Benny Peiser.

De EU is er in geslaagd een imago te creëren van voortrekker in het internationale klimaatbeleid. Maar achter deze schone façade gaat een minder mooie werkelijkheid schuil.

Onder de titel, The Crisis of EU Climate Policy’, hield Benny Peiser, directeur van de Britse ‘Global Warming Policy Foundation’ (GWPF), onlangs een voordracht voor het ‘Canon Institute’ in Tokio, waarin hij onthulde wat de werkelijke staat is waarin het EU– klimaatbeleid verkeert.

Waaruit bestaat de crisis? Het klimaatbeleid van de EU is er niet in geslaagd om de strategische doelstelling van wettelijk bindende verplichtingen in het VN–klimaatakkoord opgenomen te krijgen. Voorts is de EU er niet in geslaagd om de beloften van de klimaatovereenkomst van Parijs waar te maken. De Europese energieprijzen zijn aanzienlijk gestegen. Het concurrentievermogen van de Europese industrie is verzwakt. De afhankelijkheid van Russisch gas is toegenomen. En er is toenemende verdeeldheid in de positiebepaling tussen West–Europa enerzijds en Centraal– en Oost–Europa anderzijds over de omvang van de CO2–reductiedoelstellingen. Ook heeft het beleid geleid tot toenemende maatschappelijke onvrede en de opkomst van populistische en klimaatsceptische partijen.

Na de val van de muur van Berlijn was de klimaatagenda van de EU gebaseerd op drie veronderstellingen. De wereldwijde opwarming vormde een urgente bedreiging, die tegen elke prijs diende te worden bestreden. Voorts werd verondersteld dat de voorraden fossiele brandstoffen opraakten en dat de olie– en gasprijzen alleen maar zouden stijgen, zodat hernieuwbare energie concurrerend zou worden. Ten slotte verwachtte men dat het via de VN zou lukken om een wereldwijde bindende overeenkomst te sluiten over de vermindering van CO2–uitstoot en een mondiale markt te creëren waarop EU–bedrijven hun CO2–besparende technologie en kennis zouden kunnen verhandelen.

Maar in plaats van dramatische opwarming, bedroeg de stijging van de gemiddelde wereldtemperatuur slechts de helft (0,17°C per decennium) van wat het VN–klimaatpanel (IPCC) in 1990 had voorspeld. En in plaats van een vermindering van de winning van olie en gas, leidde de schaliegasrevolutie tot een vergroting van het aanbod van fossiele energiebronnen, waarmee de mondiale energiebehoefte gedurende het grootste deel van de 21ste eeuw kan worden gedekt. In plaats van wettelijk bindende klimaatovereenkomst met een level playing field, leidden de unilaterale klimaatdoelstellingen van de EU tot de hoogste energieprijzen in de wereld, waardoor het concurrentievermogen van de industrie werd aangetast.

Voor de VN-conferentie in Parijs (2015) beloofde de EU haar uitstoot van CO2 in 2030 met 40% te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990. Maar dat was een voorwaardelijke belofte, afhankelijk van de veronderstelling dat de overeenkomst van Parijs wettelijk bindend zou zijn voor alle landen.

In september 2014 had de EU–energiecommissaris, Gunther Oettinger, daarover reeds verklaard:

“If there is no binding commitment from countries as India, Russia, Brazil, the US, China, Japan and South Korea, whose governments are responsible for some 70% of global emissions, I think it is not really smart to have a 40 % target.”

Maar dat kwam er niet van. En dat kwam onder meer door het verzet van de VS – toen nog onder president Obama. De minister van Buitenlandse Zaken, John Kerry, verklaarde dat de VS niet akkoord kon gaan met een overeenkomst met wettelijk bindende verplichtingen. Want een dergelijke overeenkomst zou ter goedkeuring dienen te worden voorgelegd aan de Senaat, waarvan de Republikeinse meerderheid reeds had aangekondigd dat zij een dergelijk voorstel niet zou aanvaarden.

Nochtans waren overheden erop gebrand om de overeenkomst te tekenen omdat het de politieke leiders de gelegenheid gaf victorie te kraaien en daarmee de herinnering van het trauma van de mislukte klimaatconferentie van Kopenhagen in 2009 van zich af te schudden.

De klimaatovereenkomst van Parijs, met slechts intentieverklaringen, komt in de plaats van het Kyoto Protocol (dat in 2020 afloopt), dat wèl bindende verplichtingen bevatte.

De EU beloofde in 2030 de CO2–uitstoot met 40% te verminderen vergeleken met het niveau van 1990. Om dat te bereiken zou de EU haar totale energieverbruik met 30 procent verminderen en 27 procent daarvan dekken met hernieuwbare energie.

Maar het was een collectieve belofte voor de EU als geheel. De verdeling van de daarvoor benodigde inspanning over individuele landen werd niet gespecificeerd. Maar na ‘Parijs’ verklaarden de landen van Centraal– en Oost–Europa dat ze het niet met deze doelstellingen eens waren.

Ondertussen slaagt er geen enkel EU-land in de doelstellingen van de klimaatovereenkomst van Parijs te halen.

Sinds 2014 zijn de CO2–emissies van 14 van de 19 grotere EU–lidstaten gestegen, waaronder Duitsland, Frankrijk, Polen, Spanje en Nederland. Voor de EU als geheel steeg de uitstoot met 2,5 procent in 2017. (Bron: BP Statistical Review of World Energy, 2018.)

Dat was natuurlijk niet de bedoeling en evenmin voorzien.

Tja, zo gaan die dingen nu eenmaal.

Inmiddels heeft de EU besloten om de doelstelling van het aandeel ‘hernieuwbaar’ in de energy mix tot niet–bindend te rekenen. De energie–efficiëntie doelstelling is evenmin bindend.

[Noot HL: Men kan zich afvragen in hoeverre dit valt te rijmen met de bewering dat de EU Nederland boetes zou opleggen als wij onze doelstellingen niet zouden halen. Is dit een misverstand? Of is het opzettelijke misleiding ten einde druk uit te oefenen op lagere overheden om mee te werken aan het klimaatbeleid, bijvoorbeeld aan de plaatsing van windmolens, waartegen de lokale bevolking zich verzet?]

Inmiddels lijkt Duitsland op weg om de emissie–doelstellingen voor 2020 bij lange na niet te halen. Dat geldt eveneens voor de doelstelling inzake hernieuwbare energie.

Ondertussen hebben de Europese autoproducenten vraagtekens geplaatst bij de vermindering van 20% van de CO2–uitstoot voor auto ’s en hebben zij het EU–voorstel voor een vermindering van 30% in 2030 verworpen. De CO2–uitstoot van het autoverkeer in Europa is weer stijgende, vanwege het feit Europese autokopers benzineauto’s kopen in plaats van dieselauto’ s.

Een andere bron van stijgende CO2–uitstoot wordt gevormd door de groei van het aantal SUV’s, die zich in toenemende populariteit mogen verheugen, dank zij gunstige brandstofprijzen.

De investeringen in hernieuwbare energie daalden met 50 percent tussen 2011 en 2017, tot $57 miljard (€46 miljard). (Bron: Bloomberg New Energy Finance.)

Ondanks de klimaatovereenkomst van Parijs duurt de patstelling in de klimaatonderhandelin-gen voort. Deze is vooral te wijten aan de tegenstellingen tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden. De ontwikkelingslanden willen een gunstiger regiem dan de ontwikkelde landen. De ontwikkelde landen willen echter een regiem dat voor alle landen geldt.

De ontwikkelde landen hebben beloofd per jaar $100 miljard beschikbaar te zullen stellen voor klimaatprojecten in ontwikkelingslanden. De ontwikkelingslanden verzetten zich er thans tegen dat allerlei vormen van leningen en hulpverlening als klimaathulp worden beschouwd.

Aldus Benny Peiser.

Bron hier:

Wat dit laatste punt betreft het volgende. In de ban van de klimaathysterie hebben de ontwikkelde landen als groep destijds beloften gedaan voor financiële steun aan de ontwikkelingslanden voor een totaal van $ 100 miljard per jaar, ter financiering van hun klimaatbeleid. Ik heb nooit ook maar één seconde geloofd dat dit bedrag er zou komen. Als zo’n belofte wordt gedaan, dan vindt er gewoonlijk een ‘pledging‘–bijeenkomst plaats, waarbij individuele landen/donoren zich verplichten een bijdrage van een gespecificeerd bedrag te leveren. (Het komt overigens vaak voor voor dat zij zich niet aan die belofte houden, maar dat terzijde.) Voor de genoemde $ 100 miljard per jaar is dat niet gebeurd. En er zijn weinig landen die aanstalten maken om hun portemonnee te trekken, ook al vanwege hun begrotingstekorten en hoge staatsschulden M.a.w. de ontwikkelingslanden kunnen fluiten naar dit geld.

Maar de internationale diplomatie kent zo zijn eigen wetmatigheden. Ondanks het feit dat elke kenner weet, dat het hier om trekken aan een dood paard gaat, zal dit circus zich nog járen blijven voortslepen. Waarom? Diplomatie bestaat mede uit het opbouwen van grieven, die kunnen worden uitgespeeld in diplomatieke onderhandelingen over de meest uiteenlopende zaken, zowel bilateraal als multilateraal. De niet ingeloste belofte van $ 100 miljard per jaar is er zo een. De ontwikkelingslanden zullen er voor zorgen dat deze tot in lengte van dagen op de internationale agenda blijft staan.

– – –

En nu even iets anders.

Hoe het ook zij, ik vermoed dat de lezer deze informatie nog niet eerder in de reguliere media is tegengekomen. Het lijkt mij derhalve voor de hand te liggen dat Climategate.nl binnenkort rijkelijk zal worden beloond met genereuze subsidies voor het opvullen van deze ernstige lacune in de vaderlandse nieuwsgaring.

Oeps! Wie dit gelooft, is wel erg naïef.