André Bijkerk.

Een bijdrage van André Bijkerk.

Zoals trouwe lezers zich zullen herinneren, heeft Arthur Rörsch onlangs in een bijdrage onder de titel, ‘Waarom de klimaatdiscussie problematisch blijft‘, een aantal coauteurs en regelmatige respondenten van dit blog uitgenodigd te reageren op drie vragen, die door Arons werden geformuleerd, voor zover deze betrekking hebben op de klimatologie.

De eerste reactie was van leonardo da gioiella (hier te vinden).

Dit waren de vragen.

  • How do we know?
  • Why do we believe?
  • What is the evidence for?

Bron hier.

Hieronder de reactie van André Bijkerk.

Arnold. B. Arons.

Q. How do we know (dat CO2 een broeikasgas is?)

A. Uit spectrometrie is vastgesteld dat CO2 gas elektromagnetische stralingsfrequenties absorbeert, respectievelijk uitstraalt. Met name in een drietal nauwe frequentiebanden in het infrarood gebied. (link) Hierdoor is het in staat om infrarode stralingsenergie in die frequenties te absorberen en om te zetten in moleculaire kinetische energie, hetgeen equivalent is met opwarming. Anderzijds kan het ook kinetische energie omzetten in infraroodstraling waardoor het afkoelt.

Q. What do we believe?

“Believe” is een dubieuze term. Beter zou zijn: welke hypothese/theorie achten we, fysiek gezien, superieur voor de rol van broeikasgassen/CO2 voor het klimaat, opwarming of afkoeling?

De warmtehuishouding in de atmosfeer is een samenspel van geleiding, convectie en straling, waarbij convectie zorgt voor opwarming van de atmosfeer. Deze opwarming wordt gebalanceerd door uitstraling van infrarood warmte door ‘broeikasgassen’, voornamelijk waterdamp, enerzijds direct terug naar het heelal, anderzijds indirect via opwarming van het aardoppervlak, dat op zijn beurt weer afkoelt door uitstraling op een veel breder frequentiespectrum. Zonder broeikasgassen zou de atmosfeer substantieel opwarmen. En dat staat lijnrecht tegenover het abusievelijke geloof dat de atmosfeer 33 graden kouder zou zijn zonder broeikasgassen. Met de basis foutief is die hypothese evident inferieur. De hoofdrol voor de CO2 voor het klimaat is de afkoeling van de atmosfeer.

Omdat uitstraling van de warmte de belangrijkste functie is van broeikasgassen is het een non sequitur dat een verhoging van de concentratie tot opwarming zou leiden. Weliswaar wordt de optische transparantie van de atmosfeer geringer, maar dit heeft effect beide kanten op. Dit betekent enerzijds dat de onderste luchtlagen overdag in de zon meer infrarood invangen en dus sneller opwarmen, maar anderzijds wordt daardoor ook de convectie versterkt en wordt de extra warmte ook weer versneld afgevoerd en bovendien kan ’s nachts de atmosfeer efficiënter afkoelen.

Q: What is the evidence for …?

A: Het laatste onderdeel van de wetenschappelijke methode is toetsing van de hypothese aan de realiteit. Er zijn echter geen directe voorspellingen of projecties van de broeikashypothese uitgekomen, zoals de missende ’tropical hot spot’.

Verder bewijs wordt gezocht in het paleoklimatologisch verleden, waar een duidelijke correlatie bestaat tussen isotopen records (vermeende temperatuur) en CO2 records. Maar deze kan de lakmoestest niet doorstaan. De feitelijke temperatuur, afgeleid uit glaciologische en paleobiologische records, blijkt zich helemaal niet te houden aan de isotopen records. Zie bijvoorbeeld hier en hier met de aantoonbare warme periodes met toch zeer lage CO2, dat de feitelijke correlatie tussen CO2 en temperatuur weerlegt.

Een tweede toetsing is de correlatie tussen de contemporaine gemeten CO2–concentraties en temperaturen. De nulhypothese is echter nog nooit weerlegd, dat de huidige temperatuurvariatie kan worden verklaard met natuurlijke, andere dan CO2, factoren, niet noodzakelijk beperkt tot langjarige variatie in wolkendek, solar brightening, variatie in oceaancycli en interferenties daarin, landgebruik/albedo veranderingen, turbulentie veroorzakende obstakels, overenthousiaste homogenisaties, sky whitening (verhoging van diffuus zonlicht door waterdamp in de tropopauze door de luchtvaart), etc.

Conclusie: De broeikashypothese volgt niet logisch uit de flows in de warmtehuishouding in de atmosfeer, die wijst op afkoeling in plaats van opwarming. Verder wordt de hypothese weerlegd door de falende voorspellingen (tropical hotspot) en de onjuiste interpretaties van paleoklimatologische proxies.

NB. Er zijn nog wel meer elementen zoals de aantoonbaar missende positieve feedback die vereist is voor de verwachte hoge klimaatgevoeligheid maar dat falsifieert de essentie niet.