. En dát terwijl de CO2–concentratie in de atmosfeer behoorlijk toenam! Mede hierdoor zijn de schattingen van de zogenoemde klimaatgevoeligheid voor CO2 (de temperatuurverhoging bij een verdubbeling van de CO2–concentratie in de atmosfeer) in de wetenschappelijke literatuur de laatste tijd aanzienlijk teruggeschroefd. De geringe opwarming die daaruit zou voortvloeien, is per saldo gunstig voor de mens en de natuur en in het geheel niet alarmerend.

Ook op tal van andere punten bleken de klimaat(computer)modellen de werkelijkheid niet goed te kunnen nabootsen. Dat leidt tot de onontkoombare conclusie dat zij geen voorspellende waarde hebben. Toch is dit de wetenschappelijke basis waarop ons miljardenverslindende klimaatbeleid is gebaseerd.

Daarnaast vindt er in de wetenschappelijke literatuur een geleidelijke herwaardering plaats van de rol van CO2. CO2 is immers een bouwsteen van het leven. Zonder CO2 zouden er geen planten, dieren en mensen zijn. De positieve effecten van verhoogde CO2–concentraties op de plantengroei zijn wetenschappelijk onomstotelijk aangetoond. Dit geldt niet alleen voor de glastuinbouw maar ook voor het open veld.

The satellite data show that there has been roughly a 14 per cent increase in the amount of green vegetation on the planet since 1982, that this has happened in all ecosystems, but especially in arid tropical areas, and that it is in large part due to man-made carbon dioxide emissions.

Zijn alle wetenschappers het met elkaar eens? Nee, uit peilingen blijkt dat tienduizenden gekwalificeerde en bona fide wetenschappers zich van de AGW–hypothese hebben gedistantieerd. (Zie hier en hier.) Maar dat feit wordt zowel in de politiek als media voortdurend weggemoffeld. Zeespiegelstijging? Ja, maar er is geen versnelling geconstateerd. En dat zou toch wèl het geval moeten zijn geweest volgens de AGW–hypothese. Aan de Nederlandse kust stijgt de zeespiegel met ongeveer 20 cm per eeuw. Dat kunnen onze dijkenbouwers nog wel een lange tijd behappen. Zijn er meer weersextremen? Nee, het VN–klimaatpanel (IPCC, ‘Intergovernmental Panel on Climate Change’) heeft daarover een apart rapport gepubliceerd. Conclusie? Er zijn geen trends in te ontdekken en al helemaal geen verband met opwarming (van welke oorzaak dan ook: natuurlijke of menselijke). Verlies aan biodiversiteit? Ja, maar niet vanwege opwarming. Immers opwarming is beter voor de biodiversiteit dan afkoeling. De biodiversiteit in de Tropen is groter dan op de Polen. Bovendien gaat het bij het verlies aan biodiversiteit bij lange na niet om de aantallen die de alarmisten ons willen doen geloven. Ook hier gaat het vaak om modelprojecties met hun eigen virtuele werkelijkheid. Afkalving van drijfijs op de polen? Het oppervlak drijfijs op beide polen is al vele tientallen jaren betrekkelijk constant. En hoe maken de ijsberen het? Voortreffelijk! Ze planten zich voort als konijnen. In 1965 werd hun aantal nog op 10.000 geschat. Thans zo rond de 30.000.

Volgens de filosoof Karl Popper dienen hypothesen getoetst te worden aan de werkelijkheid. Blijkt de werkelijkheid daarvan af te wijken, dan dient de hypothese te worden verworpen en dient men op zoek te gaan naar een alternatieve hypothese. Op klimaatgebied schrikt de mainstream terug voor een dergelijke stap, waardoor vele klimaatsceptici van oordeel zijn dat het hier om pseudo–wetenschap gaat.

Ecologische heilstaat versus vrijheid
Hoe goed de bedoelingen van de klimaatalarmisten oorspronkelijk ook moge zijn geweest en misschien nóg zijn, vanuit liberaal perspectief vormen zij een existentiële bedreiging, omdat het door hen bepleite klimaatbeleid leidt tot een ernstige inbreuk op de academische vrijheid en de vrijheid van meningsuiting meer in het algemeen. Daarnaast leidt zij tot een tendentie tot beperking van de democratie en nationale soevereiniteit, die plaats zouden dienen te maken voor meer internationale, planmatige, totalitaire vormen van global governance.

Er is waarschijnlijk geen wetenschappelijke discipline waar academische vrijheid zo weinig voorstelt als de klimatologie. Als klimatologen zich niet aan de partijlijn van het VN–klimaatpanel houden, lopen zij het risico door hun collega’s, milieuactivisten en/of politici te worden geïntimideerd en op een zijspoor te worden gerangeerd, zodat hun carrièrekansen zijn verkeken. Voorbeelden daarvan zijn: Henk Tennekes, Willie Soon, Sallie Baliunas, Lennart Bengtsson en Roger Pielke Jr. en vele anderen.

Het laatste slachtoffer van deze heksenjacht is de bekende Franse weerman en chef van de meteorologische dienst van de tv–zender France 2, Philippe Verdier. Op 1 oktober, enkele maanden voor de grote klimaatconferentie in Parijs in december, publiceerde hij een boek, ‘Climat investigation’, waarin hij ernstige kritiek uitte op het klimaatalarmisme en de praktijken van het VN–klimaatpanel.

Philippe Verdier:

We zijn gijzelaars van een planetair schandaal van politieke opwarming, een oorlogsmachine die ons in de greep van de angst houdt.’ En die tevens is gericht op de wetenschappers ‘die worden gemanipuleerd en gepolitiseerd’, op de politiek ‘die slechts haar eigenbelang dient’, op de media ‘die op hol slaan en censureren’, en ook op de ‘commercie van de NGO’s’, die geld verdienen aan de opwarming. …’

Zijn opvattingen werden door zijn werkgever niet in dank afgenomen en hij werd op non–actief gesteld. Een petitie om hem weer in zijn functie te herstellen heeft op het moment dat dit werd geschreven zo’n 18.000 handtekeningen vanuit de hele wereld opgeleverd. Maar dat heeft niet geholpen. Verdier is ontslagen. ‘Son employeur n’est pas Charlie!’ Het bevestigt opnieuw de totalitaire tendenties van de klimaatbevlogenen. Het Lysenkoïsme is terug van weggeweest. ‘Klimaat’ maakt meer kapot dan je lief is.

Maar naast de McCarthy–achtige heksenjacht op individuele sceptische klimaatwetenschappers is er nog de meer systemische aanval op onze huidige samenleving, in het bijzonder gericht tegen de democratie en de vrije ondernemingsgewijze productie, ofwel de markteconomie. De Duitsers hebben wat dat betreft hun reputatie van Gründlichkeit weer waargemaakt.

Vele jaren geleden schreef ik: ‘Het huidige klimaatbeleid zal overigens ook van grote invloed zijn op het karakter van onze samenleving. Als we de tendens van het huidige beleid, dat door bijna alle politieke partijen wordt gesteund, extrapoleren, dan resulteert dat in een sluipende collectivisering van onze maatschappij. Deze zal uiteindelijk uitmonden in een ecologische planeconomie. Een dergelijke ontwikkeling zal ernstige negatieve gevolgen hebben voor het welvaartscheppend vermogen van deze samenleving, onze levensstandaard en – nog belangrijker – voor onze persoonlijke vrijheid en de vrijheid van ondernemen.’

Toen ik dit zo’n tien jaar geleden vertelde aan een vooraanstaand lid van het toenmalige kabinet, reageerde hij met een brede grijns: ‘Zo, dus communisme via de achterdeur!’ Hij bedoelde het als een grap. Maar sindsdien hebben de ontwikkelingen mij toch een stukje gelijk gegeven.

Plato was tegenstander van de democratie. In zijn opvatting diende de ideale staat te worden geleid door geleerden met een filosoof–koning aan het hoofd. Vele eeuwen later verzette Karl Popper zich tegen gedachte, die volgens hem tot totalitarisme zou leiden. Met de val van het communisme dachten velen dat dit soort politieke denkbeelden nu wel definitief op de schroothoop van de geschiedenis waren beland. Maar de zorg om het milieu en het klimaat hebben ze nieuw leven ingeblazen.

Zo heeft de Duitse WBGU (‘Wissenschaftlicher Beirat der Bundesregierung Globale Umweltveränderungen’) onder voorzitterschap van de Duitse klimaatpaus Hans Joachim Schellnhuber – niet gehinderd door valse bescheidenheid – in 2011 een rapport uitgebracht: ‘Welt im Wandel: Gesellschaftsvertrag für eine Große Transformation’.

Aan de inleiding ontleen ik het volgende:

Der WBGU begründet in diesem Bericht die dringende Notwendigkeit einer post–fossilen Wirtschaftsweise, zeigt zugleich die Machbarkeit der Wende zur Nachhaltigkeit auf und präsentiert zehn konkrete Maßnahmenbündel zur Beschleunigung des erforderlichen Umbaus. Damit die Transformation tatsächlich gelingen kann, muss ein Gesellschaftsvertrag zur Innovation durch einen neuartigen Diskurs zwischen Regierungen und Bürgern innerhalb und außerhalb der Grenzen des Nationalstaats geschlossen werden.

Het was het eerste pleidooi voor een meer planmatige maatschappelijke ontwikkeling na de val van de muur – een soort blauwdruk voor een ecologische heilstaat op wereldschaal. Het deed sterk denken aan een ander soortgelijk project uit een grijs verleden: RIO =  ‘Reshaping the International Order’, waaraan de naam van de Nederlandse econoom en Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen was verbonden. De WBGU had zich veel moeite kunnen besparen als het had geanalyseerd waarom dat project in de vergetelheid is geraakt. Maar ja, zij hadden er waarschijnlijk geen flauw idee van dat zij bezig waren het vierkante wiel opnieuw uit te vinden.

De reacties in Duitsland waren vernietigend. Zo schreef Axel Bojanowski in ‘Der Spiegel’:

Der letzte große Bericht las sich wie Schellnhuber in Reinkultur: Der Beirat erneuerte seine alte Forderung nach einer ‘Großen Transformation, der Zivilisation. Der ambitionierte Weltplan sieht kontinentale Arbeitsteilung vor: Die gemäßigten Breiten produzieren Nahrung, die Subtropen Sonnenenergie, und die Tropen dienen der Erholung und der Erhaltung der Artenvielfalt.

Das Gutachten sorgte für ungewöhnlich viel Zorn und Spott, insbesondere in konservativen Kreisen, auch im Wirtschaftsministerium. Der Beirat der Bundesregierung fordere eine ‘Ökodiktatur’, hieß es in Dutzenden Kommentaren. Das ‘ideologische Pamphlet’ habe dem WBGU geschadet, nörgeln aber auch alte WBGU–Weggefährten Schellnhubers. Es habe die Befürchtung bestätigt, dass Schellnhuber in dem Gremium Kontrahenten fehlten. In den neunziger Jahren bevölkerten den WBGU noch allerlei ‘neoliberale Wirtschaftswissenschaftler’, wie die alten Kollegen sie heute abschätzig nennen.

Maar dit soort denkbeelden circuleren nog steeds. Pleitbezorgers van een toekomstige planeconomische ecologische heilstaat zijn thans Naomi Klein (‘Global warming is not about science but destroying capitalism.’) en Christiana Figueres, klimaatchef van de VN. De beide dames en de milieubeweging hebben de handen ineengeslagen in ideologische convergentie.

Fabulerende milieubeweging
De milieubeweging blijft er ondertussen lustig op los fabuleren en de media nemen hun propaganda slaafs over. Het ‘grote verhaal’ van de milieubeweging is op zijn minst sterk overdreven en vaak pure fantasie, ofwel desinformatie. Zij pretendeert zich op de wetenschap te baseren, maar doet dat wel erg selectief – een klacht, zo niet aanklacht, die Patrick Moore, een van de oprichters van Greenpeace, maar die zich nu gedesillusioneerd daarvan heeft afgewend, regelmatig heeft geuit. In de vertrouwde Stalinistische traditie heeft Greenpeace hem inmiddels van het tableau verwijderd en ontkent het dat hij tot de oprichters behoorde.

In een recente rapport van Greenpeace, zou de wereld reeds in 2050 volledig op hernieuwbare energie kunnen zijn overgegaan. Maar ondanks alle mooie verhalen daarover bedraagt het aandeel van hernieuwbare energie in de totale energiebehoefte wereldwijd thans toch niet meer dan enkele luttele procenten. En volgens de (realistische) prognoses van het IEA (‘International Energy Agency’ te Parijs) zullen fossiele brandstoffen nog vele decennia de hoofdmoot van onze energiebehoefte dekken.

Maar wat schort er nu aan hernieuwbare energie? Fred Udo (voormalig CERN) en Kees le Pair (voormalig directeur van de Technologiestichting STW) hebben het voor ons uitgerekend. wat betreft het Energieakkoord concludeert Kees le Pair:

Bij 25% windstroom is er geen brandstofbesparing, geen verminderde CO2-uitstoot en zijn we meer dan € 60 miljard kwijt.

De reden daarvan is dat windstroom intermitterend is, afhankelijk van de wind. Het elektriciteitsverbruik vertoont een ander – meer gelijkmatig – profiel. De fluctuaties van het aanbod moeten worden gecompenseerd door fossiel–gestookte elektriciteitscentrales. Maar voortdurende op– en afregeling daarvan gaat gepaard met grote efficiencyverliezen. Die zijn ongeveer even groot als de winst door het gebruik van ‘gratis’ wind.

Voor biomassa is de situatie niet beter. De KNAW heeft onlangs een ‘visiedocument’ daarover gepubliceerd. Aan de inleiding ontleen ik het volgende:

Het visiedocument Biobrandstof en hout als energiebronnen – effect op uitstoot van broeikasgassen is opgesteld door de KNAW–leden Martijn Katan, Louise Vet en Rudy Rabbinge. De conclusie: het bijstoken van hout in energiecentrales en het gebruik van biobrandstoffen in het vervoer doen de uitstoot van broeikasgassen niet wezenlijk dalen. Subsidies en richtlijnen hiervoor bewerkstelligen niet het beoogde doel.

De conclusie van dit alles moge duidelijk zijn. We verkeren in een impasse, waarbij tientallen miljarden, die geen enkel klimaateffect hebben, in een groot zwart gat verdwijnen. Voor de EU als geheel wordt de verspilling op € 5,7 biljoen geraamd.

Ecomodernisme
Inmiddels heeft het ecomodernisme zijn opwachting gemaakt, dat een uitdaging vormt voor de traditionele milieubeweging, van waaruit de betrokken protagonisten zijn voortgekomen. Prominente vertegenwoordigers van deze stroming zijn Ted Nordhaus, Michael Shellenberger en Mark Sagoff.

De traditionele milieubeweging is voorstander van ‘duurzame ontwikkeling’. De ecomodernisten zien snelle economische groei als de beste manier om mensen uit armoede te bevrijden. Ze zijn niet tegen de huidige sociaal–economische maatschappelijke orde en staan positief tegenover technologie, inclusief kernenergie en genetische modificatie. De traditionele milieubeweging is voorstander van het voorzorgprincipe, vanuit angst dat er onbedoelde, negatieve effecten optreden bij een nieuwe technologie of maatregel. De ecomodernisten willen juist experimenteren, vanuit een overtuiging dat we in staat zijn telkens nieuwe problemen op te lossen, die leiden tot vooruitgang. De oude milieubeweging heeft een ‘terracentrisch’ wereldbeeld, waarbij de aarde wordt gezien als het allerhoogste. De nieuwe stroming heeft een antropocentrisch wereldbeeld, waarbij de mens centraal staat.

Hoewel het ecomodernistische gedachtegoed veel gemeenschappelijk heeft met dat van de critici van de milieubeweging, is er ook een cruciaal verschil met de klimaatsceptici. En dat betreft het klimaat. De auteurs van het ecomodernistische manifest blijken aanhangers van de AGW–hypothese. Maar zij geven toch een andere draai aan wat zij als oplossing van het probleem zien. Ik pik een aantal krenten uit hun manifest, dat inmiddels in vele talen is verschenen, in het bijzonder waar het gaat om klimaat en energie:

Hierbij onderschrijven wij een oud ideaal, namelijk het idee dat de mensheid haar impact op het milieu moet verkleinen om plaats te maken voor natuur. Maar tegelijk verwerpen we het idee dat menselijke samenlevingen in harmonie moeten leven met de natuur om zo een economische en ecologische ineenstorting te vermijden. …

Een ruime toegang tot moderne energiebronnen is een essentiële vereiste voor menselijke ontwikkeling en voor de loskoppeling van menselijke ontwikkeling en natuur. De beschikbaarheid van goedkope energie laat arme mensen in de hele wereld toe om te stoppen met bossen te gebruiken als energiebron. Het stelt mensen in staat om meer voedsel te verbouwen op minder land, dankzij energie–intensieve input van meststoffen en tractoren. Energie laat mensen toe afvalwater te recycleren en zeewater te ontzilten om zo rivieren en bronnen te sparen. …

Klimaatverandering en andere ecologische uitdagingen zijn niet de meest belangrijke of meest onmiddellijke zorg voor het merendeel van de wereldbevolking. Dat zouden ze ook niet mogen zijn. Een nieuwe kolencentrale in Bangladesh kan dan wel luchtvervuiling en stijgende CO2– emissies met zich meebrengen, ze zal ook mensenlevens redden. Voor miljoenen mensen die leven zonder licht en die niet anders kunnen dan mest te verbranden om hun voedsel te bereiden, bieden elektriciteit en moderne brandstoffen een weg naar een beter leven. Wat de precieze oorsprong ervan ook moge zijn en zelfs als die energiebronnen tegelijkertijd nieuwe ecologische uitdagingen met zich meebrengen.

De transitie naar een wereld die aangedreven wordt door koolstofvrije energiebronnen vereist technologieën met een hoge energiedichtheid die opgeschaald kunnen worden tot in de tientallen terawatt om de groeiende economie te doen draaien.

Met de meeste vormen van hernieuwbare energie is dit helaas niet haalbaar. Biobrandstoffen en vele andere hernieuwbare energiebronnen zouden te veel land nodig hebben en een dusdanige milieu–impact dat wij betwijfelen of ze wel een weg kunnen vormen naar een koolstofvrije toekomst met een kleine voetafdruk. …

Op lange termijn vertegenwoordigen zonne-energie (van de volgende generatie), geavanceerde kernsplijting en kernfusie de meest plausibele manieren om aan de gezamenlijke doelstellingen van klimaatstabilisatie en de radicale loskoppeling van mens en natuur te voldoen.

Aldus enkele passages uit het ecomodernistisch manifest.

In kringen van de milieubeweging is het ecomodernisme zeker een fris en taboedoorbrekend geluid. Maar tegelijkertijd blijft het naar mijn gevoel toch wat steken in wensdenken. Maar dat alles neemt niet weg dat het ecomodernisme een belangrijke stap vooruit is ten opzichte van de steriele, irrealistische, misantropische, regressieve, anti–kapitalistische en anti–liberale ideologie van de klassieke milieubeweging, die de natuur wil laten prevaleren boven de mens.

– – –

Dit artikel is onlangs gepubliceerd in Liberaal Reveil en bestaat uit een geactualiseerde compilatie van mijn eerdere bijdragen aan Climategate.nl.

Voor mijn eerdere bijdragen over klimaat en aanverwante zaken zie hierhier, hier, hier en hier.