Een gastbijdrage van Jan Holtrop.

Massademonstraties in Frankrijk, rellen in België en demonstraties in Nederland: het resultaat van te hoge belastingen, ingevoerd om de afspraken, in november 2015 gemaakt tijdens de Klimaatconferentie in Parijs, betaalbaar te maken.

Ongeveer  60 jaar geleden hield slechts een enkeling zich bezig met het klimaat. Dit veranderde omstreeks het midden van de 20ste eeuw, toen er interesse kwam in het milieu en de invloed daarop door de mens. Rachel Carson schreef ‘Silent Spring’ in 1962, terwijl tien jaar later de Club van Rome kwam met het rapport ‘De grenzen aan de groei’.

Ik vroeg mij af hoe de wereld tot de huidige klimaathysterie is gekomen en waar wij naar toe gaan. Hieronder mijn samenvatting.

Hoe kwam de wereld tot de huidige klimaathysterie? Een studie door Arrhenius uit 1896 gaf aan dat bij een verdubbeling van de CO2-concentratie in de atmosfeer, op Noorderbreedtes van 50-70 graden, een temperatuur toename tot 5-6 graden Celsius mogelijk was. Dit berustte op de eigenschap van het molecuul CO2 om I.R straling te absorberen. Toen bleek dat waterdamp (H2O) dezelfde I.R. straling ook absorbeerde, verdween de interesse in de opwarmingshypothese van Arrhenius.

De hypothese van Arrhenius werd echter herontdekt in de jaren zeventig jaren van de vorige eeuw en de informatie door Arrhenius, plus de vaststelling dat de temperatuur op aarde in die tijd steeg en dat deze stijging ongeveer gelijke tred hield met de CO2-toename in de atmosfeer, leidde tot de hypothese van een aantal wetenschappers dat er een causaal verband moest bestaan tussen beide waarnemingen. Het belang van waterdamp verdween uit de belangstelling.

Tot het midden van de 20ste eeuw waren de meteorologische diensten kleine, ietwat slaperige instanties, die zich vooral bezig hielden met het weer, maar dit veranderde. In 1947 bundelden een aantal van deze diensten hun activiteiten en werd de International Meteorological Organization opgericht, die in 1951 werd vervangen door de World Meteorological Organization (WMO), die kort daarop een agentschap werd van de United Nations (UN). Hierdoor kreeg de WMO steun van de UN op organisatorisch en financieel gebied en kregen de milieu-activisten in de UN invloed in de WMO. In 1985, tijdens een conferentie in Villach, Oostenrijk, met meteorologen uit 29 landen, werd het onderwerp CO2 besproken en werd de waarschuwing gegeven dat:

In de eerste helft van de komende eeuw een temperatuurstijging zou kunnen plaatsvinden, die groter zou kunnen worden dan welke stijging dan ook in de geschiedenis van de mensheid.

Deze uitspraak sloeg in als een bliksem, vooral door de gevolgen die de temperatuurstijging volgens milieu-activisten zou kunnen hebben voor de mens. En de uitspraak zorgde dan ook voor veel angst. Dit werd het begin van de huidige klimaatobsessie. Om conferenties, bijeenkomsten, publicaties en al het andere dat belangrijk is op het gebied van CO2, milieu, temperatuurstijging en klimaatveranderingen in goede banen te leiden, werd in 1988 het autonome Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) opgericht, waarin de deelnemers niet slechts als wetenschappelijke experts functioneerden, maar tevens als afgevaardigden van hun land.

De politiek, niet de wetenschap, begon daarmee inhoud en kwaliteit van de IPCC-rapporten te bepalen. Dit resulteerde in een steeds belangrijker politieke rol voor de in de IPCC deelnemende arme landen, maar tevens voor de invloed van de UN als organisatie in die landen. De IPCC formeerde drie werkgroepen:

  • Werkgroep I, wetenschappelijk onderzoek van het klimaat.
  • Werkgroep II, effect van klimaatverandering op economieën.
  • Werkgroep III, effect van klimaatveranderingen op de samenleving.

In 1990 verscheen het eerste IPCC-rapport, opgesteld door 170 wetenschappers, vooral klimatologen, fysici en wiskundigen, met als voornaamste conclusie dat computersimulaties uitwezen dat omstreeks 2050 de temperatuur op aarde 1,5 – 4,5 graden Celsius hoger zou kunnen zijn. De hypothese dat de zon verantwoordelijk zou kunnen zijn voor deze opwarming werd verworpen. Een temperatuurstijging van 2 graden Celsius zou leiden tot onoverkomelijke kommer en kwel voor de mensheid, vooral door de gevolgen van deze temperatuurstijgingen voor de atmosfeer, oceanen, zeespiegelstijgingen, bleken van koralen, bosbranden, smelten van ’t ijs op N-pool en Z-pool, meer- en krachtiger wervelstormen, uitstervende ijsberen, eilanden in de Pacific Ocean die kopje ondergaan en nog veel en veel meer ellende. Ongeveer alles, wat negatief was werd toegeschreven aan klimaatverandering. Dit nieuws werd flink opgeklopt door de media die meer in sensatie dan in wetenschap geïnteresseerd waren.

Op dit moment (begin 2019) zijn vrijwel alle hierboven genoemde kwellingen weerlegd door echte wetenschappers, met honderden peer-reviewed rapporten en artikelen, of hebben zich niet voorgedaan (de Maldives en Lower Manhatten zijn nog steeds niet verdronken).

In 1990 was dit nog niet het geval en de overheersende redenering was simpel en in 5 punten samen te vatten en werd toen verder nog ondersteund met klimaatmodellen. De 5 punten waren:

1 CO2 toename in de atmosfeer leidt tot een temperatuur toename op aarde (er zou immers een causaal verband zijn).

2 Deze CO2 toename was het gevolg van menselijk handelen, namelijk door verbranding van kolen, olie en aardgas.

3 Deze verbranding leverde de energie die de industrialisatie aan het einde van de 19de eeuw mogelijk maakte.

4 De industrialisatie vond vooral plaats in de zogenaamde Westerse landen, incl. Australië, Nieuw Zeeland en Zuid- Afrika, en ging ten koste van vooral de arme landen op het Zuidelijk halfrond.

5 De mensen hiervoor verantwoordelijk waren de emigranten uit Europa (die als kernwaarden innovatie, discipline en integriteit meebrachten, ook wel Puritan Gift genoemd, eigenschappen die op het Zuidelijk halfrond gemist werden).

Helaas werden de resultaten van de in die tijd en heden gemaakte klimaatmodellen niet bevestigd door de waarnemingen. De waarnemingen gaven consequent lagere temperaturen dan de temperaturen voorspeld door de klimaatmodellen en dit zogenaamde causale verband tussen CO2-concentratie en temperatuur heeft zelfs na 40 jaar sleutelen nog steeds niet de status van theorie bereikt.

Echter, de United Nations General Assembly was van mening dat de informatie in het IPCC rapport actie behoefde en riep op tot onderhandelingen om klimaatveranderingen te voorkomen. In 1992 werd daartoe in Rio de Janeiro de First Earth Summit gehouden, met als resultaat, de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), een document van ca. 300 paginas, ook wel ‘Agenda 21’ genoemd, dat werd ondertekend door 150 landen. Het leek een weinig opwindend document, doch later bleek dat dit de blauwdruk was voor de verdere ontwikkelingen van het Climate Change Programme. De UN (met het UNFCCC en IPCC) is momenteel een belangrijke speler in het klimaatgebeuren en bepaalt min of meer wat er m.b.t. het klimaat gedaan moet worden.

De U.N. is een sterk naar politiek links overhellende organisatie met heel veel medewerkers en met veel deelnemende landen, die van mening zijn dat de welvaart in de wereld oneerlijk verdeeld is en dat het dus tijd wordt de welvaart van de geïndustrialiseerde landen nu eindelijk eens eerlijk te verdelen over alle landen van de wereld.

Bovendien hebben in de optiek van de UN de geïndustrialiseerde landen de aarde vervuild met CO2 en aangezien de vervuiler de vervuiling, plus de gevolgen daarvan, moet opruimen en herstellen komen de kosten ten laste van de geïndustrialiseerde landen. Zij moeten betalen. Dat het causale verband tussen CO2 toename en temperatuur toename op aarde niet meer dan een hypothese is, is voor de UN (UNFCCC en IPCC, plus alle klimaatclubs) niet relevant. Het is voor IPCC, de UN en milieu organisaties een dogma.

Daaraan twijfelen is een doodzonde zoals Bjørn Lomborg ervoer toen zijn boek the Skeptical Environmentalist in 2001 werd uitgegeven. Hij was lid van de Koninklijke Deense Academie voor Wetenschappen, maar werd naar aanleiding van zijn boek geroyeerd.

De bezielende leider van deze First Earth Summit, was de socialist Maurice Strong; een multi miljardair uit Canada die zijn vermogen had verkregen met olie en aardgas. Hij werd de president van deze enorme First Earth Summit, waar 108 wereldleiders verzamelden samen met nog eens 100.000 andere deelnemers en niet te vergeten 20.000 door de UN betaalde ‘groene activisten’. In Agenda 21 is de ideologie van Maurice Strong vastgelegd, alsmede de doelstelling van de jaarlijkse UNFCCC-conferenties, zijnde: de verdeling van de welvaart over alle landen en niet slechts de geïndustrialiseerde landen; de rijke landen betalen voor alle kosten van de problemen die zij zelf hebben veroorzaakt. Dit houdt onder meer in het verwezenlijken van een Green Climate Fund en het opzetten van een organisatie die het systeem van Emissie rechten (Cap And Trade) beheert. Voor het Green Climate Fund is op dit moment $ 100 miljard per jaar vastgelegd, maar dit moet verhoogd worden tot het tienvoudige, aldus de opvolgster van Maurice Strong, de Costa Ricaanse Marxist, Christiana Figueres, nu hoofd van de UNFCCC.

Dit te verwezenlijken is de doelstelling van de jaarlijkse UNFCCC conferenties: er voor te zorgen dat de doelstellingen van Agende 21 worden gerealiseerd, stapje voor stapje.

Een belangrijke taak van de jaarlijkse UNFCCC is vast te stellen, 1) of de ontwikkelde, rijke, landen zich houden aan hun beloften, 2) te proberen deze beloften contractueel vast te leggen 3) mee te beslissen over de prijs van- de emissierechten, 4) de regelmatige prijsverhoging en 5) de verdeling daarvan over arme en geïndustrieelde landen. Dit is de doelstelling van de jaarlijkse UNFCCC conferenties. De UNFCCC zal zeker gebruik maken van de recente participatie door de tienduizenden jongeren die door middel van massale optochten proberen druk uit te oefenen op de regeringen van de rijke landen om vaart te zetten achter de realisatie van Agenda 21.

Maurice Strong en Christiana Figueres, hoge functionarissen in de U.N., waren beiden van mening dat het beter voor de wereld zou zijn als de geïndustrialiseerde civilisaties zouden instorten. Ottmar Edenhofer, een hoge UNFCCC-functionaris en hoogleraar Economics of Climate Change aan de Technische Universiteit van Berlin, formuleerde het als volgt:

Wij herverdelen de facto de rijkdom van de wereld door klimaatbeleid.

En dit gebeurt stapje voor stapje. Een perfecte manier om welvaart van het Noordelijk halfrond over te hevelen naar het Zuidelijk halfrond, waarbij de massa in het Noorden slechts iets van deze transitie merkt als het leven voor hen te snel te duur wordt Daarom zal het UNFCCC nooit toegeven dat de klimaatsceptici gelijk zouden kunnen hebben omdat het UNFCCCC klimaat-verdienmodel voor de ‘arme wereld’ dan door gebrek aan belangstelling in elkaar zou kunnen storten. Daarom zal in de UNFCCC- en IPCC-rapporten niet, of zo weinig mogelijk, gerefereerd worden naar studies, artikelen en wetenschappelijk onderzoek van klimaatsceptici. Ook zullen zij indien het enigszins kan, niet in debat treden met klimaatsceptici; deze worden systematisch geweerd van de klimaatpanels. Zij zullen er alles aan doen om de massa’s te bewegen het UNFCCC en IPCC te blijven volgen, ook al hebben deze organisaties ongelijk. Contact met klimaatsceptici leidt op termijn tot het slachten van de kip met gouden eieren.

Een quote van Paul Watson, co-founder van Greenpeace, maar nu zelf een scepticus, geeft het treffend weer:

It doesn’t matter what is true, it only matters what people believe is true.

Hoeveel tijd hebben het UNFCCC en IPCC nog nodig om Agenda 21 te verwezenlijken? Gaan wij uit van de Summit in 1992 als startpunt, dan zijn UNFCCC en IPCC dus al 27 jaar actief. Hoeveel jaren nog te gaan zijn is moeilijk te zeggen, maar zeker nog eenzelfde aantal jaren. Het is allemaal politiek en wij hebben in Nederland gezien hoe snel de voortgang kan worden beïnvloed door zaken als het formeren van het laatste kabinet Rutte in Nederland.

Heel belangrijk zijn de verkiezingen in 2020 in de USA. Het gedachtegoed van heel veel democraten komt overeen met de mening binnen UNFCCC en IPCC: een wereld-socialisme, ja geweldig! Het denken van GroenLinks komt ook aardig in hun richting. De beloften die door de kandidaten voor het presidentschap gedaan worden op sociaal- en milieugebied zijn zo extreem, dat de leiding van de democratische partij zich ernstig zorgen begint te maken.

Plannen van kandidaat Sanders zijn alleen uitvoerbaar als het MMT-principe (Modern Monetary Theory) wordt toegepast. Dit betekent continu geld drukken, zoals gebeurde tijdens de Weimar-Republiek in het vooroorlogse Duitsland. En wij weten wat het resultaat was!

Maar om daar nu verder op in te gaan is prematuur en brengt ons op het gladde ijs van de Amerikaanse binnenlandse politiek. Daarvoor moeten wij wachten tot na de verkiezingen in november 2020.