Foto: The Telegraph.

Een bijdrage van Chris Schoneveld.

Al een aantal jaren wordt in de media de alarmklok geluid over de steeds sneller rijzende zeespiegel. Die stijging van de zeespiegel (eustatische stijging) wordt geweten aan de opwarming van de aarde.

De belangrijkste factoren die daar een rol bij spelen zijn: afsmelting van gletsjers en ijskappen, en de uitzetting van opwarmend zeewater. Daar de opwarming van de aarde wordt geweten aan de mens, worden wij dus geacht verantwoordelijk te zijn voor die versnelling van de zeespiegelstijging.

Dagelijks wordt er over het fenomeen “klimaatcrisis” gesproken, zonder dat iemand kan aangeven waar die crisis precies uit bestaat (statistisch is er namelijk geen toename van extreme weersverschijnselen, noch het bestaan van klimaatvluchtelingen). Het enige houvast dat alarmisten hebben om die crisis levend te houden, is de dreiging van overstromingen door zeespiegelstijging.

Sceptici mogen dan beweren dat CO2 goed is voor vergroening van de aarde en dat opwarming van het klimaat minder nadelig is dan afkoeling, zij kunnen niet ontkennen dat uiteindelijk kustgebieden zullen overstromen als de temperatuurstijging blijft voortduren. Het geloof in de versnelling van de zeespiegelstijging is daarom essentieel voor het in stand houden van het klimaatalarmisme. Maar hoe weten we zo zeker dat die versnelling optreedt? Het eerste dat een gemiddelde Nederlander doet, is kijken naar wat de getijdenmeters langs onze kusten ons kunnen leren. Zie hier.

Wat schetst mijn verbazing, de zeespiegelstijging in Nederland lijkt zeer gelijkmatig/lineair. Omdat ons kikkerlandje zich niet kan onttrekken aan een mondiale eustatische zeespiegelstijging, is het dus merkwaardig dat wij geen zweempje van die versnelling kunnen waarnemen. Uiteraard zijn er tijdelijke en plaatselijke variaties die echter op de lange termijntrend geen invloed hebben. Is het mogelijk dat die lokale variaties zodanig groot zijn dat de subtiele versnelling er door worden gemaskeerd? Zie hier.

Sinds wanneer en waar wordt die versnelling dan gemeten? De oorsprong van die versnelling is gekoppeld aan de introductie van een nieuwe meetmethode. Sinds 1993 wordt het zeeniveau gereconstrueerd uit satellietwaarnemingen. Het voordeel van satellietwaarnemingen over getijdenmetingen is dat de eerste niet door (tectonische) landbewegingen wordt beïnvloed  De vraag is echter hoe nauwkeurig zijn die satellietreconstructies. Ik noem het “reconstructies” en niet “metingen” omdat er een ontzettend ingewikkeld proces van berekeningen aan vooraf gaat, voordat men een waarde kan vaststellen. Het gaat te ver om hier in detail op in te gaan. Voor de geïnteresseerden zie hier.

Opvallend is wel dat de zogenaamde versnelling pas werd opgemerkt na de invoering van die satellietgegevens, namelijk in 1993. Mijn achterdocht over de betrouwbaarheid werd niet alleen gewekt door de Nederlandse data maar ook door het willekeurig checken van getijdenmetingen in andere delen van de wereld. Daarvoor is een hele gebruiksvriendelijke database voor handen van het NOAA (National Oceanic and Atmospheric Administration). Deze wereldwijde database geeft niet alleen grafieken maar ook de onderliggende data in een CSV bestand. Voorbeeld hier.

Men moet natuurlijk wel selectief te werk gaan bij het analyseren van die metingen, want ze zijn relatief, dat wil zeggen, zij meten de waterhoogte ten opzichte van het land. Als de grond daalt of stijgt als gevolg van tektonische bewegingen dan zegt zo’n meting niets over de eustatische stijging van het zeeniveau. Bijvoorbeeld, de hele Zuid-Amerikaanse westkust ligt aan de rand van een oceanische (Nazca) plaat die botst tegen/schuift onder het Zuid-Amerikaanse continent, waardoor de kust omhoog gestuwd wordt. Als we daar de getijdenmetingen bekijken dan zien we dat daar een relatieve zeespiegeldaling gaande is. Verticale bewegingen van de aardkorst worden ook veroorzaakt door het afsmelten van het landijs (post glacial uplift), door onttrekking van grondwater (gronddaling in Jakarta) en het inklinken van deltasedimenten (Bangla Desh).

Het resultaat is in grafieken weergegeven. Een regressielijn door alle data geeft een betrouwbare mondiale stijgingsgraad van 1,56 mm/jaar over een periode van 120 jaar (figuur 2) met een correlatie coëfficiënt R2 van 0,95. Sinds het jaar 1900 is de zeespiegel met zo’n 20 cm gestegen. Op het eerste gezicht lijkt de stijging redelijk lineair te verlopen, maar dat is gezichtsbedrog. Let wel: de NOAA data zijn na 2016 niet verder meer bijgewerkt.

“De temperatuurschommelingen van de aarde (atmosfeer en oceanen) sinds 1900 zijn in drie fasen te verdelen. Een opwarmingsfase van 1900-1945, een afkoelingsfase van 1945-1975 en de recente opwarming van 1975 tot heden. Hoe verhouden deze temperatuurschommelingen zich tot de stijging van de zeespiegel?  Voor de eerste opwarmingsfase van 1900-1945 is die stijging slechts 1,43 mm/jaar.  De stijging gedurende de recente opwarmingsfase is echter veel sneller, vooral in de laatste 26 jaar, met een snelheid van 3,4 mm/jaar. De alarmistische geluiden over een versnelling moet ik dus op grond van mijn onderzoekje bevestigen. Ik had gehoopt het tegendeel te kunnen aantonen. Althans, dat was mijn drijfveer voor het graven in al die NOAA tabellen.
 
Wat minder voor de hand ligt is dat tijdens de afkoelingsperiode van 1945 tot 1975 de zeespiegel doorging met stijgen, zei het met een snelheid van rond 1 mm/jaar. Hoe valt dit te rijmen met afkoeling? Het oppervlaktewater in die periode vertoont ook een duidelijke afkoeling (zie figuur 3) en het lijkt daarom onwaarschijnlijk dat de stijging het gevolg is van de uitzetting van zeewater. Een mogelijke oorzaak zou kunnen zijn dat het smelten van gletsjers en ijskappen iets achterloopt bij de opwarming en dus doorgaat als gevolg van het hogere temperatuurniveau vergeleken met een aantal decennia daarvoor. Het onttrekken van grondwater door de mens zou een andere bijdragende factor kunnen zijn. Men schat dat 80% van het onttrokken water uiteindelijk in de oceanen terecht komt, met als gevolg dat de grondwatertafel in vele delen van de wereld sterk is gedaald.

De prangende vraag blijft: zal de versnelling van de zeespiegelstijging doorgaan? Bij de huidige snelheid zal de zeespiegel aan het einde van deze eeuw met nog zo’n 27 cm stijgen. Nochtans vooralsnog geen reden tot paniek of alarmisme.

***

Tot zover mijn verhaal zoals ik dat een paar dagen geleden aan de redactie heb gestuurd. Intussen ben ik blijven stoeien met de data en heb me geconcentreerd op de Europese metingen (17 stations die aan mijn criteria voldeden) waarbij alle maanddata zijn gebruikt (dus geen reductie door jaargemiddelden te berekenen). Figuur 4 is de grafische representatie van al die maanddata. Het resultaat is een duidelijke lineair stijgende lijn van 1,85 mm/jaar. Een uitkomst die niet strookt met de hierboven gemaakte conclusie van een versnelling na 1990.

De verklaring voor deze discrepantie zal een uitdaging voor mij zijn om uit te zoeken. Daar ik veel vertrouwen heb in de Europese data vraag ik me wel af hoe de Deltacommissie het volgende standpunt met goed fatsoen kan verdedigen:

“De Deltacommissie meent dat er rekening moet worden gehouden met een zeespiegelstijging van 0,65 tot 1,30 meter in 2100 en van 2 tot 4 meter in 2200. Het effect van bodemdaling is hierin meegenomen. Deze waarden vertegenwoordigen de mogelijke bovengrenzen; het is verstandig om hiermee rekening te houden, zodat de besluiten die worden genomen en de maatregelen die worden getroffen voor lange tijd houdbaar zijn tegen de achtergrond van wat Nederland mogelijk te wachten staat.”

Chris Schoneveld.

De bodemdaling In Nederland van 0,2 mm/jaar is al verdisconteerd in de 4 locaties die ik heb gebruikt voor Nederland. Dat effect wordt hoogstwaarschijnlijk door de andere Europese locaties afgezwakt. Voor een prognose voor het jaar 2100 denk ik daarom dat een aanname van een stijging van 2 mm/jaar i.p.v. 1,85 redelijk verdedigbaar is bij het uitblijven van een versnelling. Dan kom ik op een zeespiegelstijging van 16 cm in het jaar 2100. Dat is pakweg 4 tot 8 maal lager dan de prognose van de Deltacommissie (hoewel die 10 jaar geleden is gedaan).

 

Figuur 1.

Figuur 2.

Figuur 3 en 4.

 

Figuur 5.

 

Figuur 6.