Een bijdrage van Emiel van Broekhoven (België).

Het IPCC publiceerde in januari 2019 een ‘Summary for Policymakers’ (SFP), een mededeling over de grote beleidsprincipes voor de betrokken regeringen. Deze mededeling bevatte naast de gewone grootspraak, ook een beetje mysterieus punt A.2. op pagina 7, dat stelde dat

Anthropogenic emissions alone are unlikely to cause global warming’. [1]

Het waren collega’s van de ULB die in hun tijdschrift Science – Climat et Energie, van 17/4/2019 hun grote verwondering over dit nieuwe standpunt van het IPCC/GIEC uitdrukten:

Le Giec reconnaît donc au point A.2 que les émissions humaines ne seraient pas la seule cause du réchauffement global. Incroyable mais vrai !

Er ontstond zeer snel een discussie over hoe men dit zinnetje moest lezen. Er bestaan ongetwijfeld verschillende interpretaties aansluitend op de gedachtegang in de verschillende fracties van de klimaatkerk, zelfs in de betrokken SFP van januari 2019. Ik tracht een samenhangende interpretatie te geven vanuit economisch perspectief.

Verschillende lezers van een voorgaand artikel vroegen naar de teksten achter ‘alone’ en meer uitleg inzake deze SFP van januari 2019. Deze beleidsomzwaai van het IPCC, houdt de vrij plotse erkenning in van de zonneactiviteit als een belangrijke factor in de verklaring van opwarming. Het zal misschien vele mensen verbazen, maar tot op heden werd sedert het Rapport van 2007 van het IPCC alleen CO2 gezien als een bron voor opwarming.

Uit de lezingen van prof. Herman Harde (U. Hamburg) op de Porto conferentie heb ik overgehouden, dat als men de typische IPCC aannames over de werking van serregassen aanvaardt, de opwarming met 0,74°C van de voorbije honderd jaren, voor 65% (0,48°C) kan teruggebracht worden op zonneactiviteit en voor 35% op koolstofdioxide CO2 (0,26°C).

Als men met Harde aanvaardt dat het totaal in omloop zijnde volume CO2 in de atmosfeer uiteenvalt in 85% natuurlijke CO2 en 15% menselijke (of antropogene) CO2, dan wordt de menselijke inbreng in de opwarming geraamd op 0,15*0,35 =5,25%. (In de literatuur vindt men ter zake ramingen tussen 1,5% en 6%.)

Inwerken op het totale CO2-volume, dat de opwarming bij veronderstelling veroorzaakt, door beperkingen in te voeren op de CO2-uitstoot door alle menselijke CO2 creërende activiteiten, en langs daar de opwarming, wordt onder die omstandigheden een bijna onmogelijke taak. Dus trachten in te werken op de emissies van voertuigen, vliegtuigen, kolen, gas en olieverbranding, vee, mensen, biedt praktisch geen vooruitzicht op succes. Men moet enorme inspanningen leveren – ten koste van leefwijze van de bevolking en de traditionele sectoren van de economie – om een minuscule matiging van de opwarming te bekomen. Het beleid van na 2007 gaf absolute voorrang aan een CO2 gedreven klimaatbeleid ten koste van de algemene economie.

Is dat een revolutie bij het IPCC? Ja, toch wel. Maar voor al wie de inzichten van de laatste sectie van dit artikel deelt dat we sedert het jaar 2000 afkoeling kennen en mogelijk voor een heel lange tijd een fel afkoelende wereld zullen kennen, met de duidelijke mogelijkheid dat we weldra condities van kleine ijstijd betreden, is het ook een aanpassing aan de klimaatwerkelijkheid. In de laatste sectie tonen we ook hoe de huidige afkoeling bezig is de opwarming van de vorige eeuw in versneld tempo te verslinden. Het CO2-niveau blijkt irrelevant geworden te zijn als een bepalende factor omdat er — spijts stijgende CO2 — helemaal geen opwarming meer is.

Het ‘alone’ zinnetje is dus wel belangrijk. Het gaat volgens mijn interpretatie over de verantwoording zelf van de voorliggende nieuwe klimaatactieplannen in Europa. In België, Frankrijk, Duitsland, enzovoort. Het gaat over de bron zelf van de divergentie van inzichten over het klimaatbeleid, en het IPCC maakt ter zake A2 op pagina 7 een duidelijke keuze. Voorlopig heeft ‘alone’ in de publieke opinie nog geen weerklank. In België doet Klimaatmandaat alles om het omgekeerde te doen aanvaarden, en de aandacht van ‘alone’ af te wenden.

Contrarevolutie

De ‘alone’ stelling als een revolutie zien is niet echt correct, want in feite blijkt het een contrarevolutie te zijn. Het is een terugkeer naar een vroegere stelling. In een zeer aanbevelenswaardige slideshow uit 2016 getiteld ‘Does the Sun contribute to Climate Change’, over de rol van de zon in de klimaatverandering, toont Pal Brekke van het Noorse ‘Space Centre’ (op de slides 42, 43,en 44) aan welke specifieke wijzigingen in 2007 aangebracht werden aan het klimaatmodel van het IPCC. Die waren van decisief belang voor de respectievelijke rol die toebedacht werd aan de zon en CO2. In het Rapport van 2007 werd het effect van de zon gereduceerd met 70% vergeleken met het Rapport van 2003. In het latere ontwerprapport van 2013 (slide 45), ging men volgens Brekke nog verder en werd de rol van de zon tot 0,05 op een IPCC-schaal gereduceerd, en de rol van CO2 met 1,58 tot de absolute top verheven. En in het finale rapport van 2013, werd de rol van de zon zelfs negatief. CO2 werd de enige klimaatdrijver.

De opvatting van het IPCC inzake de rol van zonne-energie in de opwarming veranderde dus tussen het Rapport van 2003 en dat van 2007. CO2 werd de klimaatdrijver bij uitstek. Om de veronderstelde opwarming te bestrijden, moest men vanaf 2007 elke creatie van CO2 door de mens beperken, hoe duur ook. Elke CO2 gewonnen op het gebruik of bij de productie van goederen door en voor de mens, was een goede zaak en zeer wenselijk. De betekenis van CO2 voor de plantengroei, de voedselproductie voor de wereldbevolking verdween naar de achtergrond als zonder enig belang. Niets stond een sterk beperkend beleid inzake menselijk CO2 in de weg, en zo konden Hulot, Nic Balthazar en de VRT-groenen, even zo goed als de professoren van Ypersele en Jouzel, en andere groene politieke voorvechters van het klimaat, industriëlen beginnen motiveren om op de klimaatkar te springen. Windmolens on land en offshore, elektrische auto’s, beperkingen op CO2-uitstoot van wagens, carbontaksen, enzovoort werden ‘the only right thing to do’. De hervorming van de energiesector werd een must, er moest een Europese klimaatinvesteringsbank worden opgestart om de kredieten van de Transition Energétique veilig te stellen (en een Europees risico te maken). Al deze activiteiten moeten dus ook via belastingen, subsidies en prijsverhogingen rendabel worden gemaakt. Geen geldtekort mocht het klimaatgeluk in de weg staan. Voor de kredieten moest natuurlijk de Draghi geldkraan verder opengaan.

Het IPCC noch de regeringen maakten daarbij een risico-analyse. De vraag wie zou opdraaien voor de belangrijke kosten van een mal-investment bleef onbeantwoord.

Hoe zouden de investeringen bijvoorbeeld kunnen mislopen?

  • omdat de veronderstelde relatie tussen verminderd CO2 en de effectieve wereldtemperatuur niet zou blijken te werken zoals gedacht.
  • als de wereldtemperatuur wegens een afkoeling van de zonneactiviteit toch zou dalen, in plaats van de stijgen.

In de laatste sectie van dit artikel zal ik tonen wat men zo ongeveer uit Total Solar Irradiation (TSI) metingen over de zonneactiviteit rond 2007 had kunnen weten. Achteraf gezien was er in 2007 al zeker een duidelijke afkoeling. Wie de zonnevlekken in het oog hield, zag de afkoeling reeds in actie. Maar TSI was een nieuw meetinstrument, met in het begin uiteenlopende resultaten uit verschillende methoden en satellieten.

Het is twijfelachtig of de CO2 fractie in het IPCC comité hierdoor kon overtuigd worden, als ze het al had willen bekijken. De redenering van de toenmalig sterke Maurice Strong fractie in het IPCC is:

The only hope for the planet is that the industrialised civilizations collapse. Isn’t it our responsibility to bring that about?

(In T. Ball, Human caused Global Warming, Tellwell, 2016, p.106 en volgende voor meer van die redenering.)

Het probleem werd dat de thermometers de opwarmingsverwachtingen van de CO2-promotoren niet volgde. Dus kwamen er verbeten pogingen om in de grote temperatuurindices opwarming te laten zien. En het is een apart verhaal hoe deze indices, tot bij het KNMI toe, in opwaartse zin werden herrekend! De openbare omroepen en de meeste kranten lieten zich wel door het CO2-opwarmingsverhaal op sleeptouw nemen. Hun industriële aandeelhouders lieten ze betijen. In de risico-analyses van de betrokken industriële groepen werd uiteraard aan het CO2-verhaal getwijfeld. Maar wie durfde tegen een regeringsbeleid in te gaan, dat blijkens de krantenverhalen grote steun genoot en goed opbracht?

Na de shift van 2007 werd het vanzelfsprekend voor het IPCC, en voor de Conference of Parties (COP), zijnde de conferentie van de betrokken regeringen, om een actief gesubsidieerd industrieel anti-menselijk-CO2-beleid te steunen. Het uitrustingsprogramma waarover op de Conferentie van Bali in Indonesië in 2007 sprake was, kwam er versterkt uit. Op de uitvoering van toegezegde investeringsprogramma’s kon worden aangedrongen.

Op de COP (Conference of the Parties) in Warschau 2018 bleek nog maar eens hoe machtig de voorzitter van de COP zichzelf achtte, toen die de Poolse regeringsleider, de gastheer van de Conferentie die voor zijn kolenbekken pleitte, publiek terecht wees. Landen werden publiekelijk aan de schandpaal genageld als ze hun verplichtingen en, zoals België, nieuwe toezeggingen niet nakwamen.

Met ‘alone’ staan nu de VN, de EU, en de deelnemende landen en betrokken industrieën mogelijk voor een groot probleem. Hoe dit mal-investment debacle afwikkelen?

Hoe kan het IPCC zo een beleidsomschakeling verantwoorden?

Het IPCC erkent nu dat er geen hoop is voor klimaatopwarming zonder steun van de zon. En steun van de zon, is er nu niet. De zon is voor een lange tijd in een verzwakte fase als we later genoemde klimatologen moeten geloven.

Het moet duidelijk zijn dat de ‘alone’ aanbeveling in alle geval tot grote heibel zal leiden. Wordt ze toegepast dan vallen – gegeven de klimaatdata – de nieuwe uitrustingsplannen tot niets terug. Er is dan geen nood aan een Europese klimaatbank, en er is nood aan een traditionele energiepolitiek. Maar ook vele (zeker niet alle) verleden anti-CO2-investeringen moeten in vraag worden gesteld. En een traditionele milieupolitiek kan versterkt worden, dat is vanzelfsprekend.

Keert men niet terug naar een traditionele energie- en industriële politiek, dan gaat men de afkoeling in, op de meest dure manier. De regeringen moeten dan op eigen verantwoordelijkheid met de uitrustingsplannen verder. Zeer snel dreigen hun industrieën concurrentiële druk ondergaan uit het buitenland, dat de ‘alone’ regel begint te volgen. De risico’s voor de beleggers, CO2-betrokken industrieën, regeringen en belastingbetalers stijgen zienderogen. Het populisme kan zich dan versterkt ontwikkelen.

De overgang van een CO2-alléén beleid, naar een (zon+CO2)-beleid heeft dus vergaande gevolgen. Het blijft theeblaadjes lezen, maar ik denk dat deze beslissing om ‘alone’ door te drukken, zeker niet kon genomen worden zonder extreme druk van binnen de VN zelf.

Het IPCC als instelling is glad als een paling. Iedereen praat over het IPCC-model. Het IPCC zelf zeg dat er geen is. Ik citeer uit een recente brief (5/11/2018) van de woordvoerder van het IPCC:

The IPCC doesn’t have a particular view in climate change, so the question of shifting policy doesn’t arise. (…) The IPCC doesn’t have its own model (just as we don’t do our own research)… We … don’t have to care about funding. … we aren’t motivated by money… None of our authors or elected officials are paid by IPCC for their work – they do it on a voluntary basis…

Zulke non-sequiturs, die volledig andere waarheden dekken, is men gewend van het IPCC.

Maar de sponsor van het IPCC is de VN, daarbij nu nog hoofdzakelijk gesteund door de EU. Als de IPCC geen continuïteit in zijn beleid moet nastreven, ligt de verantwoordelijkheid bij de sponsor van het IPCC, namelijk de VN of de EU.

Maar in New York, bij de VN, begint men nu anders te denken. Ik kreeg onlangs een mailtje van een bevriende Amerikaan die al jaren meedraait aan de top van de Amerikaanse klimaatindustrie.

Hi Emiel,… I noticed that we seem to be transitioning from “Global Warming through Climate Change”, now quite solidly towards “Species Extinction”. The arguments for warming seem to be evaporating. It looks like the UN will perhaps be transitioning into an IPES, “an Intergovernmental Panel on the Extinction of the Species!”

Waarom denkt de VN aan een vlucht voorwaarts? Hierover gaan de meningen weer ontzettend uit elkaar lopen. In het vroege begin was het Klimaatplan een populair succesnummer. Maar naarmate de vooropstellingen, wegsmelten van de polen, spectaculaire stijging van het waterpeil, sterke verdere opwarming (in °C, niet in groei van CO2) niet gerealiseerd geraakten, begon meer en meer twijfel te rijzen over het realisme van het actieplan en van de doelstellingen, zoals de grote transfer van middelen van de landen van het Westen naar ontwikkelingslanden die bovendien geen enkele klimaatinspanning moesten doen, en een reorganisatie van de top-industrieën (energie, auto, enz.).

De belangrijkste ‘game changer’ was ongetwijfeld het feit dat de Verenigde Staten, het stichtend land en dominante gids van de VN voor meer dan 70 jaar, goed voor 20% van het budget van de organisatie, publiek uit het IPCC en de COP trad, de budgetten aan de VN verminderde en ook dreigde de hele organisatie van de VN te verlaten. De VN zou dan grote financiële problemen tegemoet gaan en moeten zoeken naar een nieuwe referentie-sponsor. China staat klaar.

Het enthousiasme verminderde nog meer wanneer men zich realiseerde dat de uitvoering van het klimaatplan van de VN in de deelnemende landen van langsom meer tot interne populistische spanningen aanleiding gaf, buiten de traditionele politieke breuklijnen. Dat de VN die vrede moest brengen tussen de landen, een programma op de been had gebracht dat leidde tot zware interne spanningen binnen die landen zelf, die leidde kiesuitslagen met overwinningen voor de antiglobalisten, kwam bij de VN als een groot gevaar over.

Geleidelijk begon daar bovenop de realisatie door te dringen dat na de foutieve inschatting van de gevolgen van de opwarming, men van langsom meer voor de werkelijkheid van een ernstige afkoeling van het klimaat werd geplaatst, typisch volgend op een Grand Maximum. De VN, de alarmist, die zich als de grote behoeder van de bevolkingen aanzag moest met lede ogen aanzien dat mogelijk een nieuwe kleine ijstijd geloofwaardig werd. Na een forse groei van de wereldbevolking tijdens de voorspoedige 20ste eeuw, kan dat tot zeer grote bevoorradingsproblemen leiden bij een afkoeling van het klimaat. Met een CO2-standpunt zouden de VN en de EU er zeer belabberd voorstaan. De CO2 zou blijven stijgen — er is geen consensus over wat achter de CO2-groei zit — maar landen dwingen de investeringen tegen opwarming te doen, terwijl de wereld aan de kou ten onder ging, en de traditionele energie in recessie werd geduwd, was een bijzonder negatief vooruitzicht.

Ziedaar dus een aantal dwingende redenen waarom, in mijn interpretatie, de VN en misschien wel een rationele fractie binnen de EU, heeft gemanoeuvreerd om de ‘alone’ regel er door te drukken.

Wordt ‘afkoeling’ weldra het nieuwe normaal van de weerberichten?

Een groot probleem bij het discussiëren over ‘opwarming en dus ook over afkoeling’ is het vinden van een betrouwbare maatstaf om de ‘globale’ of wereldtemperatuur te meten, om te ontsnappen aan een welles-nietes-discussie over allerlei indices. Vertrekken van de bestaande thermometerhutten blijkt moeilijk, omdat hun aantal continu verandert, en de omgeving waar ze opgesteld staan ook. De aarde telt ook meer dan 70% oceanen, daar zijn geen thermometerhutten, maar men kan de oceanen niet uitsluiten. De ontwikkeling van de meting van de Total Solar Irradiation (TSI), met behulp van satellieten om zo een geldige globale meting te verkrijgen, bracht nieuwe mogelijkheden. Maar hoe staan de TSI-waarnemingen aan de rand van de atmosfeer, tegenover de waarnemingen op de vaste grond?

Een interessante oplossing is die van Easterbrook en d’Aleo die ik hieronder opneem.

Figuur 1.

Fig. 1, gemaakt door Hoyt en Schatten, toont hoe de gemiddelde vastelandstemperatuur in de VS (in °F) de temperatuur gemeten via TSI aan de top van de atmosfeer met 3 jaar vertraging volgt, en gelijktijdige keerpunten heeft.

Figuur 2.

De PDO index (Fig.2) die de oceaantemperatuur volgt heeft opeenvolgende keerpunten, met een duurtijd van een dertigtal Jaren. De keerpunten in de oceaan vallen goed samen met die aan land en in de lucht. Van 2000 tot 2030 alvast voorspelt de PDO-index zowat -0.4°C afkoeling.

 

Figuur 3.

Fig.3 toont de index samengesteld uit drie bronnen van temperatuurmeting. De Solar TSI aan de top van de atmosfeer. De meting via de PDO+AMO indices van de oceaantemperatuur. En de meting van de landtemperatuur. Men stelt vast hoe de jaarlijkse temperaturen enorm kunnen fluctueren, maar hoe het voortschrijdend gemiddelde van de drie samenloopt. Men ziet ook hoe de TSI (groene) index op het eind van de waarnemingen een duik maakt.

 

Figuur 1 toont de band tussen de temperatuur op aarde in °F (rode lijn) en de jaarlijks gemiddelde TSI over de 20ste eeuw. TSI-metingen blijken hier akkoord te zijn met een opwarming van 0,7°C over de eeuw. Fig.2 toont de PDO (Pacific Decadal Oscillation) index, en de opeenvolging van gemiddeld dertig jaar lange episodes typisch voor de oceaan langs de Amerikaanse Oost- en Westkust (AMO). Figuur 3 toont het voortschrijdend gemiddelde op elf jaar van alle drie indices over de voorbije eeuw en een stukje in de 21ste eeuw.

Wat we hieruit afleiden is dat het elf jaar voortschrijdend gemiddelde van de Totale solaire irradiatie (TSI) een goed aansluitend beeld geeft bij de andere indices.

Maar TSI is ook een nieuwe ontwikkeling. De grafiek hieronder geeft dus een beeld van de waarnemingen in de periode tussen 1950 en 2008, volgens de TSI-datasets van verschillende auteurs. Bijvoorbeeld, een uitgesproken hoogtepunt van kantoor PMOD in 1984, werd indertijd door sommigen aanzien als té gunstig voor het IPCC, maar die reeks bewoog dan naar rechts, om dan terug te pieken rond 1997-2000. Geleidelijk convergeren de metingen, en vanaf 2007 gingen alle indices als één bundel in uitgesproken steil dalende richting. Als we aannemen dat één punt TSI bijvoorbeeld goed is voor 0,5°C, dan is het verlies van, afrondend, 0,25°C tussen 2000 en 2008 goed voor 0,25/0,74 = 34% van de opwarming van de vorige eeuw. Tegen 2007 had de afnemende zonneactiviteit 34% van de opwarming van de voorgaande eeuw reeds goedgemaakt. In een voorgaand artikel kwam ik tot een 70% absorptie tegen 2020.

 

 

De afkoeling is dus wel degelijk reëel, en het gezond verstand van het ‘alone-zinnetje wordt wel helemaal duidelijk. Met het elf jaar voortschrijdend gemiddelde van de TSI krijgt men een goed beeld. En met indices voor de oceanen en de landoppervlakten erbij, nog een veel representatiever beeld van de evolutie van de wereldtemperatuur. Als de zon afkoelt, is het met de opwarming gedaan. Ook als totaal CO2 sowieso, en menselijk CO2 vooral buiten Europa en de VS, nog stijgen.

In de loop van 2018 en 2019 hebben zich nog een aantal belangrijke feiten voorgedaan zodat het verder bijzonder moeilijk aan het worden is om de feitelijke snelle afkoeling van de temperatuur op aarde nog te loochenen. Enkele voorbeelden:

De Verenigde Staten kenden tussen oktober 2018 en april 2019 de zowat koudste winterperiode van de laatste 100 jaar.

In de ‘Agriculture’ sectie van de Wall Street Journal volg ik in het voorjaar van 2019 dagelijks het nieuws over de ongewone gigantische overstromingen van de Mississippi-Missouri in de Amerikaanse Midwest treffen. De grootste sedert mensenheugenis.

Europa bleef in het voorjaar van 2018 niet gespaard. In Frankrijk kende men de bijna-overstroming van Parijs, en het onderlopen van het Marne-bekken. De verpletterende regenval in grote delen van Frankrijk rond dezelfde tijd, werd door de analist van France-Meteo in Le Figaro onverklaarbaar geacht op basis van zijn gegevens. De klimaathistoricus Emmanuel Le Roy Ladurie, zag er echter een verband in met de jaren 1600, of het begin van de kleine IJstijd.

Werkelijk ongekend hoge sneeuwval werd in de laatste maanden nog gerapporteerd in de skigebieden van de VS (Mammuth) en in de Europese Alpen. Wordt afkoeling als norm welaan vanzelfsprekend?

En de toekomst? Daarover bestaat uiteraard geen zekerheid.

Met deze evolutie winnen de cijfers van de huidige langetermijnvoorspellingen van gereputeerde internationale deskundigen aan geloofwaardigheid. Habibullo Abdussamatov, hoofd van het Russisch gespecialiseerd Polkovo-instituut, voorziet een Maunder-niveau tegen 2040-2060. En Harald Yndestad en Jan-Erik Solheim, die met een verbazingwekkende precisie de klimaatminima van de periode tussen het jaar 1000 en 2000 wisten te bepalen, vertrekkend van de bekende baan van de vier grote planeten tegenover de zon, spreken veeleer van een Dalton-niveau. Ons klimaat is de speelbal van de relatie tussen de planeten en de zon! Heeft met CO2 niets te maken. Nog een prachtig debat-onderwerp.

Op het tekeningetje rechts hierboven waar de TSI teruggaat tot het begin van de Maunder-periode rond 1650, staan de Maunder- en Dalton-dieptepunten.

Men kan daar volgen tot waar deze specialisten ons zien zakken. Men daalt in alle geval een stuk onder het minimum van 1880-1915. Dus een stuk onder het begin van het laatste opwarmingstraject dat 1°C bedroeg. Tot het dieptepunt zoals onder Dalton, denk aan de tocht van Napoleon naar Moskou. Al die tijd is echt geen strijd tegen opwarming door menselijk CO2 vandoen, en is dus ‘alone’ welgekomen vanuit alle oogpunten.

Besluit: er bestaat geen zekerheid, maar wel een stijgende kans dat een kleine ijstijd terugkomt. Wat er ons nadien te wachten staat kunnen we later met Yndestad en Solheim ook projecteren. Dat doe ik hier niet. Belangrijker is wellicht dat wetenschappers als Svensmark, Shaviv en Kirkby aantonen dat de temperaturen die zullen bereikt worden, omwille van warmende kosmische winden heel wat gunstiger zullen uitvallen dan in de periode 1650-1850.

Emiel van Broekhoven.

De milieu-uitdagingen (fijn stof, zuiver water, afvalverwerking, plastic soup) blijven op de voorgrond, en worden op grotere schaal beter financierbaar. De armoedebestrijding in die delen van de wereld waar basis energie een grote bekommernis is wordt na ‘alone’ in mijn interpretatie veel beter oplosbaar. Onder de CO2-norm viel daar niet aan te denken.

Hoe wij onszelf, ons land, en de wereldeconomie op dergelijke onzekere ontwikkelingen moeten voorbereiden is door het gekibbel binnen en rond het IPCC, helemaal op de achtergrond verdrongen. ‘Alone’ maakt alles duidelijker, de klimaatuitdaging wordt er helemaal anders door, maar de uitdaging wordt niet kleiner.

Bron: Doorbraak hier.

 

_____

[1] Global Warming of 1.5°C. An IPCC Special Report on the impacts of global warming of 1.5°C above pre-industrial levels and related global greenhouse gas emission pathways, in the context of strengthening the global response to the threat of climate change, sustainable development, and efforts to eradicate poverty [Masson-Delmotte, V., P. Zhai, H.-O. Pörtner, D. Roberts, J. Skea, P.R. Shukla, A. Pirani, W. Moufouma-Okia, C. Péan, R. Pidcock, S. Connors, J.B.R. Matthews, Y. Chen, X. Zhou, M.I. Gomis, E. Lonnoy, T. Maycock, M. Tignor, and T. Waterfield (eds.)]. World Meteorological Organization, Geneva, Switzerland, 32 pp.

Summary SPM for Policymakers report 2018 version Jan 2019

“On estime que les activités humaines ont provoqué un réchauffement global d’approximativement 1,0°C par rapport au niveau pré-industriel, avec une gamme possible de 0,8°C à 1,2°C. Le réchauffement global atteindra certainement 1,5° Centre 2030 et 2052 si le rythme actuel est maintenu (confiance élevée) (Figure SPM.1).”

Human activities are estimated to have caused approximately 1.0°C of global warming5 above pre-industrial levels, with a likely range of 0.8°C to 1.2°C. Global warming is likely to reach 1.5°C between 2030 and 2052 if it continues to increase at the current rate. (high confidence) (Figure SPM.1) {1.2}

A.2 (page 7). “Le réchauffement causé par les émissionsanthropiques depuis la période pré-industrielle jusqu’à aujourd’hui persistera pendant des siècles voire des millénaires et continuera à causer des changements à long terme dans le système climatique, comme la montée du niveau marin, avec ses impacts associés (confiance élevée), mais il est improbable que ces émissions seules puissent causer un réchauffement global de 1,5°C (confiance moyenne) (Figure SPM.1).”

A.2. Warming from anthropogenic emissions from the pre-industrial period to the present will persist for centuries to millennia and will continue to cause further long-term changes in the climate system, such as sea level rise, with associated impacts (high confidence), but these emissions alone are unlikely to cause global warming of 1.5°C (medium confidence).(Figure SPM.1) {1.2, 3.3, Figure 1.5}

 A.2.1 (page 7). “Les émissions anthropiques (incluant les gaz à effet de serre, les aérosols et leurs précurseurs) jusqu’à aujourd’hui ne causeront probablement pas un réchauffement supplémentaire de plus de 0,5°C au cours des prochaines décennies (confiance élevée) ou sur une échelle de temps de l’ordre du siècle (confiance moyenne).”

A.2.1 Anthropogenic emissions (including greenhouse gases, aerosols and their precursors) up to the present are unlikely to cause further warming of more than 0.5°C over the next two to three decades (high confidence) or on a century time scale (medium confidence). {1.2.4, Figure 1.5}