Friedrich Nietzsche.

Een gastbijdrage van leonardo da gioiella.

Lang, heel lang geleden, stond er in mijn boekenkast een boek over de dood van God ‘RADICALE THEOLOGIE EN DE DOOD VAN GOD’ – radicaal wel gewoon nog met een “c” en theologie niet zonder “h”, maar verder wel helemaal in. Ik had ook een boek over de theologie als bevrijdingskarretje voor de armen en verdrukten in Zuid Amerika, als wingewest van de Verenigde Staten bestuurd door hele en halve dictators.

Ja ja, dat waren nog eens tijden. De kerken waren nog niet echt leeg gelopen, maar het progressieve denken was niet meer uit de verder nog steeds weerbarstige kaaskoppen te krijgen.

En we hadden een belangrijke profeet. Nietzsche. Hij was het die schreef: Gott ist tot! Gott bleibt tot! Dat is op heel veel verschillende manieren uitgelegd, ook wel: goedgepraat. Want het was natuurlijk best wel een risky shift. Je weet toch maar nooit. De wager van Blaise Pascal kwam vaak langs. En er werden allerlei vergoelijkende, en vooral goedmoedige, verhaaltjes bij verzonnen.

Ook ik heb meegedaan om God dood te maken. Mijn vader had mij allerlei dingen véél beter geleerd dan ik, eenmaal uit zijn buurt, deed. Ik bevond mij nog niet in Amsterdam, op kamers, of ik ging de zaterdagavond naar de kroeg, en bleef daar zitten tot zondagmorgen vroeg. Nou, dat wil wat zeggen hoor. Naar de kroeg gaan is al niks, maar daar de zondagsheiliging op eigen wijze invullen … poeh.

Tegen de wil van mijn vader ben ik niet in de kerk getrouwd. Mijn kinderen zijn niet gedoopt. En ik heb ze ook niet naar een Christelijke School gestuurd – ook al had één van de voormannen van de latere mannenbroeders, Barend Biesheuvel, zich in een bon mot afgevraagd: moet je nou intelligent zijn om gereformeerd te kunnen wezen, of moet je gereformeerd zijn, om intelligent te mogen zijn?

Overigens, toen één van mijn kinderen, inmiddels op het gymnasium, werd geconfronteerd met een andere Godenwereld, nam hij nog wel eens een kleinood van mij in de hand: een bijbeltje dat ik bij het verlaten van de Christelijke Nationale School gekregen had, mij mede dierbaar vanwege de handtekening daarin van een door mij zeer gewaardeerde dorpsoudste. En ik vond potloodstreepjes die ik er zelf niet in had gezet.

En dat tekende ook mijn tweeslachtigheid. Dierbare herinneringen aan die vroegere tijden zag je, in één of andere vorm, terug in mijn boekenkast.

En je zou die bekende uitspraak, van de schrijver en de plek waar zijn wieg stond, ook hier kunnen variëren: je kan die jongen wel uit de kerk halen, maar daarmee heb je de kerk nog niet uit die jongen weg.

En zo is het onlangs gebeurd dat er opnieuw een boek mijn boekenkast binnenrolde: de biografie van Harry M. Kuitert, dominee en theoloog, en een dwarsligger van jewelste waar het God betrof. Een biografie die ik met enige weemoed in de hand nam, omdat het mij ook herinnerde aan gesprekken met mijn inmiddels overleden zwager; een zeer praktische man, die mij als jongen – hij was een stukje ouder – al leerde: als je niet bidt voor het eten, blijft de pan met aardappelen evengoed op tafel staan.

En het zou voor mensen als Jeff Harvey, Bart Verheggen en Guido van der Werf geen kwaad kunnen om die biografie ook eens te lezen, al was het alleen maar om te leren dat er niks op tegen is om wetenschappelijk gesproken kronkelige paadjes te betreden. Maar vooral om te leren dat de VU er toentertijd, nogmaals, die vermaledijde zestiger jaren, geen probleem mee had om een controversieel figuur te benoemen – niet alleen onder protest van andere hoogleraren, zowel binnen als buiten de faculteit, maar ook tegen de zin van de toen nog gezag hebbende synode van de Gereformeerde Kerk, en dat nota bene ook nog op de theologische faculteit.

Is God te vroeg dood gegaan? Wel, ik noemde niet voor niets de namen van Harvey, Verheggen, Van der Werf. Die denken, met een boel andere slimme jongens en meisjes, dat ze God niet alleen niet meer nodig hebben, nee, God is een hinderpaal. Daar kun je niks meer aan overlaten. Als we niet zelf het klimaat in handen nemen gebeuren er verschrikkelijke dingen.

En nu kunnen jullie God wel blijven zien in de figuur waarin ik hem hier in den beginne opvoerde – en dat heb ik wel graag, want ik ben nog niet klaar. Maar je kan God ook zien als een lid van het Pantheon, dus als een grote jongen die het reilen en zeilen van zijn stekkie – laten we wel wezen: een complexe materie, heel complex! – al heel lang met veel competentie adequaat bestiert – en dan wordt de hybris van dit soort mensen toch wel heel erg geaccentueerd. De snotneuzen: vergeleken met die God komen ze pas kijken. En het erge is: ze zijn ook al lang weer weg als gaat blijken dat ze er een rotzooitje van hebben gemaakt.

Die slimme jongens en meisjes zijn in grote getale door het onderwijs afgeleverd, in een katholiek-liberaal project dat niet ongeslaagd mag worden genoemd: de Mammoetwet. Het problematische is: dat project viel in dezelfde tijd dat God zo’n beetje aan het dood gaan was, en nu denken we op veel gebieden dat we alles weten, en niks en niemand meer hoeven te bevragen. In het eigen hoekje wordt alle gelijk van de wereld bevestigd.

En daarmee komen we bij een ander chapiter, dat eigenlijk precies hetzelfde is: het idealisme.
En daarmee komen we bij een deelchapiter dat ook aan het geloof vast zit: intolerantie.
En daarmee zijn we bij de bron die al deze overwegingen in gang gezet heeft. Eerder kopte Climategate.nl: Hoe idealisme ontaardt in intolerantie. De vraag werd niet beantwoord.

De relatie tussen intolerantie en geloof zie ik wel zitten, alhoewel ik tegelijkertijd fel protesteer: ik ben thuis niet met onverdraagzaamheid opgevoed, en als iemand naar de hel wilde moest ie dat, wat mijn vader betrof, vooral zelf weten (behalve z’n kinderen dan). En zo heb ik toch wel een paar zeer plezierige herinneringen aan gelovige mensen.

De relatie tussen idealisme en geloof zie ik ook wel zitten. Voor de ouderen onder ons was de hemel in de hemel er als ideaal, terwijl die oudere zwager van mij begon te zeggen: wat heb ik nou aan de hemel, als ik het hier niet goed heb – en daar kwamen de idealisten van de derde wereld en de idealisten van een schonere wereld.

Maar de relatie tussen idealisme en intolerantie: is dat wel een zuivere?

Laat mij ook een keertje Afshin Ellian aan het woord laten – om te benadrukken dat er iets mis is met dat beeld. Die schreef, nu ruim anderhalf jaar geleden, een column: Stop de ‘antifascistische’ intolerantie op de universiteit. En niemand die de bedoelingen van de schrijver beter karakteriseerde dan één van de commenters: De zgn antifascisten zijn de nieuwe fascisten. Dat ze het zelf niet door hebben verbaast me nog het meest.

Ellian schreef: Linkse revolutionaire bewegingen hebben sinds de jaren zestig van de vorige eeuw geprobeerd om deze stelling [een stelling van Feuerbach dat het er op aan komt de wereld te veranderen] binnen de academische muren te realiseren. Dat werd vooral geprobeerd binnen de sociale faculteiten. Daar wisten ze successen boeken in hun idealistische streven. Dit was dodelijk voor de wetenschap. Alles wat niet voldoet aan de idealen van de linkse humaniteit, wordt aangeduid als decadent, racistisch, kapitalistisch, rechts, fascistischLet op: kennelijk hebben die slimme jongens meer wetenschap dood gemaakt dan alleen klimatologie.

De vraag is: heeft Ellian wel dé idealist, of het idealisme in hun vizier? En ik pak nogmaals de typering van hen die de wereld willen veranderen:

… a cocktail of ideas which includes anti-industrial nature worship, post-colonial guilt, a post-Enlightenment belief in scientists as a new priesthood of the truth, a hatred of population growth, a revulsion against the widespread increase in wealth and a belief in world government… protest movements which involve dressing up and disappearing into woods, and a dislike of the human race, exclaiming: the world has cancer and the cancer is man.

Zijn dat idealisten? En, ook als ze zich idealisten noemen, kan dan Ellian deze mensen met droge ogen napraten en beweren dat dat idealisten zijn – waarmee de echte idealisten een geweldige schop onder hun kont krijgen.

Er is zoiets als the ideal observer theory. Die zegt dat moral judgements can be justified by appeal to what an ideal observer would do in a given situation. Ik weet zeker dat Ellian niet die ideal observer is. En met zijn poging om idealisten in een fascistische hoek te plaatsen doet ie niet veel anders dan Harvey en Verheggen die Susan Crockford in een donker hoekje stoppen: de wetenschap daadwerkelijk dood maken.

Laten we met beide benen op de grond blijven, praktisch zijn, en een idealist oproepen die regelmatig de kolommen van Climategate.nl betreedt: Ronald Vanderjong. Is dat een idealist?

Wel, hij heeft een paar gestaltes. Hij suggereert een echte idealist te zijn, die het beste met de wereld voor heeft. Hij is tevens een echte idealist die wil dat de wetenschap in al haar oude glorie wordt hersteld: the science is settled by consensus en wij zullen braaf, met de armen over elkaar, luisteren. En het is tegelijkertijd iemand die, hoe idealistisch zijn andere gedaante ook, de domheid onder het gewone volk liever wil aanwijzen dan wil wegnemen. en dat vooral met een moralistisch sausje: als mens heeft Leonardo gefaald (ook geen ideal observer observation, hoor). Maar, in welke gestalte die ook verschijnt, de oordelen over de ander dalen met veel dedain neer, er wordt gedenigreerd en geschoffeerd, en somtijds ontaardt dat in regelrechte beledigingen.

Is Ronald Vanderjong een idealist? Wel, was Mussolini een idealist? Hij zocht aanzien voor zijn Italia, het moest een smoel krijgen, zeggen we tegenwoordig. Mussolini was niet zo’n heel erg sterke man. Hij moest en zou een kolonietje voor zijn Italia, en daarom trok hij ten strijde tegen Abessinië. Hij wilde graag meedoen met Hitler, en probeerde de Alpen over te steken naar Frankrijk. Maar voor de rest was het een niet zo vriendelijke baas, die mensen die het oneens waren met hem verbande naar plaatsen, ver weg van de grote stad waar de geschiedenis een noodzakelijk nieuwe wending moest nemen.

Is Ronald Vanderjong een idealist? Ik vind van niet. Het is een verongelijkte ouwe baas, die wil dat de dingen precies gaan zoals hij vindt dat ze moeten gaan. En ik weet zeker dat, als hij de baas zou worden, ik vanaf dat moment niet meer welkom zou zijn in Nederland, mijn vaderland of niet mijn vaderland. Intolerante lieden die mij willen beletten om anders tegen de dingen aan te kijken dan zij doen, ga ik geen idealist noemen.

Nee, het woord idealist wordt veel te vaak gebruikt door hen die het niet zijn, en veel te vaak geplakt op anderen door hen die daar kwalijke bedoelingen mee hebben. Idealisten die zeggen dat de mens er een rotzooitje van heeft gemaakt, en dat het nu heel anders moet, die moet je op een onbewoond eiland in de Stille Zuidzee zetten.

En daarom kom ik terug bij mijn vraag: is God misschien te vroeg dood gegaan?

Het heet dat God de mens uit het paradijs heeft gejaagd, maar ik denk persoonlijk dat wij God uit het paradijs weg hebben gestuurd. En dan vooral die slimme jongens en meisjes die sinds de Mammoetwet door het onderwijs zijn afgeleverd bij de samenleving. Die slimme jongens en meisjes, waarover sinds de jaren zestig alleen nog maar in superlatieven wordt gesproken. Jantje is toch zo knap, hij zit nog maar in de eerste groep, maar hij leest de boekjes van groep drie al.

Maar de zondeval is gebleven, want in die dagen was er iemand die zei: God is niet dood, nee, hij heeft afstand van ons genomen; wij zijn zo eigenwijs, hij laat ons voorlopig even alleen rotzooien. Of, zoals Nietzsche het zei: Wir haben ihn getötet, – ihr und ich! Wir alle sind seine Mörder!

leonardo da gioiella.

En ik denk: was God nog maar even niet dood verklaard. Had ik God maar niet vermoord. Dan zagen we hem nog steeds als iemand die hemel en aarde alzo onderhoudt en regeert dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, en ook wel orkanen en hittegolven, niet bij geval, maar van zijn vaderlijke hand ons toekomen.

En dan had ik nog steeds iedere tweede woensdag van maart een vrije dag, en zat ik, op wat de biddag voor het gewas heette, in de kerk, en hoorde de dominee bidden tot de goede en almachtige Vader, dat hij op tijd zonneschijn, veel zonneschijn mocht zenden, en daar tussendoor, op zijn tijd, milde regens, de juiste hoeveelheid milde regens mocht storten zodat het land precies niet te nat en niet te droog zou zijn, zodat de gewassen in overvloed zouden groeien, en zodat de oogst rijk zou zijn … en ik zou dat boertje dat naast mij zat in de kerk opnieuw horen murmelen, tussen de woorden die de dominee op dat moment ten hemel zond: ho ho, een bitje rustig an ee, tmò ok nog wat opbringe.

Boerenverstand … er kan eigenlijk niks tegenop!