In Duitsland begint het nu ook bij het bedrijfsleven te dagen dat de Energiewende niet zo’n goed idee was.

Onlangs vond een bijeenkomst plaats in het kader van de zogenoemde ‘Baden-Badener Energiegespräche‘ in Baden–Baden.

Onder de titel, ‘Energiepolitischer Realismus bei Branchenvertretern’, bracht Björn Peters van het Duitse Werkgeversverbond verslag uit van de bijeenkomst. Hieruit blijkt een toenemend realisme bij het Duitse bedrijfsleven te bespeuren ten aan zien van de Duitse Energiewende. Ik citeer.

Björn Peters:

Tijdens de “Baden-Baden Energiegesprächen” kwamen tal van vertegenwoordigers van brancheorganisaties en verbonden bijeen. Verrassend daarbij was het realisme van de deskundigen. In tegenstelling tot eerdere soortgelijke vergaderingen, blijkt het de sector duidelijk te zijn geworden dat de eenzijdige focus van het energiebeleid op de wijze waarop elektriciteit wordt opgewekt, het land niet vooruit helpt.

Twintig jaar geleden werd de Energiewende uitgeroepen tot nationale prioriteit. Aanvankelijk werd daarmee bedoeld dat we op de lange termijn onafhankelijk zouden worden van fossiele energiebronnen, die tot op heden 90% van de energiebehoefte dekken. De implementatie van het beleid was echter slechts eenzijdig op enkele doelstellingen gericht. Naast het uitfaseren van kernenergie werd vooral de uitbreiding van hernieuwbare energie nagestreefd. Bijgevolg werd via een systeem van vaste afnameprijzen voor elektriciteit uit biomassa, waterkracht, wind en zon, de uitbreiding van hernieuwbare energiebronnen massaal bevorderd. Pas nu, na de bouw van meer dan 100 gigawatt aan duurzaam energievermogen, dringt het besef door dat de uitbreiding van duurzame energie er niet toe leidt dat de afhankelijkheid van fossiele energie vermindert.

Het probleem is dat het beleid zich vooral richt op de uitbreiding van weersafhankelijke hernieuwbare energiebronnen. Maar die kunnen qua capaciteit noch continuïteit een betrouwbare en kosteneffectieve energievoorziening garanderen. Veel cruciale technologische elementen van een energievoorziening op basis van zon en wind moeten nog worden ontwikkeld. En hoewel de technologische innovatie steeds voortschrijdt, waarschuwde de voorzitter van de raad van bruinkool elektriciteitsproducent MIBRAG, Armin Eichholz, er voor het tempo van innovatie niet te overschatten. Vooral de ontwikkeling van de noodzakelijke energieopslag om een Dunkelflaute [wanneer zon en wind gelijktijdig verstek laten gaan] te overbruggen, zal nog vele decennia in beslag nemen.

Het ongelijke tempo van de uitbreiding van de elektriciteitsproductiecapaciteit enerzijds en de rest van het energievoorzieningssysteem anderzijds werd door alle deelnemers als een weeffout in de energietransitie gekwalificeerd. Zelfs de voorzitter van het Duitse ‘Bundesverband Erneuerbare Energien e.V.’, Peter Röttgen, erkende dit. Er was een gebrek aan concepten voor het opslaan en transporteren van zonne- en windenergie door heel Europa. Het energiebeleid dient immers eindelijk op Europese schaal te worden georganiseerd.

Een ander aspect was ook belangrijk voor Röttgen. De doelstelling van de nieuwe regering om in 2030 65% van de elektriciteit uit hernieuwbare energie te produceren, klinkt ambitieus. De vraag is echter waarvan die 65 procent wordt berekend. Aangezien de regering van een sterk afnemend stroomverbruik uitgaat, is de uitbreiding van zonne- en windenergie bescheidener dan sommigen hoopten.

Het feit dat de prognoses van de regering van een dalend stroomverbruik niet realistisch zijn, kwam in de pauzegesprekken voortdurend aan de orde. De crypto-valuta Bitcoin alleen al verbruikt ruim 100 terawatt-uur wereldwijd (een zesde van het Duitse elektriciteitsverbruik) en door de uitbreiding van krachtige datacenters in het tijdperk van digitalisering worden besparingen op elektriciteit in traditionele sectoren weer teniet gedaan.

Wat de verwarmingssector betreft, wees Thorsten Radensleben, voorzitter van de raad van bestuur van Badenova AG, erop dat er nog veel innovatiepotentieel is. Dertien miljoen verwarmingssystemen zijn niet meer up-to-date in Duitsland. De politiek kan via stimuleringsprogramma’s de modernisering daarvan bevorderen, maar programma’s zijn alleen zinvol als zij op grote schaal en gedurende lange tijd worden uitgevoerd.

Het is niet altijd mogelijk om over te schakelen op warmtepompverwarming, zoals Martin Neumann, woordvoerder energiebeleid van de FDP-fractie, opmerkte. Neumann, die civiele techniek heeft gestudeerd en die hoogleraar is in Magdeburg in technische inrichting van gebouwen, en daarom een van de veel te weinige experts op het gebied van energiebeleid in politiek Berlijn is, maakte een onderscheid tussen hoge en lage temperatuur verwarmingssystemen. Terwijl in nieuwe gebouwen verwarming met lage temperaturen grote (meestal vloer-) oppervlakten gebruiken, is de conversie in oude gebouwen weliswaar mogelijk, maar moet het hele huis worden verbouwd. Dat is alleen in zeldzame gevallen zinvol. De reden is dat in de meeste oudere huizen relatief kleine radiatoren zijn geïnstalleerd, die een hoge aanvoertemperatuur vereisen om genoeg warmte te kunnen geven.

Neumann betreurde het dat er te weinig bekend is over goede isolatie van huizen. Zo bestaat het gevaar van schadelijke schimmelvorming als huismuren worden afgedicht met isolatieplaten, zonder rekening te houden met vochttransport. Daarover is veel onderzoek verricht aan universiteiten, maar slechts weinig deskundigheid bij bouwbedrijven en monteurs.

En wat de mobiliteitssector betreft wezen sommige deelnemers erop dat niet alleen de batterijtechnologie voor e-mobiliteit nog verre van geschikt is voor wijdverbreid gebruik. Daarnaast is er ook gebrek aan concepten om de elektriciteitsdistributienetwerken daartoe aanzienlijk uit te breiden. Er is nog geen begin van begrip hoe dat allemaal zou moeten, om nog maar te zwijgen van hoe dat de komende decennia zou dienen te worden geïmplementeerd.

Jürgen-Friedrich Hake, fysicus bij ‘Forschungszentrum Jülich’, die in zijn recente onderzoek zijn aandacht heeft verlegd naar de publieke perceptie van energiebeleid, belichtte een interessant aspect. Onder applaus van de aanwezige bedrijfsleiders riep hij op tot meer realisme, een neutrale evaluatie van de feiten. Hij wees erop dat alleen op deze manier het vertrouwen in het energiebeleid kan worden hersteld. In dit licht betreurde hij het dat het jaarlijkse evaluatierapport over de Energiewende wordt opgesteld door het ministerie van Economische Zaken, dat ook verantwoordelijk is voor het formuleren van het energiebeleid. Dit zou betekenen dat het rapport grotendeels genegeerd zou worden. Het zou beter zijn om dit rapport te laten maken door het Federale Bureau voor de Statistiek.

Al met al blijft de indruk dat de talloze onopgeloste vragen van de Energiewende nu ook tot de energiesector zijn doorgedrongen. Nog slechts enkele jaren geleden werden branchebijeenkomsten gekenmerkt door optimisme over een snelle oplossing van de technische uitdagingen. Thans overheerst realisme. Men zoekt niet alleen naar oplossingen voor de bekende vragen, maar vertegenwoordigers van de industrie en politici beginnen nu eindelijk ook de juiste vragen te stellen over technische concepten, kosten en hun economische impact. We hopen dat deze trend zich zal voortzetten en dat er, tenminste bij de volgende regering, een haalbaar en Europees concept op lange termijn voor de energievoorziening van de toekomst kan worden ontwikkeld.

Aldus Björn Peters (Duitse Werkgeversverbond).

Bron hier.

Wat opvalt aan deze discussie is dat de uitvoeringsgebreken van de Energiewende – terecht – breed worden uitgemeten. Maar het oorspronkelijke doel – afremming van de opwarming van de aarde, waar het uiteindelijk allemaal om te doen is – is de spreekwoordelijke olifant in de zaal, die door niemand wordt opgemerkt. Tegenover de biljoenen (een biljoen is duizend miljard) die de Energiewende gaat kosten, staan volgens de theoretische klimaatmodellen die het VN– klimaatpanel (IPCC) hanteert, geen meetbare baten, in termen van een detecteerbare vermindering van de temperatuurstijging aan het eind van deze eeuw.

Kortom,

De klimaathype is een ernstig geval van collectieve verstandsverbijstering.

De ervaringen in Duitsland bieden ons gratis lesmateriaal om te voorkomen dat we in Nederland dezelfde fouten gaan maken. Maar de vraag is of onze beleidsmakers daar wel voor openstaan. Tot op heden is daar nog niets van te merken.