Een gastbijdrage van Louise Fresco.

Als het straks menens wordt met de klimaatmaatregelen is het onzeker hoe lang de harmonie gedijt. Zodra de vrijblijvendheid eraf is, ontstaan in onderhandelingen twee risico’s. Er valt alleen consensus te bereiken op basis van vaagheid, óf de consensus-bouwers vergeten het draagvlak bij de zwijgende meerderheid.

Bij dit uiterst complexe onderwerp dreigt een onoverbrugbare kloof te ontstaan tussen allerlei belangengroepen: specialisten, activisten, cynici, bedrijven, decentrale en centrale overheden en half- of niet-geïnformeerde burgers. Dit vraagt om een heldere beantwoording van alle vragen in rustige taal, met expliciet geformuleerde onzekerheden en de voor- en nadelen van keuzes. Ik noem er een paar:

1  Zijn alle CO2-reductiemaatregelen juist en evenwichtig? Hoe zijn ze onderling vergelijkbaar in hun negatieve en positieve effecten? Overgaan op elektriciteit, bijvoorbeeld, vereist toch grondstoffen voor batterijen?

2  Zijn de voorgestelde maatregelen werkelijk al dat geld waard, ook als daarmee de economische groei en koopkracht afnemen? Hoeveel is dat eigenlijk bij elkaar? Hoeveel subsidie is er in totaal nodig, en ten koste van wie of wat?

3  Zit er niet een denkfout in het klimaatakkoord van Parijs doordat alle doelstellingen teruggebracht zijn naar individuele landen? Kun je een dichtbevolkte exportland als Nederland vergelijken met Finland of Swaziland? Wat is de beste geografische schaal voor maatregelen? Gaan landen er niet hypocriet mee om (Noorwegen, bijvoorbeeld, dat gas exporteert maar wel aan de nationale reductiedoelstellingen voldoet)? Als we investeren in zonnepanelen, waarom niet in de Sahara?

4  Blijft een groot deel van de wereld niet gewoon fossiele brandstof gebruiken omdat er nog zoveel van is? Moet Nederland het beste jongetje van de klas zijn als we dat op andere terreinen niet (meer) zijn?

5  Wat te doen met sectoren waar nauwelijks groene alternatieven voor bestaan, zoals de staalindustrie en luchtvaart? Hoe eerlijk zijn al die vergelijkingen tussen fossiel en ‘groen’ (het gebruik van ‘reststromen’ uit de voedingsindustrie voor biodiesel gaat bijvoorbeeld ten koste van waardevol hergebruik voor voeding van mens en dier)?

6  Moeten we niet veel meer investeren in fundamenteel baanbrekende technologie, zoals hergebruik van CO2 om energie te maken? Waarom is opslag van CO2 bijna een taboe? En van wie komen die doorbraken straks (elektriciteit werd ook niet ontwikkeld door houtskoolproducenten)?

7  Moet alles wijken voor het klimaat? Of is dat slechts één dimensie van een toekomst waarin de mens alle hulpbronnen optimaal benut? Zonne-energie op grasland heeft grote effecten op biodiversiteit en bodemleven, telt dat minder?

8  En de hamvraag: hoe democratisch kan de overgang naar een andere economie gemaakt worden? Kunnen bij deze materie burgers nog wel iets inbrengen, laat staan overtuigd worden? En nu we het daarover hebben, hoeveel Kamerleden, wethouders, ambtenaren en leden van de weldenkende elite begrijpen echt waar het over gaat? Of laat iedereen zich leiden door groepen die met veel aplomb hun alternatieven poneren? Is er wel ruimte voor wetenschappelijk en ethisch gefundeerde twijfel? Durft nog iemand te zeggen wat we niet weten of waar de wetenschap niet eenduidig is?

Fraaie bedoelingen zijn niet genoeg. De collectieve menselijke invloed op de aarde is een te serieuze zaak om niet de grootste zorgvuldigheid te betrachten. Klimaatwetgeving moet niet slechts via een appel op emotie (‘We hebben maar één aarde’) maar worden afgewogen met koelte, de blik op de lange termijn, en met erkenning dat ons inzicht van nu beperkt is.

Aldus Louise O. Fresco, voorzitter van de Raad van Bestuur van Wageningen U&R en schrijfster.

Bron NRC hier.