Wel de klimaatactivisten. Dat laatste heeft Maarten Boudry goed gezien.

Een bijdrage van Rob Lemeire (België).

Zelfs de grootste klimaatsceptici hebben zich nooit zwaar uitgesproken tegen een klimaatbeleid dat rekening houdt met de economische realiteit. Klimaatsceptici verzetten zich wel radicaal tegen economische zelfmoord – maar dat doet Boudry ook.

Maarten Boudry gaf recent aan dat niet de klimaatsceptici, maar de klimaatactivisten de grootste tegenstanders van de rede zijn: ‘De grootste hindernis voor een daadkrachtig klimaatbeleid zijn niet langer de klimaatontkenners, maar de activisten’. Deze stelling in De Morgen van 31 augustus klopt bijna. Als het goed is, zeggen we het ook: inderdaad, de irrationele taboes van klimaatactivisten zijn de grootste hindernis voor een pragmatisch klimaatbeleid – zelfs als de opwarming van de aarde vandaag werkelijk het meest urgente probleem zou zijn op aarde.

Maar Boudry zegt het alsof gisteren klimaatsceptici wel de belemmering waren. Dat is nooit zo geweest. Hoe kan dat ook, ze worden amper gehoord in het debat. Ze hebben geen macht.

Klimaatsceptici verzetten zich uiteraard wel fervent tegen een ideologisch verblind klimaatbeleid. Want het lijkt hen nogal zeker dat het radicaal promoten van hernieuwbare energie onze economie totaal zou ontwrichten – waar we nu al tekenen van zien, en waarmee Boudry ook akkoord gaat. Daarbij komt nog eens dat een dergelijk beleid heel wat minder invloed heeft op de uitstoot van broeikasgassen dan de klimaatactivisten beweren. Ook dat zien we vandaag al. Zelf zei ik het nog een half jaar geleden, hier op Doorbraak: ‘Klimaatactivisten zijn de pseudowetenschappers’ – niet de klimaatsceptici.

Activisten ontkennen het klimaat

Klimaatsceptici zijn tegen voorstellen die zich niets aantrekken van de wetten van de natuur, de economie en ons klimaat zelf. Een voorbeeld, een hernieuwbare economie houdt geen rekening met de hoeveelheid zonneschijn en de hoeveelheid wind, geleverd door de weer- en klimaatgoden. Dat is namelijk veel te weinig en veel te variabel. In die zin zijn de klimaatactivisten de grootste klimaat-‘ontkenners’: ze ontkennen dat onze wind zo luw is, onze zon zo zwak is, en dat deze klimaatfenomenen geen economisch rendabele energiebron zijn.

Boudry zegt iets gelijkaardigs:

‘De verdere groei van hernieuwbare energie botst op onontkoombare fysische beperkingen, zoals extreem lage energiedichtheid, weersafhankelijkheid en groot oppervlaktegebruik. De gedachte dat de wereldeconomie tegen 2050 kan draaien op wind en zon, is gewoon waanzin.’

De gedachte dat de wereldeconomie tegen 2050 kan draaien op ons klimaat is inderdaad gewoon waanzin. Klimaatsceptici zeggen zo’n dingen al decennialang. Gezien zij absoluut geen macht hebben in West-Europa, is de enige manier waarop zij de politiek beïnvloedden misschien de omgekeerde psychologie: ‘de klimaatsceptici zeggen A, dan zal B wel waar zijn!’. Net omdat klimaatsceptici uitgespuwd werden door de goegemeente, geloven de mainstream politici en media misschien net het omgekeerde.

Beperkingen aan klimaatbeleid

Daarom zou je kunnen zeggen dat een daadkrachtig klimaatbeleid twee grote vijanden heeft: enerzijds de klimaatactivisten. Anderzijds het klimaat zelf, of in de woorden van Boudry: de ‘onontkoombare fysische beperkingen’. Want zelfs met de voorstellen van Boudry blijft een koolstofarme economie nog een vrome wens.

Boudry is een groot voorstander van kernenergie, maar kernenergie zal niet voldoende zijn. Kernenergie produceert elektriciteit, elektriciteit kan nog niet economisch haalbaar motoren aandrijven die nodig zijn voor transport. Want ook elektrische auto’s, zoals de Tesla, hebben hun belofte de automarkt te overspoelen absoluut niet waargemaakt. Transport vormt toch ruwweg één derde van onze energiebehoeften. Daarnaast lijkt het me ook economische dagdromerij om al onze elektriciteitsbehoeften binnen enkele decennia volledig op kernenergie af te stellen. Dat heeft heel veel tijd nodig, ook omdat de nucleaire sector in West-Europa zo goed als op zijn gat zit door de voortdurende tegenstand van… de activisten – die duidelijk wel de macht hebben om dingen tegen te houden.

De hoogmoed van de activisten

‘De meeste klimaatactivisten leggen de ultieme oorzaak van de klimaatcrisis bij de hoogmoed van onze soort’, zo stelt Boudry nog. ‘Als we het probleem van de klimaatopwarming willen oplossen, moeten we afstappen van de ideologie die menselijke hoogmoed als de wortel van het kwaad aanwijst.’

Maar als klimaatactivisten klimaatsceptici monddood willen maken. Als klimaatactivisten de volledige samenleving willen decarboniseren. Als ze elk debat in de kiem willen smoren. Als ze zo overtuigd zijn van hun eigen gelijk, dat ze duidelijke problemen zelfs niet willen onderkennen. Als ze grote woorden over wereldproblemen willen doen primeren over de kleine problemen rondom ons – door een blind oog te werpen op bijvoorbeeld het slagveld van vogels en vleermuizen rondom hun vele windturbines. Wie is er dan hoogmoedig?

Hoogmoed is daarom nog steeds een belangrijk argument in het debat, maar dan moet wel nagedacht worden over de werkelijke hoogmoed. Technologie bijvoorbeeld is niet noodzakelijk een uiting van hoogmoed, maar kan net een goede vorm zijn van nederig rentmeesterschap op onze wereld. Boudry schetst zelf al heel goed hoe de ‘nobele wilde’ helemaal niet in harmonie leefde met de natuur. Als hoogtechnologie voor een beter milieu zorgt, zie ik daar helemaal niets hoogmoedigs aan. Het bedachtzaam gebruiken van de nieuwste technologie wordt dan net een morele plicht.

De hoogmoed van Boudry

Maar een aantal van de voorstellen van Maarten Boudry lijken me zelf wel hoogmoedig, zoals het globale klimaat te beïnvloeden met ‘zonnebeheer’, het spuiten van allerlei producten in de atmosfeer om voor een wereldlijke afkoeling te zorgen. Inderdaad, vulkanen doen dat ook – zoals Boudry correct stelt. Bijvoorbeeld de uitbarstingen van de Indonesische Tambora-vulkaan in begin april 1815 resulteerde in het beruchte rampjaar 1816, oftewel het jaar zonder zomer. Een jaar vol hongersnood en chaos.

Ook lijkt het me hoogmoed van de Westerse intellectueel om te veronderstellen dat derdewereldlanden zich veel aantrekken van de opwarming van de aarde. Zij zijn veel te hard bezig zich economisch te ontwikkelen.

Een nederig debat

Daarom denk ik toch dat het correcte gebruik van het woord ‘hoogmoed’ zeker een rol kan blijven spelen in het debat. Alles wat we als ‘goed’ kunnen besluiten, kan als het tegendeel van ‘hoogmoed’ – nederig – gebrandmerkt worden.

Want niet hoogmoedig, maar nederig, is het zoeken naar een daadkrachtig klimaatbeleid dat niet afhankelijk is van een alwetende overheid. Niet hoogmoedig, maar nederig, dat is het debat hoog houden en het luisteren naar elkaars argumenten. Niet hoogmoedig, maar nederig, dat is als klimaatsceptici toch accepteren dat er een rationeel klimaatbeleid komt. Niet hoogmoedig, maar nederig, is het zich verzetten tegen een economische zelfmoord en de arrogante zelfbediening voor een groep groene superrijken (zoals op Doorbraak beschreven door Ignace Vandewalle). Ik heb de indruk dat Boudry daar in sé wel oren naar heeft, maar de vele activisten duidelijk niet.

Aldus Rob Lemeire.

Bron hier.