Salem heksenprocessen.

De nieuwe klimaatapostelen of de Heiligen van de Laatste Dagen

Een gastbijdrage van Wim van Rooy (België).

Dit is een vervolg op diens eerdere bijdrage hier.

Tijdgeest

In 1841 publiceerde de Schot Charles Mackay een profijtelijk boekske: Extraordinary Popular Delusions and the Madness of Crowds, een kleine inventaris van collectieve psychosen.

Massapsychologen als Gabriel Tarde, en Gustave Le Bon in de negentiende eeuw, een filosoof als Ortega y Gasset en een twintigste-eeuwse sociaalpsycholoog als Serge Moscovici, hebben allen gepubliceerd over l’âge des foules. Ze mikten daarbij vooral op de negentiende en twintigste eeuw, maar het massapsychologische fenomeen deed zich ook al veel vroeger voor, zij het misschien minder structureel. Ik wil hier kort vijf gevallen aanhalen die structurele gelijkenissen vertonen met de klimaathysterie. Het gaat me erom de sfeer van harde en lichte waanzin te schetsen die bepaalde historische bewegingen en sekten vertoonden en die een bepaalde tijdsgeest kenmerkten.

De contemporaine klimaatgangers willen au fond een nieuw Jeruzalem stichten, in casu een maatschappij die alleen schone energie produceert, coûte que coûte, zonder kernenergie (de duivel!), tegen elke prijs, en dat laatste mag u letterlijk nemen. Men wil Jacobijnse zuiverheid: daarvoor moet heel wat sneuvelen, moet zowat alles op de schop en worden opgeofferd en zullen massa’s koppen rollen onder de mediaguillotine van de Anuna’s van deze wereld. De maatschappij moet en zal herdoopt worden. Ze laboreren aan wat Nirvana Fallacy wordt genoemd: de overtuiging dat alleen het ideaal goed genoeg is.

Een oud voorbeeld

Zo was ook het sfeertje in de zestiende eeuw in het Nieuwe Jeruzalem van de Wederdopers of Anabaptisten, een ‘reformatorische’ gemeenschap van ‘heiligen’ en wederdopers in Munster die ‘het harnas van de oudtestamentische David aanbonden’ en wier fanatisme rustte op latente gevoelens van ondergang en van de idee het nieuwe Israël te stichten, een Richteren-staat te worden met ultrastrenge mores. Zo’n periode wordt in de Bijbel als ‘de tijd der smarten’ bestempeld, en smarten waren er te over want de radikalinski’s van Munster met hun duizendjarige communistische rijk (dat zich later ook in Amerika verspreidde, in de staat Missouri) kregen niet bepaald ruim baan van het Vaticaan, en al zeker niet omdat ze een gouden tijd van vrije liefde en vrouwengemeenschap verkondigd hadden, een sympathiek trekje dat de hippies konden waarderen.

Hun religieuze ideologie was een ratjetoe aan beelden, symbolen en voorstellingen die ook te maken hadden met een nieuwe tijd die eraan kwam, La doctrine du siècle doré van de zestiende-eeuwse kabbalist Guillaume Postel, die – om het wat anachronistisch uit te drukken – de peetvader zou kunnen zijn van de metoo-beweging en de metroman (de vrouw als innerlijke kracht van de man). Tommaso Campanella mikte in het utopische De zonnestad (1602) op een gouden era, maar dat zou dan wel een theocratische republiek zijn, een Iran avant la lettre, waar alles van boven af strikt geregeld is, een beetje zoals de EU vandaag ook probeert de regie over denken en handelen te bepalen.

De roerige eeuwen

De zestiende eeuw (maar zeker ook de vijftiende) was inderdaad een turbulente eeuw: een tijd van wilde reformaties van de heersende katholieke religie, die met Luther een aanvang namen (de antisemiet met fascistische trekjes) en met diens rechtlijnige gevecht tegen de grote hoer, de katholieke kerk. Zijn reformatie echter muteerde in alle mogelijke waanzinnige vormen: Sacramentisten, Melchiorieten, Taborieten, … vandaag zouden we er de ‘Anunisten’ aan toe kunnen voegen.

Het was ook de tijd van de weg naar de tachtigjarige oorlog, van dweepzieke ketters en opstandige Boerenoorlogen onder leiding van de revolutionaire utopist Thomas Müntzer, die de Taboritische leer predikte – volledige gelijkheid van leek en priester – zich richtte tegen de feodale heersers, veel verder ging dan Luther en volgens de Openbaring recht sprak. Het was ook de tijd van fanatieke socialistische experimenten met gemeenschap van bezit (de Wederdopers werden dan ook fel bewonderd in het prerevolutionaire Rusland en door Kautsky), van de idee van een duizendjarig rijk met de opvatting dat alles moest worden hersteld, zoals het was voor de zondeval. Mutatis mutandis: de tijd van voor de opwarming van de aarde.

Van Ostaijen als beginner

‘Ik wil bloot zijn en beginnen’, dichtte Van Ostaijen, en dat was en is precies de geestesgesteldheid van de Wederdopers en van de Anuna’s van deze wereld. De Wederdopers wilden met hun terroristische theocratie de goddelozen uitroeien en ‘alles in reine staat herstellen’. Het waren de christelijke khomeinisten van die tijd. De parallellie met de klimaatjihadisten is duidelijk. De klimaatgangers zijn de Wederdopers van onze tijd. Ze worden als kinderen ingezet (zoals Khomeini in zijn oorlog met Irak ook kinderen inzette: hij gaf ze een plastic sleuteltje mee om aan de hals te hangen; daarmee konden ze als sjahied of martelaar de poorten van het paradijs openen) in een scenario dat ze zelf niet hebben geschreven, al denken ze dat wel.

Ze worden aangestuurd door machtige heren, zoals de wederdopers de regie ontvingen van hun oudtestamentische god, maar ook werden die revolutionaire sukkels gedreven door de penibele sociale omstandigheden waarover de Duitse historicus Erich Kuttner Het hongerjaar 1566 (1949) schreef. Anuna and her kind lopen nog niet naakt over straat zoals de Wederdopers in 1535 in Amsterdam, roepende ‘Wee, wee over de wereld en over de goddelozen’, maar wat ik las op bepaalde protestbordjes van de contemporaine brossers schurkt er dicht tegenaan. De Wederdopers hadden een raar soort belangstelling voor seks, en ook die interesse kon men via verschillende masochistische seksslogans bij onze klimaatkinderen ontwaren.

De tulpenmanie

De tijdgeest! Was die in de zestiende eeuw broeierig met allerlei soorten sekten en dwepers, dan ging het er in de zeventiende eeuw wat kapitalistischer aan toe. Dat verhinderde echter niet dat ook in deze era sommige manische bewegingen voor een stuk collectief waren, zij het dat er toch al iets meer ‘rationaliteit’ in vervat zat en de waanzin een beperkter karakter had dan de sektevorming in de zestiende eeuw. Halverwege de jaren dertig van de zeventiende eeuw immers ontstond in de rijke Republiek der Nederlanden de tulpengekte.

Tulpen waren schaars en duur, en werden ingevoerd vanuit Turkije. Vanaf 1636 werd ermee gespeculeerd en de prijzen van bepaalde variëteiten swingden de pan uit. De manie voor dit soort speculatie werd gedeeld door adel, handwerkers en tuinliefhebbers. De dynamiek ervan liep echter uit de hand en een jaar later stortte de tulpenmarkt in, de zeepbel van de tulpenhandel barstte en velen werden geruïneerd. De hyacint deed zijn intrede.

Bubbels

Het soort bubbels dat toen, bij vooral de Nederlandse handelaarsklasse, ontstond vond zijn oorsprong in oververhitting, nu niet door het vuur van de brandstapels, maar door kapitalistische begeerte. Het was, zoals gezegd, rationeler dan het christelijke sektegedoe in de zestiende eeuw, maar het verschijnsel an sich berustte toch op een niet te stoppen tijdgeest, die zich nu anders uitte, misschien al minder collectief, paradoxaal genoeg zelfs meer individualistisch.

De greed van de Wolf van Wall Street vindt men hier al in nucleo, en men zou kunnen stellen dat dit soort streven zich als collectieve aandrang en via de mimetische begeerte in de meesten van ons heeft genesteld. De westerse mens wordt bezet door zijn eigen narcisme en door permanente ontevredenheidsgevoelens, een dodelijk samenspel zoals dat door de Amerikaanse cultuursocioloog Christopher Lasch in 1979 uitvoerig werd opgetekend. We leven daardoor in een getherapeutiseerde wereld waarin, zo zou men kunnen stellen, iedereen behandeld moet worden en boze klimaatkinderen de ‘onvolwassenheid’ van de boven hen gestelden aanklagen, terwijl de beide actoren, althans wat de klimaatverandering betreft, in een kinderlijke wereld zonder vaders deugorgieën celebreren en aan de bekende ‘Vatersuche’ laboreren.

Salem, de heksen …

Het eind van de zeventiende eeuw – we schrijven 1692 – bracht zijn eigen minipsychose en massahysterie voort in het stadje Salem in de staat Massachusetts, een Engelse kolonie in New England, waar vrouwen (vooral uit de lagere klasse), onder invloed van het puritanisme, onderlinge vetes en bepaalde ‘vreemde’ gedragingen van kinderen (die in aanraking gekomen waren met de zogenaamde ‘tovenarijen’ van hun Caraïbische meid-slavin), van hekserij werden beschuldigd.

Dat was natuurlijk geen nieuw verschijnsel: aan het begin van de 17de eeuw waren er de hysterische nonnen in het Franse Loudun, een minimassaverschijnsel van ursulinen die door een priester ‘behekst’ waren en waarover Aldous Huxley zijn beste boek schreef: The Devils of Loudun (1952). Het fenomeen concentreerde zich in dit geval in een relatief kleine regio en duurde nog geen jaar. Het laat ook zien hoe het aanwijzen van de heksen een zekere perverse macht verschaft, zoals klimaatbrossers vandaag macht ontlenen aan hun morbide en puriteinse opsomming van alle ecologische zonden en daarbij de gewone man met alle zonden Israëls beladen.

… en de gevolgen

In Salem en omgeving werd een twintigtal mensen opgehangen en hun bezittingen werden geconfisqueerd, een gegeven dat door dé expert van de inquisitie Benzion Netanyahu (vader van de huidige premier van Israël) als markerende (financiële) factor wordt beschouwd. Gedurende een aantal maanden werden de heksen van Salem uitgerookt door een predikant van het zuiverste water (Cotton Mather), die later weer bij zinnen kwam en de eigen irrationele houding met betrekking tot angst voor de duivel in een bekend geschrift relativeerde, vooral toen de inwoners naar de meer gefortuneerden begonnen te wijzen … Iedereen was immers verdacht, de gevangenissen raakten overvol en de collectieve psychose deed haar werk.

Wim van Rooy.

Ook hier vinden we weer een massaverschijnsel dat fatale zuiverheid incarneerde, een geestesgesteldheid die zijn moderne vorm vond in Robespierre, paranoia waarin een redeloos radicalisme de toon aangaf. Arthur Miller bewerkte het gegeven in zijn toneelstuk The Crucible (1953). In Salem kon men mensen plots zien stuiptrekken, epilepsieaanvallen krijgen en hysterisch krijsen. Wie vandaag de interviews ziet met Anuna en Greta – de een een hyperverbale blablawaterval die spreekt in vurige tongen, de ander een ijzige zombie uit een Frankensteinfilm – kan merkwaardige parallellen ontwaren met scènes uit een ver verleden.

Bron hier.