Een gastbijdrage van Jon van Diepen.

Dankzij de klimaatwet is er zelfs in de Tweede Kamer volop discussie over de benodigde hoeveelheid duurzame energie zoals zon- en windenergie. Wat veelal onderbelicht blijft, is dat deze vormen van stroomopwekking weersafhankelijk zijn: de productie hangt af van de hoeveelheid zon en van de hoeveelheid wind. De stroomproductie is dus niet vráággedreven maar áánbodgedreven en dit kan een grote mismatch veroorzaken in de vraag en het aanbod van elektriciteit. Ook zullen er altijd backup-gascentrales moeten draaien aangezien energie uit wind en zon niet altijd beschikbaar en voorspelbaar is. Deze flexibele backup-centrales veroorzaken juist weer extra CO2 uitstoot.

Deze mismatch tussen vraag en aanbod wordt nu grotendeels verhuld door, mijns inziens, een onjuiste definitie voor groene stroom. Het gevolg is dat er een deels fictieve vergroening wordt opgezet, die grotendeels los staat van de werkelijkheid.  Met een nieuwe definitie voor groene stroom kunnen er nieuwe innovaties komen en ook een eerlijker speelveld voor groene bronnen die niet weersafhankelijk zijn.

Definitie van groene stroom

Wat houdt groene stroom momenteel precies in? Het is een combinatie van geleverde (grotendeels) grijze stroom plus groencertificaten. Deze laatste worden ook wel Garanties van Oorsprong (GvO) genoemd en worden aangemaakt bij de productie van hernieuwbare elektriciteit voor elk megawattuur (MWh). Deze GvO’s kunnen binnen heel Europa aangemaakt en verhandeld worden en hebben een houdbaarheid van een jaar. Veel huishoudens hebben een contract met 100% groene stroom. Alleen is er lang niet genoeg productie van groene stroom in Nederland. En daarnaast is ‘Hollandse’ groene stroom ook niet altijd aanwezig zoals bij windstil weer in de nacht. Per uur schommelt het aandeel zon en wind in de Nederlandse stroommix dan ook tussen de 0 en 45 procent. Het grootste deel van groene stroom wordt dan ook niet real-time geproduceerd.

Nieuwe definitie groene stroom

Anders gezegd veel groene stroom zou je kunnen bestempelen als ‘sjoemelgroen’, omdat het vrijwel nooit dezelfde stroom is als hetgeen uit het stopcontact komt. Opgewekte (groene) stroom wordt niet opgeslagen dus zal direct gebruikt worden. Groene Stroom certificaten daarentegen zijn een heel jaar geldig. Het is eerlijker om de methodiek aan te passen, zodat een groen certificaat slechts een uur houdbaar is en niet een jaar zoals nu. En dan bij voorkeur alleen afkomstig uit eigen land. Pas dan staat een Groene Stroom certificaat gelijk aan daadwerkelijk geproduceerde groene stroom en kan je spreken over eerlijke groene stroom. Met als mogelijk belangrijkste gevolg dat dit innovaties kan aanjagen om vraag en aanbod van weersafhankelijke elektriciteitsopwekking beter op elkaar af te stemmen.

Innovaties moeten er überhaupt komen om veel meer groene stroom in het Nederlandse stroomnet te kunnen verwerken. Met de bestaande definitie is groene stroom slechts voor de Bühne. Zo klinkt ‘Stroom van 100% Hollandse Wind’ beter dan van ‘Tussen 0 en 100% Hollandse wind’. Evenzo klinkt ‘100% groen en klimaatneutraal reizen met openbaar vervoer’ fraaier dan ‘reizen op soms 100% groen en ook soms op 100% grijs’.

Emissievrij rijden

Met deze groene stroom 2.0 definitie zouden elektrische auto’s ook eerlijker kunnen worden genormeerd. Nu betaalt een volledige elektrische auto 0 procent BPM omdat het vrij zou zijn van CO2 uitstoot, terwijl de stroom van zulke auto’s toch grotendeels komt van kolen- en gascentrales. Je zou ook de definitie van emissievrij rijden en het BPM-tarief kunnen laten afhangen van het percentage fossiele brandstof dat gebruikt is door een specifieke elektrische auto. Ook voor de definitie van energieneutrale gebouwen kan je dit toepassen.

Groene innovaties

De focus van het klimaatdebat lijkt wel zo snel en zoveel mogelijk zonne- en windenergie te produceren zonder te bezien of dit allemaal goed kan worden verwerkt door het elektriciteitsnet. Kwantiteit gaat dus boven kwaliteit. Met zo’n zienswijze komen de (technische) grenzen van de groei van duurzame energie wel snel in zicht. Zo berekent het PBL in hun doorrekening van het klimaatakkoord (blz. 122) dat in 2030 bijna de helft van de zonne- en windenergie moet worden geëxporteerd. Dit is in feite de salderingsregeling op nationaal niveau waarbij nu het buitenland de problemen met stroomoverschotten moeten oplossen. Terwijl deze geëxporteerde zon- en windstroom wel meetelt als CO2-besparing voor Nederland.

Figuur 1 Elektriciteit in 2030 inclusief bruto import en export.

De focus zou mijns inziens moeten komen op kwaliteit oftewel het produceren van de juiste hoeveelheid op het juiste moment op de juiste locatie. Een nieuwe opzet van groencertificaten kan daarbij helpen. Immers de certificaten zullen meer opleveren op uren wanneer er weinig aanbod is van groene stroom en juist weinig opleveren wanneer er een overaanbod is van groene stroom. Precies hoe een markt zou moeten werken.

Een focus op stroomkwaliteit is essentieel om uiteindelijk het aantal kolen- en gascentrales te reduceren en een flinke CO2-reductie te bewerkstelligen. De huidige begrippen groene stroom, emissievrij maar ook het gerelateerde begrip energieneutraal zijn prachtige marketingtermen. Echter met de werkelijkheid hebben ze weinig van doen. Met de huidige definitie is groene stroom hetzelfde als het opkopen van groencertificaten om zo grijze stroom te maskeren, te vergelijken met witwassen.  Nieuwe definities, zoals hierboven voorgesteld, kunnen deze ‘groenwas’-praktijken stoppen.