Hugo Matthijssen achtergrond windmills

Hugo Matthijssen.

Allereerst de levering van windmolens. Daarvoor kijken we naar het Amalia windpark als voorbeeld.

Zoals ik in mijn vorige stukje al aangaf, levert het Amalia een hoeveelheid stroom die volgens Eneco overeen komt met 422.000 Mwh per jaar. Eneco geeft daarbij aan dat dat genoeg is voor 125.000 huishoudens. Daarvoor wordt per jaar 42 miljoen subsidie verstrekt. Omgerekend naar centralevermogen in Mw is dat 422.000 : (365 x24) = 48 Mw continu draaiend vermogen.

Nu de nieuwste kolencentrales
Fossiel–gestookte centrales worden gebouwd voor een lange levensduur en een grote betrouwbaarheid. Kolengestookte basislast centrales kunnen 4 jaar doordraaien voordat er groot onderhoud nodig is. Ook gaat er wel eens wat mis zodat je er vanuit kunt gaan dat een continu doordraaiende fossiele centrale gemiddeld per jaar ongeveer 90% van de tijd het opgestelde vermogen kan leveren en 10% van de tijd stil staat voor reparatie of onderhoud.

Een snelle inventarisatie levert de volgende nieuwe centrales op:
Eemshaven 1 en 2 van Essent totaal 2 x 800 Mw opgesteld vermogen.
Maasvlakte 3 van Eon totaal 1070 Mw en
GDF Suez energie 800Mw

Een totaal opgesteld vermogen van 3470Mw dat 90% van de tijd als basislastcentrale inzetbaar is. Als we naar dat vertalen naar continu opwekvermogen dan komen we uit op 3470MW x 0,9 = 3123Mw

Gaan we nu vergelijken met het Amalia-windpark met een gemiddeld leveringsvermogen door het jaar heen van 48 Mw dan zijn voor vervanging van deze centrales ongeveer 65 Amalia windparken nodig. Uitgaande van de opgave van Eneco dat het Amalia windpark stroom kan leveren aan 125.000 huishoudens, komt de levering van de nieuw gebouwde kolencentrales neer op de stroomlevering voor ongeveer 8.125.000 huishoudens.

Daarbij is nog geen rekening gehouden met de inpassingsverliezen en de extra transportverliezen. Ook is er geen rekening gehouden met de vervangende capaciteit die achter de hand gehouden moet worden om perioden met windstilte, te weinig wind of te veel wind te overbruggen. Dat betekent dat je nog eens net zoveel capaciteit aan back–up centrales achter de hand moet houden waarvan  een deel als spinning reserve zodat weer snel kan worden opgeschaald naar grotere vermogens als de vraag toeneemt bij afnemende wind.

De vraag is dan ook of de politiek in beeld heeft dat het sluiten van de nieuw gebouwde kolencentrales niet zo’n goed idee is. Alleen al het één op één vervangen van deze nieuwste kolencentrales door windenergie, waarbij uitgegaan wordt van de ruim berekende levering van het Amalia–windpark en de verstrekte subsidie, komt over een periode van 15 jaar neer op 15 x 42 miljoen x 65 = 40.950 miljard. Dat is nog exclusief de kapitaalvernietiging die ook op een of andere manier moet worden gecompenseerd. Moderne centrales zijn gebouwd op een technische levensuur van 40 jaar zodat je dan nog 25 jaar levering te kort komt.

Uitgaande van de technische levensduur van nieuw te bouwen windmolens en centrales kom je dan al snel uit op een kostenpost van minimaal 109 miljard. Daarbij is dan nog geen rekening gehouden met de compensatie voor de kapitaalvernietiging, de extra netcapaciteit, die nodig is om de windpieken snel heen en weer te kunnen transporteren, en de noodzakelijke kosten voor de stopcontacten op zee. Ook zal er een ombouw moeten plaats vinden voor de vervangende centralecapaciteit die deels snel–startende gasturbinecapaciteit nodig maakt voor de opvang van snel wegvallende windstroom en een deel van de centrales zullen op stoom moeten blijven. Dat is de noodzakelijke spinning reserve voor snel inzetbare buffercapaciteit.

Voor die spinning reserve worden momenteel in Duitsland de bruinkoolcentrales ingezet.

Wat dragen windmolens dan echt bij aan onze energievoorziening?
Kijken we naar de afgelopen tijd dan zien we dat in 2014 niet meer dan ongeveer 5% van onze stroom met windmolens opgewekt werd, dat is niet meer dan 0,7% van ons jaarlijkse energiegebruik. Gaan we dat opvoeren in het kader van het energieakkoord tot 20% dan leveren al die windmolens samen nog niet meer dan 2,8% van ons totale energiegebruik.
Nu zullen de voorstanders direct roepen dat er intussen veel is bijgebouwd en dat we het energieakkoord aan het uitvoeren zijn, waarin is opgenomen dat we gaan werken aan ‘Opschaling van wind op zee naar 4450 Mw operationeel in 2023.
De reeds bestaande parken en hetgeen in de pijplijn zit tellen op tot circa 1000 Mw. Hier bovenop komen de aanbestedingen van in totaal 3450 Mw.’

Omgerekend naar centralecapaciteit betekent dat ongeveer 0,4 X 4450 = 1780 Mw daarbij is meegenomen dat 40% van Eneco ruim te noemen is en ook centrales wel eens een servicebeurt nodig hebben.

De capaciteit van wind op zee is vergelijkbaar met een relatief geringe 1780Mw centralecapaciteit, als we de geplande windcapaciteit op zee zoals is opgenomen in ons energieakkoord ook daadwerkelijk uitvoeren.

Om te weten hoeveel hoeveel centralecapaciteit er momenteel operationeel is om meer dan 80% van onze stroomvoorziening te leveren in de huidige praktijk kijk dan maar eens naar deze link.

De capaciteit van de windmolens op zee samen, na uitvoering van  het energieakkoord, is qua stroomproductie per jaar in de praktijk nog veel minder dan de totale capaciteit van de laatste nieuw gebouwde kolencentrales die ze willen stilzetten en vergeleken met de totale operationele centrale capaciteit is dat in de praktijk niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat.

Daarbij hebben we de inpassingsverliezen nog niet eens meegenomen. Ook de noodzakelijke reservecapaciteit niet en daar moeten we ook nog eens miljarden voor gaan uitgeven.

Wind is afhankelijk van de grillen van de natuur, hun opgewekte elektriciteit varieert al te sterk in de tijd, van helemaal niets tot hun opgestelde vermogen. Als er even minder wind en zon is moet er dus beroep worden gedaan op … klassieke elektriciteitscentrales, zoals die op basis van steenkool en gas.

Men kan zich dan ook afvragen hoe het mogelijk is dat we in Nederland nog steeds geloven dat we in de toekomst met wind en zon onze energievoorziening kunnen regelen en we een energieakkoord sluiten dat uiteindelijk energiearmoede zal opleveren.

En dat tegen bedragen van meer dan 70 miljard over een periode van ongeveer 15 jaar. Dat betekent een aderlating van duizend euro per jaar per gezin over die periode uitgaande van de cijfers uit de laatste berekeningen van de Algemene Rekenkamer en dan komen daar de netwerkkosten nog bovenop.

Dit schrijft de Rekenkamer daarover:

Doelen duurzame energie niet haalbaar zonder miljarden extra voor windmolens op zee of projecten in buitenland.
“Het is niet realistisch om te verwachten dat Nederland met de huidige inzet de afgesproken doelen realiseert van 14 % duurzame energie in het jaar 2020 en 16 % in 2023. Sleutelen aan het belangrijkste instrument, de subsidieregeling SDE+, zou onvoldoende soelaas bieden, omdat deze regeling op hoofdlijnen goed in elkaar steekt. Om alsnog de met andere EU-lidstaten en via het nationale Energieakkoord afgesproken doelen tijdig te bereiken zijn op korte termijn besluiten van de minister van Economische Zaken (EZ) nodig.”

Dat is niet vreemd als je kijkt hoe optimistisch de levering van het Amalia-windpark is berekend een windpark dat alleen bereikbaar is voor onderhoud als het bijna windstil is en waarvan bekend is dat de productiecapaciteit met 2% per jaar afneemt. En wat doet Kamp en ook de Tweede Kamer? Die steken de koppen in het zand door deze cijfers te negeren.

Aan de andere kant gaat de Rekenkamer er nog steeds van uit dat we met inzet van nog meer geld de doelen wel halen terwijl we met de windmolenparken op zee, zoals die nu gepland zijn in het kader van energieakkoord, in de praktijk nog niet eens de energie–intensieve productie van een paar kolencentrales vervangen.

Ook in de in het energieakkoord opgenomen plannen voor energie uit biomassa is een utopie. Om dat te halen hebben we ongeveer 1,5 x Nederland nodig alleen voor biobrandstof. Als ieder westers land die kant op gaat hebben straks geen aarde meer over. En op een ontboste wereld kunnen we niet leven.

De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen geeft over biobrandstof het volgende aan:

‘Dinsdag spreekt de Tweede Kamer over het Energieakkoord. Aan dat akkoord liggen uitgangspunten ten grondslag die wetenschappelijk niet houdbaar lijken. Dat blijkt uit het visiedocument ‘Biobrandstof en hout als energiebronnen’ dat de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) vandaag publiceert.’

De conclusie kan dan ook getrokken worden dat het energieakkoord een zeer dure misrekening is waarmee onze energievoorziening niet echt draaiend gehouden kan worden. Verder is ook duidelijk dat de kamer en de minister last hebben van selectieve waarneming.