Een bijdrage van Jeroen Hetzler.

De uitspraak van de Hoge Raad in de Urgenda-zaak blijft de gemoederen bezig houden. Verwonderlijk is dit niet, want elk weldenkend mens voelt dat er iets niet deugt aan die uitspraak. Dit is terecht, want het riekt naar zowel politiek bedrijven als een hypothese poneren als een wetenschappelijk feit en dus bewijs.

Sommigen beweren inderdaad dat de CAGW-hypothese (vermeend door mensen veroorzaakte catastrofale opwarming), want deze is hier in het geding, een theorie is in de wetenschappelijke zin des woords zoals de relativiteits- en evolutietheorie. Op zijn zachtst gezegd kan gesteld worden dat hier geen bewijs voor is. De observaties evenwel bieden voldoende ruimte voor de constatering dat die CAGW-hypothese, weerlegd is. Hier spelen een paar dingen een rol die wel eens relevant kunnen zijn bij een eventuele klacht over die uitspraak. Ten eerste kan een rechter zich niet beroepen op een betwist wetenschappelijk gegeven. Waarom heeft de rechter dit dan toch genegeerd? Het wettig en overtuigende bewijs ontbreekt. Ten tweede is daar die gefabuleerde 97%-consensus. Ten derde is daar de weerlegde hockeystick-grafiek van Mann, maar dat toch telkens weer als wetenschappelijk feit wordt aangevoerd.

Dit gesjoemel heeft ten doel het onverkoopbare alsnog te verkopen. Het is dan ook een zo ad nauseam herhaalde propagandaboodschap dat iemand sterk in zijn schoenen moet staan om hier een gezond-verstand-houding te blijven behouden. Rechters zijn ook maar mensen. Bovendien is de druk door framing, de laakbare roep om naming and shaming, sancties op de loopbaan en afhankelijkheid van onderzoeksgelden niet gering. Het is een bekend aspect van Groepsdenken omdat dergelijk moreel verval, want dat is het, ironisch genoeg het gevolg is van de claim op morele superioriteit. In de geschiedenis kennen wij talloze voorbeelden. Dit maakt het handhaven van een strikt neutrale houding er niet gemakkelijker op. Een ander punt dat een rol speelt, is de onderliggende planeconomische ideologie. Hoe neutraal is een mens, waartoe ik ook een rechter reken, met een eigen politieke voorkeur/ideologie. Het argument dat het oordeel van de rechter nooit in twijfel mag worden getrokken, is juist door de Urgenda-zaak discutabel geworden en alleszins waard om nader bekeken te worden in het belang van de Rechtsstaat en de bescherming van de burger tegen eenzijdige berichtgeving en ondemocratisch ideologisch politieke druk uitmondend in concrete maatregelen ten nadele van de burger/belastingbetaler.

Zeker is zoveel dat de belangen van wat in Green Tyranny genoemd wordt als het Climate Industrial Complex reiken tot in alle facetten van onze maatschappij. Er is geen reden om aan te nemen dat de rechterlijke macht hier niet ook door is beïnvloed. De nabije historie is illustratief genoeg. Hoe dit mechanisme werkt laat onderstaand commentaar van Lucas Bergkamp zien. Op de eerste plaats: hoe bevoegd is de rechter?

Vorige week heb ik uitgelegd waarom de rechter onbevoegd is om wetten en beleid te maken. Voor mijn argumenten zij de lezer verwezen naar ‘De activistische rechter heerst’. In het kort, onze Grondwet verleent de rechter geen bevoegdheid om meer te doen dan het recht toepassen, met dien verstande dat de wetgever zich realiseert dat de rechter noodzakelijkerwijs wetteksten moet interpreteren en dat moet hij objectief doen. De wetgever heeft de rechter niet de bevoegdheid gegeven om als ‘wetgever-plaatsvervanger’ op te treden.

Dit is duidelijk, maar dit lijkt nu toch gebeurd. Vervolgens is de vraag: hoe zit het met de wetenschappelijke kennis van de rechter inzake klimaatwetenschap?

Naast onbevoegd is de rechter ook onbekwaam om bij te dragen aan de oplossing van complexe problemen […] Het klimaatarrest (‘Urgenda’) getuigt van de beperkte cognitieve competentie van de rechter. Het gaat hier niet alleen om een gebrek aan wetenschappelijke kennis en inzicht, maar ook om het ontbreken van hulpmiddelen en cognitieve bias. Cognitieve bias kan optreden door een frequent herhaalde, goed gebrachte boodschap, ongeacht of die boodschap juist of onjuist is. Zo kan de aanhoudende stroom aan klimaatalarmistische berichtgeving in de media, die slechts zeer losjes op wetenschap is gebaseerd, de rechters ontvankelijk hebben gemaakt voor de vooraf kansloze vordering van Urgenda. Dit alarmisme kan ook geleid hebben tot ‘commissie-bias,’ het idee dat iets doen beter is dan niets doen, omdat het einde van de mensheid dreigt.

Tja, die rampen toch. Altijd worden die verschoven naar de toekomst. Inmiddels is in de afgelopen ruim 200 jaar geen enkele (met modellen) geprojecteerde ramp uitgekomen, tenzij door opzet zoals de Ierse hongersnood in het kader van Malthusiaanse bevolkingspolitiek. Kennelijk ontbrak het de rechter aan deze kennis. Immers, wat maakt die door Urgenda-bedachte rampen in de (verre) toekomst opeens wel reden om in de uitspraak mee te laten wegen, terwijl niets het bewijs wettig en overtuigend ondersteunt? De aap komt snel uit de mouw.

In veel schrijnende of rampzalige gevallen staan rechters bloot aan wat wel ‘goede zaak’ bias wordt genoemd. Dan zijn rechters meer geneigd de regels te buigen in de richting van het resultaat dat hen goed, noodzakelijk of rechtvaardig lijkt. In de klimaatzaak kan dit type bias een belangrijke rol hebben gespeeld, want wie wil er nu niet als ‘redder van de wereld’ te boek staan. Door hun uitspraak ook in het Engels te doen hebben de rechters hun best gedaan om de rest van de wereld te laten weten van hun goede daden. Daarmee hebben ze wel de verdenking van ‘noble cause bias’ of Messiaswaan op zich geladen.

Die claim op morele verhevenheid bij D66, CU en GroenLinks staat bol van noble cause bias. Er is inmiddels geen natuurdocumentaire meer die geen schuldgevoel opdringt. Ook hier kent de geschiedenis steeds dezelfde voorbeelden van, ook wat betreft de rechtspraak in die politieke systemen. De claim op morele superioriteit vormt een fatale bedreiging van de mensheid. We lezen verder:

Een ander systemisch probleem is wat ‘vermensenrechtelijking’ kan worden genoemd. De moderne rechter heeft de neiging vaak naar de mensenrechten te grijpen en deze breed te interpreteren. In de Urgenda-klimaatzaak bijvoorbeeld werd het recht op leven in stelling gebracht om klimaatwetgeving af te dwingen. Ook houdt de progressieve rechter ervan om rechtsbeginselen selectief, maar vaak extensief toe te passen. Zo figureert het elusieve ‘voorzorgsbeginsel’ prominent in het klimaatarrest.

Het voorzorgprincipe is een bureaucratisch gedrocht dat in samenhang met de LNT-rekenmethode dat de rupsen-nooit-genoeg-asymptotische gelegenheid biedt om beleidsnormen tot in het oneindige aan te scherpen tegen steeds hogere kosten. Het effect ervan is onmeetbaar, maar het biedt die NGO’s rupsen-nooit-genoeg bestaansrecht en een verdienmodel binnen het Klimaat Industrieel Complex. CO2, Stikstof, PFAS, asbest en fijnstof zijn voorbeelden hiervan.

Door deze vermensenrechtelijking treedt er nog een ander probleem op voor de democratie. Wanneer het gaat om rechterlijke uitspraken die ongewenste gevolgen hebben, kan de wetgever die uitspraken ongedaan maken door middel van wetgeving bij gewone meerderheid. Maar wanneer een rechter een mensenrecht oprekt, dan kan de politiek dat moeilijker ongedaan maken. Soms kan zo’n recht slechts worden gewijzigd met een tweederde meerderheid en die zal vaak niet aanwezig zijn; of moet een verdrag in zijn geheel worden opgezegd. Dus wanneer de rechter mensenrechten oprekt, dan perkt hij de democratie nog meer in. Gezien het feit dat de rechter geen politieke verantwoordelijkheid draagt en niet door de burgers gekozen wordt, zou grote terughoudendheid hier op zijn plaats zijn. Juist daaraan ontbreekt het in de huidige rechterlijke macht. Zie daar, het rechterlijk activisme. In het geval van het klimaatarrest, kan de wetgever de oprekking van het recht op leven die daarin besloten ligt, overigens wel bij wet terugdraaien. Want het Europese Hof heeft niet in dezelfde zin geoordeeld. Omdat het hier in feite gaat om een discretionaire nationale uitbreiding van dat recht, kan een nationale wet die uitbreiding ongedaan maken.

Er is derhalve ampel ruimte om de Urgenda-uitspraak aan te vechten.

De rechter is geen ‘wetgever-plaatsvervanger’ om twee reden. Ten eerste is de rechter daartoe niet bevoegd. Ten tweede is de rechter daartoe niet in staat en uitgerust. De wetgever-plaatsvervanger is een eigen verzinsel. […] De rechter van onze democratische rechtsstaat dient zijn juridische en feitelijke grenzen te respecteren.

Dit is niet gebeurd, want feitelijk berust de uitspraak niet op wettig en overtuigend bewijs, maar op vooringenomenheid voortvloeiend uit onkunde en mogelijke Messiaswaan.

Ceterum censeo Legem Climae delendam esse.

(Overigens ben ik van mening dat de klimaatwet moet worden vernietigd).

Zie hier.