Eerder schreef ik dat de klimaatscepsis in opmars was. Toen ik dat schreef, wist ik niet dat ook het Reformatorisch Dagblad een opinieartikel had gepubliceerd van Wim Eradus, die als wetenschappelijk medewerker aan de Wageningen Universiteit was verbonden.

Een gastbijdrage van Wim Eradus.

Om de huidige klimaatveranderingen te begrijpen, moeten we ook weten hoe het klimaat zich in het verleden heeft gedragen, stelt ir. Wim Eradus.

De klimaatconferentie die volgende week in Parijs wordt gehouden, krijgt steeds meer aandacht in de media. Het publiek wordt voorgehouden dat de opwarming van de aarde de grootste crisis is in de geschiedenis van de beschaving. We hebben de „laatste kans om de planeet Aarde te behoeden voor een klimaatcatastrofe.” Tenminste als je de berichten erover mag geloven.

Daar werd veertig jaar geleden anders over gedacht. Toen waren het alarmerende berichten over een nieuwe ijstijd die de voorpagina’s haalden van kranten en tijdschriften als Newsweek en Time. Science News toonde een plaatje van New York dat overstroomd werd door een oprukkende gletsjer. De gevolgen ervan zouden catastrofaal zijn voor de menselijke beschaving. Ook werden er ernstige droogtes voorspeld.

Dr. Holdren, de huidige wetenschapsadviseur van Obama, beweerde in 1975 zelfs dat er „zo veel ijs is opgehoopt in Antarctica, door een extreme koude, veroorzaakt door onze activiteiten, dat dit ijs voorover zal kunnen vallen in de oceaan. Daardoor zal de grootste vloedgolf in de geschiedenis worden veroorzaakt die de menselijke beschaving in de kustgebieden zal wegvagen.”

Ook in het begin van de vorige eeuw werd een alarmerende afkoeling gesignaleerd. In 1912 meldde de Los Angeles Times dat er nieuwe ijstijd aankwam. „Het menselijk ras zal tegen koude moeten vechten voor zijn bestaan.” En in 1923 verklaarde de Chicago Tribune op de voorpagina: „Wetenschappers zeggen dat ijstijd Canada zal wegvagen, samen met grote delen van Azië en Europa.”

Spoedig daarna bleek de aarde echter weer te gaan opwarmen. Een heleopluchting. Maar nee, al in 1922 berichtte het US Weather Bureau: „De Noordelijke IJszee warmt op, ijsbergen worden steeds schaarser en op sommige plaatsen vinden zeehonden de temperatuur te hoog. Op alle punten worden hier veranderingen waargenomen in de klimatologische omstandigheden die tot nu toe ongehoord zijn. Expedities rapporteren dat veel bekende gletsjers volledig zijn verdwenen.”

Deze opwarmingsfase in de periode 1910–1945 gaf een gemiddelde stijging van de temperatuur van 0,0163 °C per jaar. Dit was – let wel – in een tijd dat er nog maar nauwelijks sprake was van een CO2–toename. Daarna daalde de temperatuur tot 1975 om vervolgens opnieuw met 0,0166 °C per jaar omhoog te gaan. Deze laatste stijging liep wel parallel met de sterk toenemende mondiale CO2–uitstoot.

In de afgelopen eeuw is de temperatuur per saldo ongeveer 0,8 °C toegenomen. Dat is niet bepaald alarmerend. Klimaatmodellen laten echter zien dat de temperatuur de komende decennia veel sterker zal stijgen. Vandaar de angst dat het nu vijf voor twaalf is. Dreigend onheil zou moeten worden afgewend.

De werkelijke temperatuurontwikkeling trekt zich echter niets van computeruitkomsten aan. Al van het begin van deze eeuw is er eerder een geringe afname dan een toename van de temperatuur te constateren. Beweerde klimaatwetenschapper Mojib Latif vijftien jaar geleden nog dat op onze breedtegraad geen strenge winters met veel sneeuw meer voor zouden komen, in 2009 kwam hij tot de conclusie dat van opwarming van de aarde voorlopig geen sprake meer is. Hij voorzag zelfs een periode van ”global cooling”. „Maar dit is slechts een pauze in de opwarming, daarna gaat de opwarming weer door.”

Meerdere wetenschappers, met name astrofysici en geologen en paleo-ecologen, voorzien het opnieuw optreden van een al dan niet kleine ijstijd. Ook dr. Don Easterbrook, hoogleraar aan de Western Washington University, waarschuwt uitdrukkelijk voor een komende globale afkoeling die volgens hem veel ernstigere gevolgen heeft dan een opwarming: „Door extreme koude kunnen twee keer zo veel slachtoffers vallen dan door extreme warmte. Daar komen mislukte oogsten bij die de mondiale voedselproductie ernstig in gevaar kunnen brengen.”

Dr. Easterbrook benadrukt terecht dat het verleden sleutel is tot de toekomst: „Om de huidige klimaatveranderingen te begrijpen, moeten we weten hoe het klimaat zich in het verleden heeft gedragen. Om te zien waar we heen gaan, dienen we te onderzoeken waar we vandaan komen.” Easterbrook onderzocht de fluctuaties in het klimaat en vond opmerkelijk consistente patronen over decaden, eeuwen en millennia. Zo was het 1000 jaar geleden waarschijnlijk warmer dan nu. De Vikingen bedreven landbouw en veeteelt in Groenland en in Schotland werd wijn verbouwd.

Op dit zogenaamde middeleeuwse optimum volgde de kleine ijstijd tot 1850. Een lange periode van bittere koude, met mislukte oogsten en hongersnoden. Daarna steeg temperatuur weer, weliswaar met de nodige ups en downs, en werd het klimaat opnieuw aangenamer.

Het klimaat is een uiterst complex gebeuren met een groot aantal variabelen, waaronder de CO2-concentratie. Het is nooit in een stabiel evenwicht. Voortdurend zijn er pieken en dalen. Klimaatverandering is eigen aan zichzelf. De mens heeft daar maar beperkte invloed op.

Het is een hoogmoedige gedachte dat wij mensen met een soort thermostaatknop de wereldtemperatuur zouden kunnen regelen. Besef van een Schepper, die het ritme van de dagen en van de seizoenen heeft gemaakt, bewaart voor excessieve angst voor klimaatverandering.

Aldus Wim Eradus.

Voor mijn eerdere bijdragen over klimaat en aanverwante zaken zie hier, hier, hier, hier en hier.