Een gastbijdrage van Chris Schoneveld.

Onder de titel, ‘Schaliegas: dwaalweg van feit naar fictie’,  schreef Jeroen Hetzler onlangs een prima stukje voor Climategate.nl. Het was een bespreking van Remco de Boer’s boek: ‘Tussen hoogmoed en hysterie’. Ik heb het boek helaas nog niet kunnen lezen maar ik heb zelf enige kennis over schaliegas die ik graag hier met de lezers wil delen.

Schaliegas is al enige tijd een ‘hot issue’ waar de milieubeweging zich mee denkt te moeten bemoeien, op de voet gevolgd door de onwetende, angstig–gemaakte burgers. Zij achten zich gesteund door een groep van 55 ondertekenaars van een manifest tegen schaliegaswinning.

Dat was in 2013. Het waren hoogleraren van de volgende veelzeggende vakgroepen: Milieu en Beleid, Milieusysteemanalyse, Milieukunde, Duurzaam Innoveren, Filosofie van Duurzame Ontwikkeling, Duurzame Transities, Milieu-economie etc. Dus geen enkele geoloog of mijnbouwkundig ingenieur. U begrijpt het al. Ik heb weinig op met mensen die gevaren van een nieuwe technologie uitvergroten zonder diepgaande kennis over het onderwerp. De angst voor het onbekende speelt bij de kritiek op schaliegaswinning een overheersende rol.

Dat het autoverkeer wereldwijd per jaar 1,2 miljoen slachtoffers vergt is wel reden om de veiligheidsnormen aan te scherpen maar niet een reden om auto’s te verbieden. Risico is dus iets dat we allemaal tot op zekere hoogte aanvaarden en de vraag is daarom of de risico’s van schaliegaswinning acceptabel zijn.

Hier geef ik weer wat ik weet over het boren naar en het produceren van schaliegas. Ik put uit eigen kennis van geologie en boortechniek; de resultaten van het officiële onderzoek naar de risico’s heb ik niet gezien en heb ik ook niet nodig om de lezer gerust te stellen dat deze nieuwe techniek minder risico’s met zich meebrengt dan conventionele exploratie naar en productie van fossiele brandstoffen. De meest voorkomende gevaren daarvan zijn  ‘blow-out’ van een olie- of gasput, vervuiling van de zeeën of oppervlaktewater door olielekken, aardbevingen door het inklinken van de ondergrond, instorten van mijnschachten (met zelfs nu nog gemiddeld 5000 doden per jaar) etc.; schaliegaswinning heeft geen last van deze gevaren. De meest gehoorde bezwaren zijn het gebruik van chemicaliën, het gevaar voor vervuiling van het grondwater en verstoring van het landschap en leefmilieu.

Voordat ik deze bezwaren ontzenuw eerst een korte uitleg hoe schaliegas verschilt van conventioneel gas. Voor een goede productie van gas is een gesteente nodig dat zowel poreus als permeabel (doorlatend) is. De conventionele gasvoorkomens zitten in poreuze gesteentes waar het gas door hoge temperatuur en druk naar toe is gemigreerd vanuit diepe (3000 meter en dieper) onderliggende brongesteentes. Het schaliegas daarentegen is niet gemigreerd maar is blijven steken in het schalieachtige brongesteente. Dit gesteente heeft nauwelijks porositeit of permeabiliteit. Om het gas eruit te krijgen moet men dus technieken gebruiken die het gas mobiel maken. Dat wordt gedaan door in een horizontaal boorgat van enkele kilometers lang de schalielagen hydraulisch te breken (‘fracken’) waarbij grote hoeveelheden water worden gebruikt. De zo gevormde breuken worden opengehouden door in een eerder of later stadium fijn grind of zand te injecteren. De zo vermaledijde chemicaliën worden gebruikt om het generen van breuken te vergemakkelijken.

Het woord ‘chemicaliën’ is schrikaanjagend maar het zijn vaak slechts middelen ter verlaging van oppervlaktespanning (‘surfactants’) die we ook in wasmiddelen vinden en viscositeitverhogers (‘viscosifiers’) zoals guargom dat ook gebruikt wordt in veel voedselproducten. Natuurlijk willen we deze stoffen niet in ons grondwater hebben. Maar in de conventionele gasproductie worden ook vaak additieven gebruikt die we ook niet in het grondwater zouden tolereren. In dat opzicht is er niets nieuws; het boorgat wordt ook bij schaliegaswinning door een aantal concentrische, in de grond gecementeerde, stalen buizen tot in de producerende laag van het omringende gesteente gescheiden, wat het onmogelijk maakt dat het gas weglekt. Dat kan in een uitzonderlijk geval niet goed gaan maar dat is bij conventionele gaswinning niet anders. Dat het gas zich een weg zou kunnen banen van de ‘gefrackte’ 3000 meter diepe schalielaag dwars door de bovenliggende aardlagen heen naar het ondiepe grondwater (hooguit een paar honderd meter diep) is onmogelijk, want diezelfde aardlagen hebben reeds miljoenen jaren het gas weten tegen te houden. Was dat niet het geval geweest dan had bijvoorbeeld het Groningse gasveld niet bestaan.

Na de boring wordt het boorgat afgesloten met een solide afsluiter van beperkte omvang, de zogenaamde ‘Christmas tree’. De boortoren zelf is voor de eigenlijke winning niet nodig en staat er dus maar voor korte duur en is daarom minder hinderlijk dan een permanente windturbine.

Kortom, schaliegaswinning is in geen enkel opzicht gevaarlijker of milieuonvriendelijker dan conventionele gaswinning. Of schaliegas uiteindelijk in Nederland zal leiden tot een commercieel aantrekkelijke energiebron valt nog te bezien. Dat zal uit de geplande, maar ook al zwaar bekritiseerde proefboringen moeten blijken. In ieder geval kan het niet, zoals windenergie, rekenen op subsidie van de overheid of via een toeslag op de energierekening. Het zal zichzelf moeten kunnen bedruipen.

Aldus Chris Schoneveld (petroleum geoloog).

Voor mijn eerdere bijdragen over klimaat en aanverwante zaken zie hierhier, hier, hier en hier.