Science Friction Knipsel

Een gastbijdrage van Rudy Rabbinge.

Science Friction – Wetenschap tussen crisis en vooruitgang. Arthur Rörsch, Elmar B.V, Uitgeverij, 2016, 256 pag., €24,95.

In een indrukwekkend boek vat Arthur Rörsch vele tientallen jaren strijd voor een integere en relevante wetenschapsbeoefening samen. Hij put daarbij uit vele jaren ervaring in vele hoedanigheden. Zijn pleidooi voor vertrouwenwekkende en maatschappelijk relevante wetenschappelijke analyses verdient een breed gehoor.

Noch de rol van ‘issue advocate’, zoals een aantal klimaatwetenschappers opteren, noch die van pure wetenschapper die ieder standpunt vermijdt, wordt door Arthur Rörsch onderschreven. Hij baseert zijn beschouwingen en analyses op werk van zeer veel wetenschapsbeoefenaars en wetenschapsfilosofen en hanteert daarbij telkenmale fundamentele vragen als: ‘Hoe weten we het?”, ‘Waarom is dit zo?’ en ‘Wat is de bewijsvoering?’. In veel gevallen, zoals op het gebied van GMO’s, moleculaire biologie en – vooral – klimaatgebied, komen deze vragen niet genoeg aan de orde. Gevolg is dat we in toenemende mate in maatschappelijke debatten zien dat de rol van de wetenschap is verworden tot de opvatting dat de meerderheid telt. In onder meer het klimaatdebat wordt vaak geschermd met de consensus van de wetenschappelijke wereld en met de opvatting van de meerderheid. Dat is Rörsch een doorn in het oog; wetenschap is niet politiek bedrijven in de zin van het bereiken van een meerderheid van stemmen, maar overtuigen met analyses, feiten en inzichten. Niet de stembus, maar de kracht van het argument telt.

In ‘Science Friction’ is er vanzelfsprekend veel aandacht voor de klimaatdiscussie en de tegenstanders en voorstanders van de door Rörsch steeds benadrukte ‘klimaathypothese’ worden goed bediend. Hij toont op overtuigende wijze aan dat klimaatwetenschappers zich niet laten leiden door criteria voor beleidsrelevante wetenschap. Dat is een op waarheid en inzicht gerichte wetenschapper als Rörsch een doom in het oog. Het verklaart ook de titel van het boek. Te veel en te vaak neemt de wetenschapper, zeker degenen die beleidsondersteunend onderzoek doen, wetenschappelijke basisprincipes niet in acht. Daardoor vervult wetenschap in steeds mindere mate haar taak/functie als baken voor het beslechten van dialogen of discussies. Wetenschap wordt ook maar een mening. Het zelf bedrijven van politiek, met wetenschap als legitimatie, ligt dan op de loer. Dat wil zeggen, dat het aandragen van feiten en onomstreden analyses, evenals het vermijden van speculaties, overgaat naar een activerende, politieke houding. Die vermindering van de terughoudende houding bij het bedrijven van politiek (met als legitimatie de wetenschap) en het zich als wetenschapper niet laten verleiden tot politiseren, ondergraaft volgens Rörsch het gezag van de wetenschap. Dat er door die verschuiving fricties ontstaan, moeten de hoeders van de wetenschap, zoals KNAW en ook universiteitsbestuurders, zich terecht aantrekken.

Dit goed beargumenteerde, vloeiend geschreven en met een rijkdom aan theoretische en praktische voorbeelden doordesemde boek verdient een breed lezerspubliek, zeker onder verantwoordelijke bestuurders en verlichte wetenschappers. Het doordringt je van de grote verantwoordelijkheid die de wetenschap heeft voor het leveren van vertrouwenwekkende en maatschappelijk relevante analyses. Als dat zou lukken, dan zal de auteur van ‘Science Friction’ zijn doel hebben bereikt en dat heeft hij zeer verdiend.

Aldus Rudy Rabbinge (hoogleraar aan de Wageningen Universiteit).

Bron: Tijdschrift Milieu, februari 2017.

Voor mijn eerdere bespreking van ‘Science Friction’, zie hier.

Voor mijn eerdere bijdragen over klimaat en aanverwante zaken zie hierhierhierhier en hier.