Een gastbijdrage van Leo W. S. de Graaff.

Terecht ontstaat er steeds meer twijfel over de vermeende negatieve gevolgen van klimaatverandering, zoals ons te pas en te onpas door klimaatalarmisten en media wordt opgedrongen. Daarnaast groeit in Europa het verzet tegen de geldverslindende ingrepen van onze totaal misleide overheden.

Wetenschappelijk beschouwd is het uiterst onzeker wat het klimaat in de komende decennia gaat doen. En warmer of kouder, het is een fictie dat wij daaraan iets zouden kunnen of moeten bijsturen. Weldenkende burgers beginnen zich vooral door de oplopende energiekosten en andere belastingen steeds meer te roeren.

Helaas komt te weinig aan bod, dat het klimaatonderzoek al meer dan 150 jaar tot het werkterrein van de aardwetenschappen behoort, maar dat het IPCC die grote bestaande kennis stelselmatig terzijde heeft geschoven.

Als oud-docent aardwetenschappen van de UvA heb ik mij met collega’s en studenten decennia lang met het ontstaan, de ontwikkeling, en de bescherming van alpiene landschappen bezig gehouden. Een belangrijke doelstelling betrof de reconstructie van de ijstijd- en klimaatgeschiedenis. Die kunnen wij met klimaatcurven uit andere gebieden, zoals Groenland, vergelijken.

De aandacht richt zich inmiddels steeds meer op de laatste 10.000 jaar. Dat geeft houvast t. a. v. de meest recente gebeurtenissen. Het is allereerst opvallend, dat zich in die 10.000 jaar een globale temperatuurdaling van circa 3-20 Celsius heeft voorgedaan (Fig.1).

Fig. 1. Deze klimaatcurve van ons Interglaciaal (het Holoceen) is uit Groenlandse proxies afgeleid (bron: ZAMG, de Oostenrijkse weerkundige dienst in Wenen). Het landijsvolume op aarde was minimaal rond 6.000 jaar geleden (*). Vanaf circa 4.900 jaar geleden liep de temperatuur snel richting nieuwe ijstijd terug. De koudste fase was tot heden de zogenaamde ‘Kleine IJstijd’. Het dieptepunt daarvan lag voor de Alpen halverwege de 19e eeuw. De huidige opwarming heeft, na vergelijkbare warme uitschieters in de Romeinse tijd en in de Middeleeuwen, inmiddels weer een hoger punt bereikt. Sinds een aantal jaren blijken de wintertemperaturen in de Oost-Alpen evenwel weer terug te vallen.

Spannend is, dat het in het Arctische gebied tussen 10.000 en 8.200 rond 60, en van 8.000 tot 6.000 jaar geleden wel 60– 40 Celsius warmer was dan tegenwoordig. Dat blijkt uit recent onderzoek, waarbij onder meer is ontdekt, dat onze mossel destijds in de kustwateren van Spitsbergen en Groenland kon leven. De mosselgrens ligt nu 1.000 km zuidelijker. Er kon toen in de zomer nauwelijks sprake van poolijs zijn geweest. Niet alleen blijken ecosystemen zich razendsnel aan veranderingen te kunnen aanpassen, maar ook de oerbevolking van Groenland, nadat het vanaf 4.000 jaar geleden steeds kouder werd.

Is het broeikaseffect reëel ?

In de jaren zestig kwam dit onderwerp bij onze vakcolleges meteorologie en klimatologie uitgebreid ter sprake. Het betreft de rol van waterdamp en in veel mindere mate de mogelijke invloed van CO2. Beide absorberen bepaalde stralingsfrequenties in het infrarode bereik. De uitstraling van de aarde zou daardoor worden belemmerd. Recent is er echter op gewezen, dat ook stikstof en zuurstof straling absorberen, maar dan voor bepaalde frequenties in het zichtbare licht. Dat meet je niet met een infrarood-spectroscoop, maar met een zogenaamde Ramon-spectroscoop (zie Wikipedia). Verder onderzoek op dat gebied is mij vooralsnog niet bekend.

Belangrijk lijkt mij vooral de ‘peer reviewed’ publicatie van Ned Nikolov*en Karl Zeller (2017), die na een uitgebreide studie tot een totaal nieuwe conclusie over het ‘greenhouse effect’ kwamen. Een goede en uitgebreide samenvatting van bovenstaande studie verscheen op 13 februari op de website Climategate.nl, als gastbijdrage van Frans Schrijver.

Nicolov & Zeller deden onderzoek aan verschillende planeten en manen in ons zonnestelsel, met en zonder atmosfeer, maar met een vast oppervlak. Het betreft de aarde, onze maan, Mars, Venus, Titan (maan van Saturnus) en Triton (maan van Neptunus). Het bleek dat de oppervlaktetemperatuur in alle gevallen op een graad nauwkeurig kon worden berekend. Relevante factoren zijn de instraling van de zon, de albedo van het betreffende hemellichaam – en bij de aanwezigheid van een dampkring – de luchtdruk aan het oppervlak. Lucht die je samenperst wordt warm. In de natuurkunde staat dit verschijnsel bij gassen als adiabatische opwarming bekend. Het gaat dus om het gewicht en niet om de samenstelling van de dampkring. Onze dampkring wordt naar boven ijler en koeler. Die afkoeling is voor droge lucht op aarde ca. 1oC per 100m. Dat voor de heersende temperatuur alleen de luchtdruk van belang is, wordt bevestigd door de situatie op Venus, waar de dampkring bijna geheel uit CO2 bestaat. Ergo, als deze wetenschappers gelijk hebben, vergeet CO2 dan maar als oorzaak van de recente opwarming. Daar komt op aarde veeleer de wisselende zonneactiviteit en de vulkanische en hydrothermale opwarming onder de oceanen voor in aanmerking !

Nicolov en Zeller geven ook aan dat de aarde zonder dampkring een gemiddelde temperatuur van circa -75oC zou hebben, veel kouder dan tot heden door weerkundigen wordt aangenomen. Op 3.000m hoogte in de West-Alpen blijft de gemiddelde jaartemperatuur door de veel lagere luchtdruk rond of iets beneden 0oC. Daarboven heerst permafrost, reden dat van hoogliggende gletsjers, zoals rond de Mont Blanc, bij opwarming alleen de lagere uitlopers kunnen verdwijnen.

Terugkomend op CO2 en temperatuur

Het klimaat blijkt sowieso niet gevoelig voor CO2. Waterdamp geeft wolkenvorming, dat is veruit de overheersende factor. Aan een verdere toename van CO2 en zelfs aan een daarmee verbonden verhoging van de temperatuur zijn – gezien vanuit onze geologische en historische kennis – overigens geen risico’s verbonden. Integendeel, de aarde is volgens een vrij nieuwe en breed opgezette studie (NASA et al. 2016) er sinds 1982 duidelijk groener op geworden. Daaraan droegen CO2 voor 70%, stikstofoxiden voor 9% en opwarming (door verlenging van het groeiseizoen) met 8% bij. Door het CO2 -rijker worden van de atmosfeer worden geregeld oogstrecords behaald, vorig jaar voor graan en soja in de USA. Planten groeien het beste bij CO2 -waarden van 700 tot 1300 ppm, zoals in de glastuinbouw wordt toegepast.

Het CO2 -gehalte van de atmosfeer was rond 8.000 tot 7.000 jaar geleden ca. 260 ppm (0,026%), maar begon daarna al tot ca. 280 ppm op te lopen tot aan het begin van ons industriële tijdperk. Dat is al wel een duidelijk signaal van menselijke invloed, door ontbossing, veeteelt en opkomende landbouw. En dat gebeurde terwijl de globale temperatuur in die tijd met 3 – 20 C. was gedaald! (fig.1). De curven lopen voor onze tijd, met één uitzondering, eveneens niet parallel (fig. 2.). Alleen al op grond van deze feiten blijkt er geen enkel verband, laat staan een causaal verband tussen beide factoren te bestaan.

Fig. 2. De globale temperatuurafname en het oplopende CO2 -niveau in de laatste 8.000 jaar.

 

 

 

 

 

Fig. 3. De sterk wisselende temperatuurgang en de oplopende CO2 -curve blijken sinds 1850 alleen in de periode 1975 tot 2000 een gelijke trend te volgen. Daarna lopen beiden al weer uit elkaar, zoals beter zichtbaar is gemaakt in fig.4 ( overgenomen van Cloosterman op climategate.nl, 15 februari 2019).

 

 

 

 

Fig. 4. De globale temperatuurgang na 2002 blijft tot heden vrijwel vlak, met uitzondering van de sterke El Niño-piek van 2017.

 

 

 

 

Kijken wij terug naar de ontwikkeling over honderden miljoenen jaren, dan blijkt het huidige CO2-gehalte van de atmosfeer inmiddels gevaarlijk laag te zijn geworden. Vroeger waren waarden van duizenden ppm normaal. Het meeste CO2 op aarde is sinds het Devoon (door chemische processen, door plantengroei en door organismen die kalkskeletten bouwen, inclusief koraal) in de vorm van kalksteen en dolomiet, steenkool en bruinkool vastgelegd. Aardolie en aardgas kunnen ook in dat rijtje worden genoemd.

Al met al is het temperatuurverloop op aarde tot aan de zeventiger jaren van de vorige eeuw niet met CO2 te verklaren. Er bestaat alleen van 1975 tot 2000 een ogenschijnlijk verband, nadien al niet meer. Hogere CO2-waarden leiden niet tot rampen, te lage waarden wel. Zo daalde het CO2 -niveau in de atmosfeer tijdens de koudste fasen van de laatste ijstijden tot beneden 200 ppm. Dan groeien veel bomen en planten, ook in de tropen, nauwelijks tot helemaal niet meer. Dat heeft wereldwijd direct en indirect tot het uitsterven van plant- en diersoorten geleid. Beneden 150 ppm sterft op de continenten vrijwel alle vegetatie af, maar dat niveau is – op slechts 30 ppm na (!) – gelukkig nooit bereikt. Patrick Moore, die als oud-oprichter – vanwege het opkomende klimaatalarmisme – al in de negentiger jaren uit het bestuur van Greenpeace was gestapt, wijst daar ook naar terug en pleit voor een herwaardering van CO2.

Het IPCC heeft derhalve geen enkele wetenschappelijke grond om alarm te slaan over het mogelijke oplopen van de temperatuur, noch over een verdere toename van CO2. De uiteenlopende waaier van klimaatmodellen wijst absoluut niet in de richting van consensus en loopt tot heden met alle meetgegevens uit de pas. Ook in de Romeinse tijd en in de Middeleeuwen waren er warme en koude perioden die met CO2 niet zijn te verklaren. Het is op Groenland nu nauwelijks warmer dan rond 1940. In de zestiger jaren was het daar weer koeler, waarna de huidige temperatuurgang in het Arctische gebied nu weer een voorlopig hoogtepunt heeft bereikt. Op Groenland neemt de sneeuwval al sinds de zeventiger jaren toe, en worden de sneeuwvrije arealen in de zomer kleiner en sneeuwvrije perioden worden korter (fig. 5). Mijn voorspelling is dan ook, dat het poolijs in deze eeuw niet verder af gaat nemen.

Fig. 5. De jaarlijkse sneeuwval op Groenland is vanaf 1998 gemiddeld hoger dan daarvoor. De sneeuwvrije arealen zijn kleiner en de duur ervan is korter geworden.

 

 

 

De afnemende activiteit van de zon

De kans op afkoeling is in de komende decennia reëel aanwezig. Veel aandacht onder niet-alarmistische wetenschappers (fysici, astronomen en geologen) gaat uit naar de sterk afnemende activiteit van de zon. Wij gaan een zogenaamd ‘Grand Solar Minimum’ tegemoet. Dat manifesteert zich al in de laatste jaren door de gestage afname van het aantal zonnevlekken en het steeds zwakker wordende magnetische veld van de zon. Door de laatstgenoemde factor wordt de aarde minder tegen kosmische straling afgeschermd. Die straling is in de laatste tijd inderdaad tot een recordhoogte toegenomen. Kosmische deeltjes, gamma- en röntgenstralen leiden tot een toenemende ionisatie van de atmosfeer. Voor de onderste luchtlagen betekent dat de vorming van meer condensatiekernen voor waterdamp. Dat heeft meer wolkenvorming tot gevolg, waardoor zonlicht in toenemende mate wordt gereflecteerd. Dan wordt het geleidelijk ook kouder. Bij CERN is het proces van straling en wolkenvorming in de ‘Large Hadron Collider’ (deeltjesversneller) nagebootst en het blijkt te kloppen.

De weg naar een goede energietransitie

De mensheid heeft alle tijd voor een doordachte energietransitie. Van het gebruik van fossiele brandstoffen zijn wij nog lang niet af. Maar die zijn ook niet door windmolens en zonnepanelen te vervangen, dat vertraagt nu juist een betere ontwikkeling. Bovendien is de bouw van windmolens alleen al op ecologische gronden en vanwege het gigantische ruimtebeslag sterk af te raden. Ze maken energienetten instabiel (met een bijna-stroomuitval in Duitsland op 10 januari j.l.), kosten ons, mede door het huidige overheidsbeleid, ongevraagd een vermogen en leveren vrijwel niets op. In steeds meer landen wordt dat inmiddels ingezien.

Steenkool blijft zeker tot na het eind van deze eeuw de belangrijkste fossiele brandstof voor de elektriciteitsvoorziening: Er worden nu en in de komende 10 jaar, vooral in Azië en Afrika, meer dan 1500 moderne kolencentrales bijgebouwd. China voert de steenkoolwinning nog tot 2050 op en heeft aangekondigd definitief van een verder gebruik van windenergie en van zonnepanelen af te zien. Wel wordt versneld in atoomenergie geïnvesteerd. Dat gebeurt ook in Taiwan. Daar heeft de instabiliteit van het elektriciteitsnet er vorig jaar voor gezorgd dat miljoenen huishoudens langere tijd zonder stroom kwamen te zitten. Dat leidde direct tot een referendum, waarbij ruim zestig procent van de bevolking zich voor atoomenergie heeft uitgesproken. Japan en Vietnam stappen voorlopig nog op steenkool over. Ook India en Indonesië breiden de eigen productie en het gebruik ervan steeds verder uit.

In Europa zie je nu ook verschuivingen in de gangbare opinies. Op 6 dec. j. l., tijdens COP24, kwamen Solidaridad en het Amerikaanse ‘Heartland Institute’ met een gezamenlijke verklaring en oproep om het IPCC-alarmisme in te ruilen voor gezond verstand en gedegen onderzoek. De Poolse regering volgde in januari met een politiek besluit en kondigde aan nog twee jaar aan bestaande verplichtingen te voldoen, om daarna de bestaande windmolenparken binnen 17 jaar weer af te zullen breken. In Groot-Brittannië wordt dit voorjaar het subsidiebedrag voor renewables t.o.v. vorig jaar tot een derde teruggebracht. Tevens worden oude kolencentrales daar vermoedelijk weer in gebruik genomen nu de voorgenomen bouw van nieuwe kerncentrales door externe oorzaken plotseling kwam stil te liggen. Ik vermoed, dat men daar de energiekosten voor de burger niet verder wil laten stijgen, teneinde een Engelse uitbraak van gele hesjeskoorts te voorkomen.

In de komende decennia zal atoomenergie, met inherent veilige systemen, de eigenlijke energietransitie geleidelijk af gaan dekken. Ook dat kost nu nog veel geld, maar je krijgt er een veel betere energievoorziening door. China bouwt de eerste prototypen van (thorium-) gesmolten-zout reactoren. Die hebben om veel redenen mijn voorkeur, o. a. omdat hoogradioactief afval van bestaande kerncentrales daarmee kan worden ‘opgebrand’.

In de USA is in principe groen licht gegeven voor de seriematige bouw van een paar duizend veilige en compacte kernreactoren (AP1000 PWR 1Fa. Westinghouse). Inmiddels wordt ook in de USA weer aan gesmolten-zoutreactoren (Dual Fluid Reactor, of DFR) doorgewerkt. Er zijn wereldwijd tal van bedrijven en instituten met verder onderzoek bezig, zoals de universiteiten In Birmingham en Delft, die samenwerken om een uraanbatterij van 4 MW te ontwikkelen.

Rusland is al overgegaan tot het bouwen van een reeks drijvende atoomcentrales. Die kunnen versleept worden naar gebieden waar je energie nodig hebt. Een groot deel van de energietransitie komt later zeker ook op basis van waterstoftechnologie tot stand, maar niet voordat conventionele centrales en kernenergie tezamen voor grote en goedkope elektriciteitsoverschotten kunnen zorgen. Dat is tevens een belangrijke reden om ons gasdistributienetwerk in stand te houden.

Mijn aandacht gaat nog altijd uit naar landschaps- en natuurbescherming, en ook naar gebruik en schaarste van andere natuurlijke hulpbronnen. Dat betreft vooral anorganisch fosfaat, een onmisbare kunstmeststof voor de landbouw, waaraan tegen het einde van onze eeuw een groot tekort dreigt te ontstaan. Ook fossiel grondwater voor irrigatie in aride en semi-aride gebieden raakt dan uitgeput.

Fossiele brandstof is er weliswaar voor honderden jaren, maar wij moeten zuinig zijn. Doordacht scenario’s zijn nodig om een efficiënte energietransitie te bewerkstelligen. Maar daar is een niet-alarmistisch geduld voor nodig.

Van CO2 is geen gevaar te duchten. Belasting op de uitstoot van dat gas heeft om die reden al geen zin. Maak het bedrijven niet tegen om hier te blijven of om zich in Nederland te vestigen. De huidige overheidsvoornemens acht ik dom en destructief. Ze jagen de energiekosten voor huishoudens en bedrijven totaal onnodig op naar een onacceptabel en onbetaalbaar niveau.

Gebruik allereerst geld voor research. Energiebesparing kan o. a. worden bereikt met andere technieken voor dataverkeer en dataopslag. De kosten daarvan nemen exponentieel toe en daar doen wij met ons computer- en telefoongebruik allemaal aan mee. Volg de USA, Rusland, China, Taiwan en andere landen met het snel overstappen naar veilige kernenergie.

Het gebruik van aardwarmte is misschien ook de moeite waard. Dat geldt voor regio’s waar je heet water voor stadsverwarming en glastuinbouw uit de diepere ondergrond kunt pompen en ontzilten. Afgekoeld water moet weer worden geïnjecteerd om drukveranderingen in de bodem te vermijden. De Nederlandse ondergrond bevat tussen 2000 en 3000m diepte aan aardwarmte wel 50.000 maal de energie van het Slochteren gasveld.

Bestaande kolen- en gascentrales kunnen pas in de loop van deze eeuw geleidelijk worden vervangen. Een surplus aan goedkope energie is voorwaarde voor verdere ontwikkelingen. Breek windmolens zo snel mogelijk weer af, die zijn veel te duur, gaan niet lang mee, sparen geen energie, zijn slecht voor het milieu (ook voor dat in Afrika), vragen teveel onderhoud, verpesten het landschap en zijn onbetrouwbaar.

Om vaart te maken bepleit ik met klem een Clexit, dat wil zeggen een ‘climate exit’, dat het uittreden uit alle klimaatakkoorden behelst. Dat maakt de handen vrij, dan kunnen wij pas echt aan de slag.