Dick Thoenes achtergrond sustainability

Er zijn in de laatste decennia ontwikkelingen in onze samenleving gaande die mij ernstig zorgen baren. Het blijkt dat de politiek op steeds meer terreinen besluiten neemt die in strijd zijn met gezond verstand. Gezond verstand en resultaten van wetenschappelijk onderzoek worden steeds meer genegeerd. Het lijkt dat er in de politiek ideeën heersen, gebaseerd op bepaalde idealen, die prevaleren boven rationele argumenten. Hier is ook duidelijk sprake van modeverschijnselen. We zien dit vooral op het gebied van klimaat, energie, milieu, e.a. Hier wil ik een poging doen om dit probleem te analyseren.

Het lijkt mij dat er ook een sterk toegenomen streven is naar persoonlijke macht, niet alleen in de politiek, maar ook bij de overheid en in het bedrijfsleven. En vooral in de politiek is die macht als regel niet gebaseerd op relevante capaciteiten, maar op status. Soms worden er zogenaamde “deskundigen” geraadpleegd, maar die zijn meestal zorgvuldig geselecteerd op politieke voorkeuren. Verder zien we dat er bij het algemene publiek een voorkeur bestaat voor de ideeën van machthebbers boven die van vaklieden en wetenschappers. Die ideeën worden vooral gekenmerkt door eenzijdigheid. De grote vraag is waarom “het volk” zo gedwee meeloopt met de ideeën van de praatjesmakers.

Een ander aspect dat hier van belang is, is de voorkeur van de moderne mens voor allerlei soorten van bijgeloof. Wellicht heeft dit te maken met de teruggang in de belijdenis van het Christelijk geloof.

Het klimaat als probleemgebied is het bekendste voorbeeld van het succes van “macht door eenzijdigheid” van politici. In de jaren ’80 bleek het CO2-gehalte van de atmosfeer sterk te stijgen. Dit kwam waarschijnlijk door het toenemend gebruik van fossiele brandstoffen (er bestaan overigens ook andere verklaringen hiervoor). Verschillende wetenschappers dachten toen dat het mogelijk zou kunnen zijn dat de temperatuur van de atmosfeer daardoor geleidelijk zou stijgen. Dat werd de “broeikas-hypothese” genoemd. Omdat er in de jaren 1979-1998 inderdaad een lichte stijging van de wereldgemiddelde temperatuur in de atmosfeer werd gemeten (van ongeveer 0,4 °C), leek dit een bevestiging van de hypothese. Overigens deed deze temperatuurstijging zich voornamelijk voor op het noordelijk halfrond, en de CO2-stijging over de hele wereld. De “warming” was dus niet “global”.

Een ander belangrijk tegenargument was dat de temperatuur licht gedaald was in de voorafgaande drie decennia. En na 1998 hield de temperatuurstijging op, terwijl het CO2-gehalte van de atmosfeer vanaf 1945 tot nu voortdurend was gestegen. Inmiddels is de “broeikas-hypothese” op overtuigende manier weerlegd. De meeste politici hebben zich echter van deze hypothese meester gemaakt en doen net of het om een bewezen theorie gaat. Dit is gewoon niet waar, maar allerlei politici hebben hun status hierop gebaseerd en kunnen niet meer terug (vinden ze). Hun eenzijdige standpunt heeft hun machtspositie bevestigd. Het “klimaatalarmisme” is voor veel politici een machtsmiddel geworden.

Maar zelfs als de broeikashypothese wel juist zou zijn, dan kan de temperatuur van de atmosfeer in de toekomst door dit effect nooit meer dan nog 1 à 2 graden toenemen en dat heeft altijd nog meer voordelen dan nadelen. Er dreigt dus in het geheel geen gevaar.
Een duidelijk effect van CO2 op de gemiddelde temperatuur van de atmosfeer is overigens nooit aangetoond. Dit was slechts een verwachting, gebaseerd op (in vergelijking tot de atmosfeer) gesimplificeerd laboratoriumonderzoek.

Verder is het enige effect van een verhoging van het CO2-gehalte van de atmosfeer dat werkelijk is aangetoond, een aanmerkelijke toename van de plantengroei. Dit heeft uiteraard grote voordelen voor de voedselvoorziening van de mensheid.

Het gewone publiek kan inderdaad de indruk krijgen dat het klimaat soms verandert. Dat gebeurt voortdurend in honderden regio’s over de hele wereld. Als het hier warmer wordt, wordt het elders kouder en omgekeerd, zonder dat de gemiddelde temperatuur van de aardatmosfeer merkbaar verandert. Toevallig is in West Europa de temperatuur in het laatste kwart van de vorige eeuw merkbaar gestegen (ongeveer 1 à 2°C). Het oppervlak van West Europa is echter minder dan 1% van het aardoppervlak. Zo’n locale temperatuurstijging zegt dus niets over een eventuele “global warming”. Maar het is wel koren op de molen voor politici die de opwarming van de aarde preken.

Een heel bijzondere rol is weggelegd voor het “Intergovernmental Panel on Climate Change” (IPCC). Dit instituut selecteert en verzamelt wetenschappelijke publicaties over klimaatonderzoek en geeft daarover elke vijf jaar een dik rapport uit (de zogenaamde “Assessment Reports”). Maar de invloedrijkste publicaties van het IPCC zijn de “Summaries for Policy Makers”. Deze zijn in feite geen “summaries”, maar politieke commentaren en conclusies afkomstig van de leiding van het IPCC. Deze worden als propagandamateriaal verspreid. Het IPCC is in feite geen wetenschappelijke maar een politieke organisatie, gerund door politici en ambtenaren. De wetenschappers die bijdragen aan de “Assessment Reports” hebben beperkte invloed op de inhoud van de “summaries”. Die worden trouwens al meestal gepubliceerd vóór de “Assessment Reports”. Het is opmerkelijk dat veel politici dwepen met het IPCC, ik denk omdat die past in de gedachte van een toekomstige wereldregering.

Allereerst moet ik hier wijzen op de rapporten van het NIPCC (Non-governmental International Panel on Climate Change). Het laatste rapport heeft als titel: “Why Scientists Disagree about Global Warming” (2015). Dit rapport is gebaseerd op dezelfde artikelen als het IPCC-rapport, maar het is wetenschappelijk veel beter onderbouwd.

Belangrijke boeken die een overzicht geven van de klimaatproblematiek zijn geschreven door R.W. Spencer (The Great Global Warming Blunder, 2010), R.M. Carter (†) (Climate: The Counter Consensus, 2010) en Marcel Crok (De staat van het klimaat, 2010).

Wat er zoals allemaal is mis gegaan in de klimaatwereld is geanalyseerd door Tim Ball in zijn boek: ‘The Deliberate Corruption of Climate Science (2016).

Maar je ziet ze ook op andere gebieden dan die van het klimaat. We zien dit bijvoorbeeld ook gebeuren in de energiewereld. Een organisatie als Urgenda is daarvan een griezelig voorbeeld. De mensen van Urgenda verkondigen op een zelfverzekerde en arrogante wijze de boodschap dat Nederland in enkele tientallen jaren geheel op “duurzame” energiebronnen moet zijn overgegaan. Die boodschap is onzinnig. Ook de voorzitter van NLingenieurs doet hieraan mee. Overigens wordt het begrip “duurzaam” in deze redeneringen verkeerd gebruikt.

Bevlogenen beweren dat kolencentrales binnen afzienbare tijd overbodig zijn en moeten worden gesloten. En deze boodschappen worden, net als het klimaatalarmisme, zonder meer door de politieke elite overgenomen, ten koste van tientallen miljarden aan gemeenschapsgeld. Maar de bevlogenen blijven glimlachen, want zij hebben immers gelijk (vinden ze zelf) en ze hebben het beste voor met de mensheid (denken ze). Ook een politieke partij als Groen Links stelt er een eer in om dit soort waanideeën te prediken. En inmiddels heeft ons kabinet bekend gemaakt dat het inderdaad zal overwegen een aantal kolencentrales te sluiten. Maar ook als je werkelijk zou inzetten op windenergie heb je de volledige capaciteit van al die kolencentrales nodig om in de stroombehoefte te voorzien als het niet waait, of als het te hard waait.

Van eenzelfde dwaasheid is de rage die in de politiek heerst voor elektrische auto’s. Gemeentes zijn overal bezig om laadpalen aan te leggen, ten koste van veel geld en van algemene parkeerruimte. Maar waaróm weet bijna niemand. Elektrische auto’s hebben één belangrijk voordeel: minder luchtverontreiniging in de steden, maar dat argument wordt zelden gebruikt. Ze verbruiken echter méér brandstof dan gewone auto’s en ze veroorzaken dus meer CO2-uitstoot (wat overigens niet van belang is). Het rendement van een elektrische centrale plus hoogspanningsleiding plus transformator plus gelijkrichter plus accu plus elektromotor is namelijk lager dan het rendement van een olieraffinaderij plus benzinemotor. Net als windmolens (zie hierna) zijn ze dus alleen maar nadelig voor de energiehuishouding. Maar dat wil men niet weten. Het is mode en dus belangrijk.

Hoe kan dat allemaal? Hoe kan de mensheid zich zo laten misleiden en hoe kunnen de groen bevlogenen daarmee wegkomen? Ik geloof dat de oorzaak van deze stromingen veel dieper zit, en zich niet beperkt is tot huidige mode-onderwerpen als klimaat en energie.

Een analyse van wat er zoal is mis gegaan in de wetenschap is het boek “Science Friction; Wetenschap tussen crisis en vooruitgang“, van Arthur Rörsch (2016). Een uitvoerige studie van recente ontwikkelingen over de rol van de wetenschap in de samenleving vinden we bij C. Le Pair, “De toekomst achter ons” (2011). De schrijver kenmerkte deze ontwikkelingen met het woord “verduistering”, een beweging die tegengesteld is aan die van de “verlichting” van de laatste twee eeuwen en die zich vooral manifesteert sinds ongeveer 1970.

In het algemeen zien we dat veel ellende in de wereld is het gevolg van oorspronkelijk goed bedoelde initiatieven, waarbij onvoorziene neveneffecten uiteindelijk rampzalige gevolgen kregen, die niet tijdig werden gecorrigeerd of zelfs maar herkend. Soms kwam dat doordat een dictator ten koste van alles zijn ideeën wilde doorzetten (zoals Stalin en Mao, die daardoor tientallen miljoenen doden op hun geweten hebben). Voor hen ging het hoofdzakelijk om continuering van hun extreme macht. Maar de weg van eenzijdigheid naar macht kan zich ook voordoen in democratieën waar teveel macht in handen is van een kleine elitegroep of van één persoon, die zijn ogen sluit voor de werkelijkheid.

Het gekke is dat dit onbedoelde “kwaad” vaak niet voldoende wordt herkend. We hebben begrijpelijkerwijze meer aandacht voor het kwaad dat als kwaad bedoeld is, zoals misdaad en terrorisme. Zonder het gevaar daarvan te willen bagatelliseren, wil ik hier toch vooral aandacht vragen voor het meer verborgen kwaad dat voortkomt uit eenzijdige goede bedoelingen. Hiervan worden namelijk de gevaren en risico’s vaak niet tijdig herkend.

Ik denk dat het sleutelwoord van deze problematiek het woord macht is. Waar je ook kijkt in de wereld, zie je dat bij politici het streven naar macht in het algemeen de sterkste drijfveer is. En je ziet dat bij allerlei aankomende leiders, overal in de samenleving, niet alleen in de politiek. Het streven naar macht is veelal sterker dan het streven naar bevordering van het algemeen belang (zie ook Dolf van Wijk over “De Angstindustrie“, Climategate, 18-10-2015).

We zagen die eenzijdigheid het duidelijkst bij beruchte dictators. Mao en Stalin lieten liet mensen uit het eerste échelon uit de weg ruimen, omdat zij hij bang was waren dat een van hen wellicht ooit de macht van hem zou overnemen. De ideologie waren zij zelf en die moest ten koste van alles gehandhaafd worden. Maar de voorzitters van organisaties als Urgenda, Greenpeace, e.d., hoewel hun gevaar van een andere orde van grootte is, zijn toch in dit opzicht wel vergelijkbaar. Zij hebben een grote machtspositie verworven, die niet gebaseerd is op de waarde van hun ideeën noch op feitelijke kennis. En zeker niet op steun van “het volk”. Toch ondervinden ze weinig tegenstand, omdat ze door de politiek zijn geaccepteerd.

Wanneer je macht hebt, doet kennis niet meer ter zake, dus doen ook rationele argumenten niet meer ter zake. Maar wie verleent hen die macht? Allereerst de politici en verder de media. De media hebben een enorme macht die ze afleiden van de politiek. En de macht van de politici wordt gesteund door de media, die hen tegenwoordig onevenredig veel aandacht geven. Als een politicus iets beweert, ook al is dit evidente onzin, krijgt hij veel media-aandacht. En bijna altijd onkritische aandacht.

Streven naar “duurzaamheid” is tegenwoordig een nieuw geloof geworden. Het is losgerukt van zijn oorspronkelijke betekenis, de vertaling van het Engelse woord “sustainability”: iets dat in dezelfde toestand kan worden gehouden. Een “sustainable” wereld is een wereld waarin bij het bevredigen van de huidige behoeften die van het nageslacht niet in gevaar worden gebracht. Dit was een idee van Gro Harlem Brundtland (1987). Nu is “duurzaamheid” een modewoord geworden dat te pas en te onpas wordt gebruikt (waar Brundtland overigens al voor waarschuwde). Duurzaamheid slaat in de oorspronkelijke betekenis alleen op de gehele wereld en niet op bepaalde processen of producten. Het is tegenwoordig een reclameslogan geworden, die in feite nergens op slaat. De termen “duurzame groente”, “duurzame vis”, “duurzame vakanties”, “duurzame energie”, enz. zijn allemaal volstrekte onzin. Het zijn alleen reclame-kreten, die zoals de meeste geen werkelijke betekenis hebben.

We kunnen wel streven naar een duurzame wereld, ook al kunnen we die waarschijnlijk nooit meer echt bereiken. In de oertijd hadden we een duurzame wereld. De mensen aten in een bepaalde tijd niet meer beesten en planten op dan er diezelfde tijd aangroeiden. Maar nu verbruiken we alleen al enorme hoeveelheden olie, die niet meer aangroeien. Er worden overigens wel steeds meer olievoorraden ontdekt (meer dan wij verbruiken) en er bestaan aanwijzingen voor reusachtige olievoorraden op grote diepte, die van abiotische (dus anorganische) oorsprong zouden zijn. Hier is dus sprake van een tijdelijke “sustainability”: we brengen door het grote verbruik van olie de beschikbaarheid ervan voor toekomstige generaties nog niet in gevaar.

Het probleem blijft echter in principe bestaan: ooit raakt de olie een keer op, ook al duurt dat waarschijnlijk nog eeuwen. Maar wind- en zonne-energie zijn niet de oplossing, want die kosten meer geld en dus ook meer energie, dan ze ooit opbrengen. Wij moeten goed begrijpen dat iets dat economisch niet verantwoord is, ook niet bijdraagt aan een duurzame wereld.

Het werkelijke probleem in de wereld is namelijk de ARMOEDE. En om die te bestrijden heb je vooral goedkope energie nodig, bijvoorbeeld op basis van steenkool of kernenergie. Door het duurzaamheidsbeleid zullen armoede en ellende in de wereld alleen maar toenemen.

Onze minister van EZ zegt dat we om de in Europa afgesproken “duurzaamheids-doelstellingen” te halen, flink moeten investeren in windturbines. Deze kosten echter veel meer dan ze ooit kunnen opbrengen (zie bijvoorbeeld de berekeningen van Fred Udo en van Kees Le Pair), dus de Europese doelstellingen zijn evident onjuist. Toen de minister werd gewezen op tegenvallende resultaten van metingen van de opbrengsten van windmolens in andere landen, merkte hij op dat hij zijn beleid baseerde op modelberekeningen en niet op metingen (een standpunt dat in de wetenschap geldt als de allerergste ketterij).

Het is gebleken dat windmolens geen voordelen hebben, noch wat betreft het klimaat noch wat betreft energiebesparing (dit komt ook omdat de conventionele centrales, die nodig zijn om bij veranderende windsnelheden voldoende stroom te garanderen, een lager rendement hebben bij lagere capaciteiten, waardoor de winst van de goedkope windenergie grotendeels teniet wordt gedaan).

De gevolgen van grootschalige windenergie voor onze samenleving zijn rampzalig, omdat in feite vele miljarden worden weggegooid. En bovendien brengen windmolens ons verder af van een duurzame wereld, omdat ze meer energie kosten dan ze ooit opbrengen. Tevens wordt er door onze overheid gelijktijdig bezuinigd op werkelijk noodzakelijke uitgaven, bijvoorbeeld op de gebieden van gezondheidszorg, jeugdzorg, zwakzinnigenzorg, gehandicaptenzorg, ouderenzorg, allemaal voorzieningen die in onze moderne wereld onmisbaar zijn. Onze overheid beweert echter dat ze daar nu ineens onvoldoende geld voor heeft. Hoe kan onze overheid op noodzakelijke uitgaven bezuinigen en gelijktijdig vele miljarden per jaar verkwisten? En niet alleen onze overheid doet dat, maar ook die in vele andere westerse landen. Het bestuur van de EU geeft hierin het slechte voorbeeld.

De duurzaamheidspolitiek is blijkbaar gebaseerd op de simplistische gedachte dat de wind voor niets waait en dat windenergie dus gratis is. Maar windturbines en de bijbehorende installaties zijn duur, en de rente en afschrijving op de benodigde investering plus de kosten van onderhoud zijn aanmerkelijk meer dan de waarde van de stroom die zij kunnen leveren (alles per tijdseenheid berekend).

Bovendien heeft windenergie (evenals zonne-energie) twee principiële bezwaren: de energiedichtheid (W/m2) is laag en de energielevering varieert enorm. Ze vragen dus zeer grote oppervlakken en je kunt ze alleen op grote schaal toepassen als je ook geschikte systemen van grootschalige energieopslag hebt. En die zijn er nog niet. Bestaande systemen zijn veel te duur en geven te veel energieverlies.

Maar dat kan de huidige minister van EZ blijkbaar niets schelen. Hier wordt de zaak nog extra vertroebeld door bijvoorbeeld te zeggen dat een windpark zoveel megawatt levert, wat echter slaat op het geïnstalleerde vermogen. Hij levert dat alleen bij gunstige wind. De gemiddelde stroomopbrengst is meestal minder dan 20% van het geïnstalleerde vermogen.

Ook de stelling dat een windpark energie levert voor zoveel huishoudens is misleidend, want er zijn ook altijd conventionele centrales nodig die stroom moeten leveren wanneer het te zacht of te hard waait terwijl de mensen toch stroom nodig hebben. Ja, wanneer men voor een bepaald vermogen aan windturbines bouwt, moet er nog altijd voor hetzelfde vermogen aan conventionele centrales beschikbaar zijn om stroom te leveren als de wind uitvalt. De bouw van windmolenparken is dan ook in feite een nationale ramp, die bijdraagt aan de ruïnering van onze economie. Maar onze minister van EZ en de directeur van Urgenda hebben daar blijkbaar niets van begrepen. Of ze houden ons voor de gek, omdat ze hun machtsposities belangrijker vinden dan het landsbelang.

Of, simpeler gezegd, omdat het gewoon mode is.

 

(Wordt vervolgd.)