Een bijdrage van Ap Cloosterman.

In dit artikel wordt aandacht geschonken aan klimaatmodellen, die gebruikt zijn bij de prognose van een toekomstige opwarming van de atmosfeer. Indien zij tekortschieten, komt het IPCC-rapport zwaar onder druk te staan en rijst daarmee ook de vraag of CO2 wel de voornaamste veroorzaker is van klimaatverandering.

De Volkskrant van 8 december jl. bracht het volgende artikel:

Klimaatmodellen blijken al 50 jaar goed te zitten

De opwarming van de Aarde heeft tot dusver precies uitgepakt zoals de eerste IPCC-modellen in de jaren tachtig en negentig al voorzagen.

Deze informatie was gebaseerd op een artikel van Zeke Hausfather in het vakblad Geophysical Research Letters: ‘Evaluating the performance of past climate model projections.’

Zeke Hausfather is een energie- en datawetenschapper met een grote belangstelling voor klimaatwetenschap en politiek. In het kort komt zijn artikel op het volgende neer:

Klimaatmodellen bieden een belangrijke manier om toekomstige veranderingen in het klimaat van de Aarde te begrijpen. We hebben een grondige evaluatie uitgevoerd van verschillende klimaatmodellen, die zijn gepubliceerd tussen 1975 en 2000, door deze te vergelijken met de waargenomen temperatuurveranderingen. Met behulp van deze modellen zijn ook prognoses gemaakt voor de jaren 2000 tot en met 2018. Er zijn ook andere factoren, die het klimaat beïnvloeden hierin meegenomen, zoals: de Zon, vulkaanerupties, aerosolen, ozon, broeikasgassen en veranderingen in landgebruik.

We vinden dat de klimaatmodellen, die de afgelopen vijf decennia zijn gepubliceerd over het algemeen behoorlijk accuraat waren bij het voorspellen van de opwarming van de Aarde.’

De weersinstituten ontvangen de temperatuur gegevens van de databank Global Historical Climatology Network en met hun systeem van verschillende methoden en formules worden deze temperatuurgegevens van landstations en zeeoppervlak gemiddeld.

Vóór 1980 werden de metingen verricht door mensen op weerstations. Zeewatertemperaturen werden gemeten in naar bovengehaalde emmers.

Afbeelding 1

De gegevens, die met klimaatmodellen zijn verkregen, zijn zichtbaar als een waaier van gekleurde lijnen. Elke kleur vertegenwoordigt een weerinstituut. Op de verticale as zijn de temperatuurverschillen aangegeven t.o.v. een langjarig gemiddelde van 1979-2015 (= nullijn).

Van 1975/1976 tot 2005 zijn achteraf (hindcast) met klimaatmodellen de temperatuurgegevens bepaald en in de grafiek ingetekend. De dikke rode lijn is het 5 jaar gemiddelde van alle ingebrachte lijnen, die met klimaatmodellen zijn vastgesteld. De onderste twee lijnen (groene en blauwe hokjes) zijn de in de praktijk gemeten temperaturen t.o.v. de nullijn.

Volgens Zeke Hausfather geven deze resultaten voldoende zekerheid om met deze klimaatmodellen door te gaan en hiermee dus toekomstige voorspellingen te doen (forecast).

De temperaturen, die uit de klimaatmodellen zijn verkregen, zijn hoger dan de werkelijk gemeten temperaturen en dit verschil versterkt zich naar de toekomst.

Uit de grafiek van afbeelding 1 blijkt duidelijk dat de klimaatmodellen geen juist beeld geven van het verleden en de toekomst.

In een publicatie hebben prof. dr. ir. Dick Thoenes en prof. dr. ir. Guus Berkhout afbeelding 1 vereenvoudigd weergegeven. Zie afbeelding 2.

Het verschil in temperatuur tussen de werkelijkheid en het gemiddelde van de klimaatmodellen is in 2020 inmiddels opgelopen tot 0,7 °C!

Afbeelding 2: Nullijn is de gemiddelde temperatuur: 1979-2014. De temperaturen op de y-as zijn dus t.o.v. het gemiddelde.

Emeritus hoogleraar Freeman Dyson (fysicus en wiskundige) van het Institute for Advanced Study in Princeton is sceptisch over de simulatiemodellen die worden gebruikt om klimaatverandering te voorspellen en stelt dat andere mondiale problemen prioriteit moeten krijgen.

Prof. dr. ir. Theo de Vries (TU-Twente) vraagt zich af:

Is het überhaupt mogelijk om met hulp van modellen uitkomstgeldige uitspraken te doen over klimaatveranderingen op langere termijn? In de meteorologie (korte termijn: 5 dagen) worden dynamische modellen met redelijk succes toegepast. Bij de klimaatwetenschappen (langere termijn) is dat niet het geval.

De grafiek in afbeelding 1 laat over een periode van 40 jaar een gemeten gemiddelde wereldtemperatuur stijging zien van enkele tienden graden Celsius. Daar kan niemand zich druk over maken, maar een gemiddelde jaartemperatuur zegt niets over de extremen, die regionaal plaatsvinden en waar de mens de meeste overlast van heeft. Denk maar eens aan de droogte in Midden Afrika, aan de overstromingen in Zuid-Afrika en Frankrijk, aan de droogte in Australië en Californië met bosbranden, aan sneeuwval in Zuid Frankrijk en Spanje, etc.

Deze grote verschillen per regio in weersomstandigheden van de laatste jaren kunnen niet veroorzaakt zijn door CO2.

In het Vijfde IPCC Assessment Report is gebruik gemaakt van het hierna beschreven indeling van klimaatvoorspellingen. Zie afbeelding 3 en de bijbehorende tabel.

 

Afbeelding 3.

De RCP’s staan voor de mate van corrigerende maatregelen voor wat betreft het tegengaan van de opwarming van de atmosfeer. RCP 2.6 vraagt de grootste inspanning. RCP 8.5 is de toekomstige situatie bij weinig of geen maatregelen.

Wat betreft de opwarming van de atmosfeer staan ons de volgende temperatuurverhogingen (althans volgens het IPCC) te wachten:

Scenario          jaren 2046-2065          jaren 2081-2100

RCP 2.6                        0,4-1,6 °C                       0,3-1,7 °C

RCP 4.5                        0,9-2,0 °C                       1,1-2,6 °C

RCP 6.0                        0,8-1,8 °C                        1,4-3,1 °C

RCP 8.5                         1,4-2,6 °C                       2,6-4,8 °C

Zeke Hausfather stelt, dat hij in zijn modellen ook natuurlijke oorzaken (6 stuks) heeft meegenomen. En dan te weten, dat er veel meer natuurlijke en menselijke oorzaken zijn, die niet zijn meegenomen. Natuurlijke oorzaken, zoals ook in de vele voorgaande eeuwen, zijn de belangrijkste veroorzakers van klimaatverandering geweest.

Natuurlijke oorzaken die niet zijn genoemd

Activiteit van de Zon: coronale gaten en CME’s;
Effect van zonnewind en kosmische straling;
Een nieuwe kosmologische theorie: de plasmatheorie;
Excentriciteit van de aardbaan;
Hoek van de aardas met de ecliptica van de Zon;
Precessie van de Aarde;
Inslagen van Asteroïden/Planetoïden;
Wijzigingen in de snelheid van de Warme Golfstroom;
Noord-Atlantische Oscillatie / Vortex;
El Niño en La Niña;Afname van het aardmagnetisme;
Verschuivingen van continenten;
Onderzeese vulkanen.

De mens gaat hierbij zeker niet vrij uit

Kappen van bossen/oerwouden → ontbossing;
Verstedelijking;
Andere, veel sterkere broeikasgassen;
Fijnstof roet;
Overbevolking;
Invloed windturbines.

Voor verdere details: zie het boek: ‘De invloed van de mens en de kosmos op ons klimaat.’

Reeds in 2007 heeft wijlen Prof. dr. ir. Dick Thoenes in zijn artikel, ‘Over de onvoorspelbaarheid van het klimaat’ (Geografie, februari 2007) ook nog eens 10 oorzaken genoemd. Deze opsomming is tegelijkertijd een illustratie van de ingewikkeldheid van het klimaatprobleem:

1. De zonnestraling en de kosmische straling naar de Aarde (land, water, atmosfeer) en de uitstraling van de Aarde naar het heelal;

2. De wisselwerking tussen stralingen en de atmosfeer, inclusief wolken (absorptie en emissie, waaronder het broeikaseffect);

3. Andere processen in de atmosfeer, zoals allerlei soorten luchtstromingen, wolkenvorming, depressies en neerslag;

4. De processen in de oceanen, zoals horizontale en verticale zeestromen, zowel aan de oppervlakte als in de diepte, vooral van belang vanwege het transport van CO2 (kooldioxide) en andere belangrijke processen, zoals verdamping, vorming en het afsmelten van ijs;

5. De processen die op het land plaatsvinden, zoals verdamping en afvoer van water, erosie, vorming en afsmelten van landijs en vulkanisme;

6. De wisselwerking tussen de atmosfeer en de oceanen, vooral in termen van warmte-, H2O (water en waterdamp) – en CO2-stromen;

7. De wisselwerking tussen de atmosfeer en het landoppervlak, vooral in termen van warmte- en H2O-stromen;

8 De processen in de biosfeer, met name bij de groei van plantenmassa en de ontleding van dode plantenresten (vooral in termen van CO2-stromen);

9. De wisselwerking tussen de biosfeer en de atmosfeer (vooral in termen van CO2-stromen);

10. De wisselwerking tussen de oceanen en de zeebodem, zoals het onderzeese vulkanisme (opwarming van water) en het bezinken van schelpen en andere calciumcarbonaat- skeletten (vooral in termen van CO2- stromen).

Zie ook de publicatie in 3 delen over natuurlijke variabiliteit van Martijn van Mensvoort op Climategate.nl.

Een correlatie tussen het CO2-gehalte in onze atmosfeer en de gemiddelde temperatuur van de Aarde is er niet, zoals blijkt uit afbeelding 4:

Afbeelding 4. HADCRUT

Deze grafiek geeft twee variabelen weer: Temperatuur van de aardse atmosfeer (blauwe gepiekte lijnen) en het bijbehorende CO2 gehalte van de atmosfeer (paarse gekartelde lijn). De temperaturen zijn de verschillen met de nullijn (gele lijn) en deze nullijn is de gemiddelde temperatuur over 70 jaar (1939 – 2009).

In de periode 1971 – 2001 is de temperatuur met 0,6 °C gestegen. Waarnemingen en conclusies waarop het IPCC-standpunt is gebaseerd, zijn genomen over een tijdsperiode van 30 jaar: 1971 – 2001.

Kan deze keuze van het IPCC toeval zijn dat dit ook precies de periode is waar CO2 en temperatuur met elkaar in de pas lopen? In de overige periodes is er geen sprake van een correlatie!

Er zijn verschillende berekeningen van een vermindering van de temperatuurstijging als Nederland zijn reductiedoelstellingen haalt:

49% reductie in 2030: 0,005°C (bron: PBL, Bart Strengers);
49% reductie in 2030: 0,0003°C (bron Marcel Crok).

Wereldwijd:
80-95% reductie in 2050: 0,000045°C (bron: bijlage bij Kamerbrief IENM/BSK 201677286).

En daar komt nog eens bij dat grote landen, zoals de VS, Australië en Brazilië, op dit moment het nog steeds laten afweten.

Conclusie

De variabelen, waaruit de klimaatmodellen zijn samengesteld, zijn verre van volledig, waardoor deze modellen tekortschieten en geen juiste prognoses geven over toekomstige temperatuurveranderingen van de atmosfeer.

Bovendien zijn er vele andere (natuurlijke en menselijke) oorzaken aan te wijzen, die niet meegenomen zijn en die een veel grotere rol spelen in de klimaatverandering dan CO2.

Het is onverantwoord dat het IPCC met draconische voorspellingen komt, die op drijfzand zijn gebaseerd.

Het is niet verstandig, dat Nederland vele honderden miljarden Euros uitgeeft aan zinloze vermindering van CO2-emissies, door o.a. van het gas af te gaan en CO2 ondergronds te gaan opslaan. De burger moet zich realiseren, dat dit alles uiteindelijk vanuit zijn portemonnee wordt betaald!

Blijf voorlopig gas, dat schoner is dan olie en kolen, gebruiken en creëer hiermee tijd om veilige kerncentrales te bouwen, evenals diverse andere landen (China, India, Finland) dit doen.

Beter is om het geld te besteden aan maatregelen om de gevolgen van de natuurlijke klimaatverandering en de gevaren voor de volksgezondheid en milieu tegen te gaan (zoals overstromingen, lozen van giftige uitlaatgassen, lozen van giftige vloeistoffen en vervuiling van de oceanen met plastic).