Een bijdrage van André Bijkerk.

Met de toenemende stroom van opwarmingsberichten en klimaatstudies kan ik me voorstellen dat velen zich afvragen of het niet echt de mens is die het klimaat opwarmt door maar voortdurend CO2 in de atmosfeer te ‘pompen’. De materie is echter ingewikkeld hetgeen de discussie vertoebelt. Misschien ware het daarom te overwegen om het zwaartepunt van de discussie te verleggen naar de zin of onzin van het renewable-energiebeleid dat daarmee samenhangt? Daar zijn de feiten immers veel duidelijker. Toch is mijn reactie daarop: nee.

Centraal staat de waarheid, onze broodheer. Wetenschappers willen weten hoe de dingen in elkaar zitten en hoe ze werken. Alle kinderen beginnen daarmee maar velen verliezen uiteindelijk daarin hun belangstelling en gaan voor het geld, carrière en als dat niet zo best gaat kun je nog altijd wereldredder worden. Wetenschappers (althans de echte) zijn kinderen die deze fase in de ontwikkeling hebben gemist. Ze willen nog steeds uitvinden hoe de dingen werken.

Maar hoe werkt de waarheid in de wetenschap? Dat is de kern van het verhaal. Het voert te ver om hier een uitgebreide epistomologische filosofie te bespreken (bijv. Harriman). We gebruiken daarvoor wetenschappelijke methodes, waarbij ik drie elementen wil uitlichten: inductie, deductie en falsificatie.

Een bekend voorbeeld is de alle-zwanen-zijn-wit hypothese. De inductieve fase hiervan verloopt als volgt: De eerste zwaan die ik zag was wit, de tweede zwaan was wit, de n-de zwaan was wit. De inductieve generalisatie is: alle zwanen zijn wit. De deductieve fase behelst de redenering: omdat alle zwanen wit zijn, zullen de volgende zwanen, die ik zie, allemaal wit zijn. Zolang ik nu maar niet naar Australië ga, zal mijn inductieve generalisatie geen gevaar lopen. Maar vroeg of laat duikt dan toch die zwarte zwaan op, falsificatie. De alle-zwanen-zijn-wit hypothese is dus onjuist.

Hoe projecteren we dit nu op de broeikas hypothese in het klimaat? Dat is natuurlijk geen zwart-wit aangelegenheid. Eunice Newton Foote concludeerde in 1856 na experimenten met glazen cilinders met gassen, dat de verandering van de CO2-concentratie in de atmosfeer wel eens tot temperatuursverandering zou kunnen leiden. Die inductieve generalisatie is wellicht waar, maar hoe zit het kwantitatief? Is het veel, verwaarloosbaar weinig of misschien wel negatief? Daarvoor moet je op zoek gaan naar die ‘zwanen’. Wat heeft het verleden gedaan? Hoe stond het met CO2 en temperaturen over de geologische tijdschalen? Hoe staat het met de directe fysica van absorptie en emissie van infrarood door CO2?

Het probleem is nu dat je CO2 en temperaturen uit het verleden niet meer kunt meten, je bent dus afhankelijk van andere, secundaire inductieve generalisaties, hypotheses over isotopenverhoudingen die temperatuurgevoelig zijn, opgesloten lucht in ijskernen, fossielen, huidmondjes (stomata) in fossiele bladeren, etc, etc. De vraag is dus hoe het staat met de correctheid van die aannames. Zijn het witte of zwarte zwanen? Dat waren vragen voor het VN-klimaatpanel (Intergovernmental Panel for Climate Change, IPCC) die spoedig de ene witte zwaan na de andere produceerde.

Maar er zijn problemen, er is ook een zwarte zwaan. Simpel: Je kunt berekenen dat CO2 dat grote opwarmen niet kan doen. Dat gebeurt hier en hier die met twee verschillende methodes op vrijwel hetzelfde resultaat uitkomt; een resultaat dat bovendien strookt met empirisch onderzoek.

Hoe zit dat dan met die witte zwanen uit de paleo-klimatologie? Nogmaals dat staat en valt met de correctheid van de toegepaste aannames (inductieve generalisaties) voor de beoordeling van de diverse hypotheses. Maar als je echt diep duikt in de materie dan blijkt dat ook daar grote problemen zijn, zoals bij de isotopenthermometer van de Antarctische ijskernen en de oceanische foraminiferakernen. Geen witte zwanen maar zwarte zwanen. Men zou haast geneigd zijn om het IPCC te zien als een zwanenwitwasserij die ons bedelft onder een grote zwerm witte zwanen die ons het zicht op de realiteit van voornoemde zwarte zwanen doet verliezen.

Kortom, het maakt niet uit of PAGES 2K een nieuwe witte zwaan aanvoert met temperaturen van de laatste 2000 jaar of dat er hittegolven zijn weggepoetst, of halve graden zijn verdwenen, of dat er ijs smelt of dat de zeespiegel stijgt. Het gaat er ook niet om dat we al dan niet een alternatieve verklaring brengen met zonne-cycli en tektonische cycli en oceaanstromingen en dergelijke. Wat niet kan en wat niet was, dat kan niet en dat is niet. Falsificatie! Als de CO2 al een invloed heeft op de temperatuur dan neigt dat naar verwaarloosbaar klein. Daarom moeten we focussen om het zelfreinigend vermogen van de wetenschap weer op gang te krijgen en niet om ons stuk te bijten in witte zwanen.

Tot zover de wetenschap. En dan is er beleid en politiek en democratie, dat is een heel ander verhaal, wij, onderzoek-kinderen, hebben daarin geen schijn van kans tegen de gewiekste rat-race vechters, en meedogenloze wereldredders. Natuurlijk kunnen we wel roepen dat Thierry Baudet volkomen gelijk heeft,  maar zo doorbreek je het morele paniek / groepsdenken niet, dat ons in hoge versnelling naar de afgrond helpt.

Voor mij staat vast dat je uitgangspunt niet de strategie of tactiek van het zwaartepunt van de discussie moet zijn. Je kunt alleen een kans maken met de zuivere waarheid.