wrr-klimaatbeleid-lange-termijn-e1476350545408

De wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) bracht afgelopen donderdag een advies uit getiteld: ‘Klimaatbeleid voor de lange termijn: van vrijblijvend naar verankerd’.

Ik pik er enkele elementen uit en voorzie ze van commentaar, waaruit blijkt dat dit rapport aan alle kanten rammelt.

Samenvatting
Het Nederlandse klimaatbeleid ontbeert een helder langetermijnperspectief. Dit is wel nodig, om richting, samenhang en bestendigheid te geven aan beleidskeuzes. In deze policy brief stelt de WRR voor om een ambitieus emissiebudget voor broeikasgassen vast te leggen in een nationale klimaatwet. Die wet voorziet tevens in de instelling van een Klimaatautoriteit voor advisering, monitoring, coördinatie en maatschappelijke dialoog. Belangrijke randvoorwaarden zijn een publieke investeringsbank en versterking van de klimaatrelevante kennisinfrastructuur. Een toekomstbestendig reguleringskader biedt op decentraal niveau ruimte voor de ontwikkeling van nieuwe technieken en businessconcepten. Op Europees niveau is versterking van het emissiehandelssysteem nodig. Grootschalige inpassing van hernieuwbare energiebronnen vraagt om Europese coördinatie van de elektriciteitsmarkten en van grensoverschrijdende energie-infrastructuur.

Eenvoudige oplossingen zijn er niet voor een complex vraagstuk als klimaatverandering. Er zijn vele sociale, institutionele en infrastructurele barrières. Maar met een wettelijk verankerd doel, een sterke institutionele structuur en zowel politieke als maatschappelijke betrokkenheid kunnen grote ambities gerealiseerd worden.

Aldus de samenvatting.

De hoofdtekst begint als volgt:

Wereldwijd verandert het klimaat als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen door de mens.

Dat is niet aangetoond. Het wordt slechts verondersteld.

De tekenen van klimaatverandering zijn onmiskenbaar en de snelheid waarmee die zich lijkt te voltrekken zet het aanpassingsvermogen van samenlevingen wereldwijd onder druk.

Die tekenen zijn helemaal niet onmiskenbaar. Sinds 1998 is er een vertraging in de opwarming opgetreden: de opwarmings’pauze’ ofwel hiatus. De mainstream van de klimatologie kan die niet verklaren.

In december 2015 hebben 195 landen in Parijs een akkoord gesloten om de opwarming van de aarde te beperken. “We hebben onze kinderen en kleinkinderen een grote dienst bewezen,” verklaarde staatssecretaris Dijksma na afloop van de onderhandelingen.

Het resultaat van de overeenkomst van Parijs is dat de optelsom van de ambities van de deelnemers nog steeds tot een verhoogde uitstoot van CO2 zal leiden. Zie hier.

De afspraken van het Klimaatakkoord van Parijs zijn niet vrijblijvend.

Dat zijn ze wèl. Het zijn intentieverklaringen. Indien landen de zelf-gekozen doelstellingen niet nakomen, staat daar geen straf op. Bovendien kunnen landen besluiten uit te treden uit het verdrag.

Om in 2050 een emissiereductie van 80 procent te bereiken is een snellere afname van de koolstofintensiteit van de economie nodig …

Dat zal het einde betekenen van de welvarende samenleving, zoals wij die nu kennen. Fossiele brandstoffen blijven nog vele tientallen jaren van cruciaal belang voor onze welvaart en economische groei (conform de projecties van het IEA). Grote CO2-emittenten, als China en India, zijn zich daarvan bewust en hebben verklaard hun groeiende energiebehoefte nog lange tijd te willen dekken door fossiele energie. De voorgenomen Nederlandse, of zelfs Europese, vermindering van CO2-uitstoot is daarbij vergeleken kruimelwerk.

Scenario’s die voldoen aan het tweegradendoel in vergelijking met scenario’s zonder klimaatbeleid …

De scenario’s zijn gebaseerd op niet-gevalideerde klimaatmodellen, die sinds 1998 fors uit de pas lopen met de werkelijkheid. Zij kunnen niet eens het verleden voorspellen (‘hindcasting’), laat staan de toekomst (‘forecasting’). De wetenschappelijk basis voor deze scenario’s ontbreekt derhalve.

Er zijn verschillende broeikasgassen, waarvan CO2 (koolstofdioxide) verreweg het belangrijkste is. …

Dat is onjuist. Waterdamp is verreweg het belangrijkste broeikasgas. Daarop kan de mens geen invloed uitoefenen. De schattingen over de bijdragen van verschillende broeikasgassen lopen fors uiteen. Volgens Wikipedia bedraagt die voor waterdamp 36% -72 %; voor CO2: 9% – 26%. Bij deze laatste cijfers dient te worden bedacht dat de antropogene component daarvan op 5% wordt geschat.

“Het belangrijkste is dat er eindelijk een stabiel en breed gedragen beleidskader komt dat tot voldoende actie leidt om het langetermijnperspectief van 80 tot 95 procent CO2-reductie in 2050 binnen bereik te houden,” zo verklaarde de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu al in 2012.

Afgezien van het feit dat hiermee de democratie buiten spel wordt gezet, is het nadeel hiervan dat als de wetenschappelijke basis van het klimaatbeleid – de AGW-hypothese (AGW = ‘Anthropogenic Global Warming’) – niet blijkt te kloppen – zoals hier herhaaldelijk is betoogd – een dergelijk beleidskader aanpassing aan nieuwe wetenschappelijke inzichten kan belemmeren. Als men op een kronkelweg rijdt, is het niet verstandig het stuur vast te zetten.

Waarom is een langetermijnperspectief in beleid zo lastig? … Zo weegt in de menselijke cognitie de korte termijn doorgaans veel zwaarder dan de lange termijn, waardoor een zekere bijziendheid optreedt.

Ernstiger is dat er volgens de klimaatsceptici sprake is van stelselmatige cognitieve dissonantie (ook wel tunnelvisie of groepsdenken genoemd) bij hen die verantwoordelijkheid dragen voor het klimaatbeleid. Opvattingen en observaties die niet in het grote catastrofale opwarmingsverhaal passen, worden genegeerd, zelfs als ze van het VN-klimaatpanel (IPCC) komen, zoals het geval is met het SREX-rapport van het IPCC over weersextremen.

De media spelen hierbij een belangrijke rol, vanwege de preferentiële aandacht voor actuele gebeurtenissen boven tragere, diepgaandere, maar op korte termijn veel minder zichtbare ontwikkelingen.

De media stellen zich al járen op als fanatieke apostelen van het broeiskasevangelie. Klimaatalarmisten zouden daarover niets te klagen mogen hebben.

De Nederlandse economie is sterk verbonden met fossiele brandstoffen, niet in het minst vanwege het eigen aardgas. Ruim 98 procent van de huishoudens is aangesloten op het aardgasnetwerk, energie-intensieve industrieën zijn goed voor ruim 12 procent van het bruto binnenlands product, en de Nederlandse staatskas is via aardgasbaten en belastingen voor energie-intensieve bedrijven voor circa 20 procent afhankelijk van fossiele brandstoffen.

Ja, daarom dient daarmee uiterst behoedzaam te worden omgegaan. ‘Decarbonisering’ zal ons land zwaarder treffen dan vele andere landen. De welvaartsvermindering zal navenant groter zijn. En het klimaateffect van dat alles? Niet aantoonbaar, zelfs niet over 100 jaar.

Langetermijnbeleid heeft lang een slechte naam gehad, vanwege de associatie met een hoge mate van staatsbemoeienis en overmoedige modernistische planning.

Terecht! Bovendien wordt daarmee de democratie buiten spel gezet.

Over de invloed van de mens op de verandering van het klimaat bestaat brede wetenschappelijke consensus …

Dit is het hardnekkigste en meest succesvolle sprookje dat de klimaatalarmisten hebben weten post te doen vatten. Maar het is niet waar, zoals verschillende studies hebben uitgewezen. Zie bijvoorbeeld hier.

Ook de uitkomst van de bijeenkomst van de Nederlandse Natuurkunde Vereniging van een jaar geleden, toonde ondubbelzinnig aan dat er geen consensus bestaat onder Nederlandse natuurkundigen. Zie hier. Hoe gezaghebbend wil je het hebben?

Nederland gebonden aan het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (1992), dat uitwerking heeft gekregen in de vorm van het Kyoto Protocol (1997) en het (nog niet geratificeerde) Klimaatakkoord van Parijs (2015). [Noot HL: Inmiddels wèl geratificeerd.]  Deze internationale overeenkomsten zijn of worden vertaald in een reeks van Europese (langetermijn) doelstellingen en afspraken waar Nederland ook aan gebonden is.

Ja, maar de klimaatovereenkomst van Parijs is vrijblijvend, in zoverre dat deze geen bindende verplichtingen per land bevat.

Door uitstel van beleid gaat de accumulatie van broeikasgassen door en neemt de kans op economische schade als gevolg van klimaatverandering toe.

Van economische schade is tot dusver niets gebleken. In veel wetenschappelijke literatuur wordt het huidige niveau van CO2-concentratie zelfs als sub-optimaal beschreven. Meer CO2 zou beter zijn voor de plantengroei en dus ook voor de fauna en voedselproductie. In dit verband wordt vaak gewezen op de vergroening van de Sahel.

Klimaatverandering kan leiden tot onomkeerbare ecologische effecten, waardoor op termijn alsnog een reactieve (in tegenstelling tot een anticiperende) economische aanpassing nodig zal zijn.

Dit zijn de bekende ’tipping points’ (kantelpunten), die deel uitmaken van de paniekmantra van de klimaatalarmisten. In de serieuze klimaatliteratuur worden deze zelden genoemd.

Een doelstelling zoals afgesproken in Parijs legt in feite een plafond op de hoeveelheid fossiele brandstoffen die nog verstookt kan worden, waardoor de resterende voorraden in theorie geen waarde meer hebben. Deze ‘carbon bubble’ kan leiden tot grote afwaarderingen in economieën met een sterke afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, zoals Nederland. Excessief waardeverlies kan worden vermeden door een langetermijnbeleid dat bedrijven en huishoudens in staat stelt tot geleidelijke in plaats van schoksgewijze aanpassing.

Dit is een meer recente trouvaille van de decarboniseringslobby. De wetenschappelijke basis daarvoor ontbreekt. De bepleite meer geleidelijke aanpassing zal eveneens excessief waardeverlies met zich brengen.

Klimaatverandering vormt een bedreiging voor internationale vrede en rechtvaardigheid.

Daar is tot dusver niets van gebleken. Het zijn factoren die niets met klimaat hebben te maken, die daarop een dominante invloed uitoefenen.

Klimaatbeleid voor de lange termijn is geen vraagstuk van autoritaire of technocratische planning, maar een politiek vraagstuk, dat afhankelijk is van de inbreng en inzet van tal van maatschappelijke actoren.

Dat zou mooi zijn. Maar het rapport pleit voor een aanpak die wèl in die richting gaat. Wat de actoren betreft moet worden vastgesteld dat critici van een pro-actief klimaatbeleid tot dusver op manipulatieve wijze buiten de discussie zijn gehouden.

Voor een bestendig klimaatbeleid is het van belang dat de ‘waan van de dag’ niet de koers voor de lange termijn overheerst.

De AGW-hoax ís n.m.m. de ‘waan van de dag’. Het zou inderdaad mooi zijn indien die niet de koers voor de lange termijn overheerst.

Voorts pleit de WRR voor de instelling van een klimaatwet, die een   langetermijndoelstelling voor reductie van broeikasgasemissies vastlegt en die de institutionele vormgeving biedt voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor de lange termijn. Die klimaatwet zou een emissiebudget dienen te specificeren voor broeikasgassen als langetermijndoelstelling.

Een maximale opwarming van 2 graden C vertaalt zich in een mondiaal reductieniveau voor broeikasgassen van 50 procent ten opzichte van 1990; voor ontwikkelde economieën zoals Nederland betekent dat op termijn een emissiereductie van 80 à 95 procent. Deze percentages krijgen pas werkelijk betekenis in de vorm van een zogenoemd emissiebudget, dat wil zeggen: het totaal aan broeikasgassen dat nog kan worden uitgestoten om aan de 2 graden-doelstelling te kunnen voldoen.

Een dergelijk beleid zal met aanzienlijk welvaartsverlies gepaard gaan en een economische crisis veroorzaken. Ik vermoed dat geen enkele regering dit zou overleven.

De WRR stelt de instelling van een Klimaatautoriteit voor, met als missie het op koers houden van het Nederlandse klimaatbeleid, door advisering, monitoring, coördinatie en het aanjagen van maatschappelijk debat.

Conform onze bestuurlijke traditie vindt er in dit rapport ook weer een vlucht in nieuwe instituties plaats. Naast Ed Nijpels, die waakt over de uitvoering van het energieakkoord, zouden we nog een nieuwe bewaker moeten aanstellen? Is dat niet een beetje te veel van het kwade? En wat te denken van het ‘aanjagen’ van het maatschappelijk debat? Daar hebben we inmiddels ervaring mee. Tot dusver betekent dit het buitensluiten van klimaatsceptici in het debat en het opdringen van de plaatsing van windmolens aan een bevolking die zich daartegen tot het uiterste verzet.

Het Energieakkoord is een voorbeeld van een akkoord waar partijen zich vrijwillig, maar niet vrijblijvend aan hebben gebonden. Het is de uitkomst van een consensusgericht onderhandelingsproces met de SER als facilitator.

Ingenieurs, die bij uitstek over kennis beschikken over de technische mogelijkheden en beperkingen daarvan, zaten daarbij niet aan tafel, net zo min als de burgers die de rekening moeten betalen.

De Klimaatautoriteit bewaakt de inhoudelijke consistentie van het langetermijnklimaatbeleid met andere beleidsterreinen.

Zoals ik vaak eerder heb geschreven gaan de voorstellen in de richting van een meer planmatige economie, ofwel planeconomie voor een van de belangrijkste sectoren van onze samenleving: energie. Historische ervaring met communistische planning heeft aangetoond dat het welvaartscheppend vermogen daarvan inferieur is aan dat van de markteconomie. We zouden dus niet die weg op moeten willen gaan.

Voorts bepleit de WRR de oprichting van een nieuwe publieke investeringsbank voor aanvullende financiering van het langetermijn klimaatbeleid.

Op nationale schaal kan een publieke investeringsbank instrumenteel zijn in het vrijmaken van privaat kapitaal voor maatschappelijke vraagstukken met een verre tijdshorizon. Een publieke investeringsbank richt zich met ‘geduldig kapitaal’ op substantiële financiering van klimaatprojecten die commercieel nog onvoldoende interessant zijn, maar die op langere termijn wel essentiële maatschappelijke waarde genereren.

Het gaat hier dus om de financiering van risicovolle projecten waarvan de rendabiliteit hoogst onzeker is. Wie betaalt de onvermijdelijke verliezen?

Het emissiehandelssysteem is de hoeksteen van het Europese klimaatbeleid. Sinds 2005 is het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) het belangrijkste beleidsinstrument voor de reductie van broeikasgasemissies.

In 2015 stegen de Europese CO2- emissies weer licht ten opzichte van 2014. Dat geldt ook voor Nederland. Zie hier. Met zo’n hoeksteen heb je geen andere demolitiewerktuigen meer nodig.

Om voldoende zekerheid te bieden voor klimaatinvesteringen met een lange tijdshorizon zijn structurele maatregelen ter versterking van het EU ETS nodig. Duidelijkheid over de inrichting en ambitie van het EU ETS in de periode 2030-2050 is daarbij cruciaal. Een minimumprijs bij het veilen van emissierechten is dringend gewenst. Uitbreiding van de markt naar andere sectoren en landen kan ook bijdragen aan versterking van het EU ETS. Voorts is aandacht nodig voor versterking en Europese harmonisatie van de handhavingspraktijk door de nationale emissieautoriteiten.

De WRR pleit dus voor het aandraaien van de duimschroeven. De ervaring leert dat plafondverlaging van het ETS tot toenemende spanningen leidt binnen de EU. Het betekent een extra belasting voor de Europese industrie en dus de samenleving. De kosten zullen hoog zijn; het theoretisch berekende klimaateffect zal zó gering zijn dat het niet aantoonbaar is.

Om zonne- en windenergie soepel in het energiesysteem in te kunnen passen is het zaak om fluctuaties in elektriciteitsvraag en -aanbod over een zo groot mogelijk gebied te kunnen uitmiddelen. Dat vraagt om uitbreiding of verzwaring van grensoverschrijdende verbindingen, die toegang verschaffen tot energieopslagfaciliteiten en flexibele elektriciteitsvraag elders in Europa.

We hebben inmiddels vele jaren ervaring met windenergie. De gedachte dat lokale verschillen in windkracht binnen Europa zouden zijn ‘uit te middelen’ blijkt illusoir. Uitbreiding van grensoverschrijdende verbindingen blijkt te resulteren in ‘export’ van instabiliteit van het elektriciteitsnet in het ene land naar dat van de buurlanden. Resultaat? Afwentelen van moeilijkheden naar buurlanden.

Bij dit soort rapporten dient men er altijd op gespitsts te zijn op datgene wat er niet in staat. De niet-gestelde vraag is: wat kost het en wat levert het op.

Gisteren schreef ik over de astronomische bedragen die het klimaatbeleid in Nederland en Duitsland kost: respectievelijk 100 miljard en 520 miljard voor de komende tien jaar. In Duitsland heeft dat tot dusver een onbeduidende invloed gehad op de uitstoot van CO2. Volgens het WRR-rapport zou de uitstoot van broeikasgassen in de Nederlandse ETS-sectoren in 2015 met bijna 6 procent zijn gestegen. Kortom, dat schiet niet erg op.

Maar wat leveren al die astronomische uitgaven aan CO2-reductie en ander klimaatbeleid nu op aan afkoeling?

Volgens de UNFCCC (United Nations Framework Convention on Climate Change) zal men als men alle ingediende INDC’s (‘Intended Nationally Determined Contributions’) bij elkaar optelt slechts een marginale vermindering van de toename van de CO2-uitstoot krijgen.

wrr-indc-scenarios-fig2exec_syr_update_v27apr2016_905_withlegend

Bij dit alles dient te worden aangetekend dat al deze scenario’s kritisch afhankelijk zijn van de veronderstelling dat CO2 (van welke oorsprong dan ook: natuurlijke of menselijke) een dominante invloed uitoefent op de gemiddelde wereldtemperatuur. Deze veronderstelling wordt op basis van feiten/waarnemingen/metingen door klimaatsceptici bestreden. M.i. terecht!

Met hoeveel graden zal de aarde minder opwarmen als alle landen de afspraken van het klimaatakkoord van Parijs ( 2015) zullen nakomen. De bekende Deense onderzoeker, Bjørn Lomborg, heeft berekend wat het effect zal zijn van de tot 2030 te nemen maatregelen. (Lomborg: Impact of current climate proposals, 2015.)  Hij komt tot de conclusie dat al deze maatregelen in het jaar 2100 de temperatuur op aarde met minimaal 1/20e en maximaal 1/6e graad Celsius zullen beperken. Dat is zo weinig, dat geen mens het zal merken. Maar dat onmerkbare temperatuurverschil zal wereldwijd zo onnoemlijk veel miljarden kosten dat je verstand er bij stilstaat. Aldus Pieter Lukkes.

Is niemand van de beleidsmakers en hun ambtelijke/wetenschappelijke adviseurs daarvan op de hoogte?

Je zou toch denken van wèl. Immers staatssecretaris Sjaron Dijksma (PvdA) heeft in een brief aan de Tweede Kamer erkend dat miljardeninvesteringen in klimaatbeleid geen aantoonbaar effect hebben.

Staatssecretaris Dijksma in haar brief over de Urgenda-zaak:

Het ‘emissie aandeel’ van Nederland in de wereld is met 0,35% zeer klein. De reductiekoers in de wereld wordt door nationale maatregelen slechts minimaal beïnvloed. Een modelmatige berekening toont aan dat de extra reductie zoals bevolen door de rechtbank 0.000045 °C minder gemiddelde wereldwijde opwarming tot 2100 tot gevolg zou hebben. Dit effect, dat wegvalt tegen alle onzekerheden die met een dergelijke berekening samenhangen, heeft geen meetbaar effect op het gevaar van klimaatverandering.

Aldus Sjaron Dijksma.

Men vraagt zich toch af hoe het komt dat een dergelijk WRR-rapport, dat aan alle kanten rammelt, door de interne collegiale toesting binnen de Raad is gekomen. Is daar dan geen enkele scepticus meer die de vele balonnen die in dit policor-rapport worden opgelaten, kan doorprikken?

Op hetzelfde moment dat de directeur van het KNMI, Gerard van der Steenhoven, zich als klimaatactivist heeft ontpopt,  is het triest te moeten constateren dat het klimaatactivistische virus zich nu ook al in de WRR heeft genesteld. Obscurantisme in plaats van Verlichting – een zeer zorgwekkende ontwikkeling!

Voor mijn eerdere bijdragen over klimaat en aanverwante zaken zie hierhier, hier, hier en hier.