Een gastbijdrage van Paul Bouwmeester.

In het artikel 489 Zonneweides en de Klimaatwet van 12 april, stelde ik de vraag of het mogelijk was de juridische grond onder zonne- en windparken weg te slaan door eenvoudig te bewijzen, dat ze geen duurzame energie leveren of kunnen leveren.

In aansluiting hierop schreef ik de De Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines (NLVOW) het volgende:

Met instemming las ik uw website www.nlvow.nl/ en begrijp uw insteek, waarbij NIMBY-argumenten worden geaccepteerd als zijnde volkomen legale bezwaren.  Tegelijkertijd werd ik getroffen door deze zin in uw statuten, nl.:

“De vormen van duurzame energie zoals windenergie moeten niet als een op zichzelf staand doel gezien worden, maar als een middel om klimaatdoelstellingen te halen.”

Hieruit volgt, dat wanneer aangetoond wordt, dat ze niet of nauwelijks aan die doelstellingen voldoen, de grond voor hun realisering volkomen wegvalt. Hetzelfde geldt natuurlijk voor zonneparken en andere ‘duurzame’ energie-ondernemingen.

Na enige tijd ontving ik een weinig bemoedigend antwoord van de NLVOW bij monde van de jurist Albert Koers:

Uw informatie over het nut van zon en wind als energiebron is ongetwijfeld goed onderbouwd en waardevol. Toch zal het juridisch – helaas! – geen zoden aan de dijk zetten. Die constatering berust op een jarenlange reeks van uitspraken van de hoogste bestuursrechter, de Raad van State, ook specifiek met betrekking tot de bouw van windparken. De Raad van State toetst beslissingen van een bestuursorgaan namelijk marginaal, dat wil zeggen dat de Raad ver blijft van elke inhoudelijke afweging – dat geheel aan het bestuursorgaan in kwestie overlaat – en slechts toetst of het aangevochten besluit niet in strijd is met hogere wet- en regelgeving en/of het besluit procedureel zorgvuldig tot stand is gekomen.

Daarom beginnen uitspraken van de Raad over ruimtelijke ordeningsvraagstukken vrijwel altijd met de rituele passage dat het bevoegde bestuur – gemeente, provincie, waterschap, Rijk – een grote mate van discretie heeft bij het nemen van besluiten en dat de Raad die discretie dient te respecteren. In de praktijk gaat het vaak nog een stapje verder: de Raad toetst in feite vaak aan de hand van de vraag of het bevoegde bestuur met het aangevochten besluit onredelijk heeft gehandeld. En dat is volgens de Raad vrijwel nooit het geval als er ook maar één of twee rapporten/adviezen zijn die het besluit steunen – ook al komen die rapporten van partijen met commerciële belangen.

Het Nederlandse bestuursrecht was ooit een instrument om de burger te beschermen tegen de overheid – het is verworden tot een instrument om de overheid te beschermen tegen de burger.

Dat is een harde constatering. maar hij wordt niet alleen gesteund door de vaste jurisprudentie van de Raad van State, maar ook door vergelijking met de Belgische Raad van State. Die heeft o.a. nog recent Waalse wetgeving buiten werking gezet vanwege strijdigheid met EU regels, terwijl “onze” Raad van State in qua feiten volstrekt vergelijkbare zaken geen enkel probleem zag.

Ik ben zelf jurist – was hoogleraar in Utrecht – maar onze rechtsstaat is lang niet zo stevig als velen ons willen doen geloven. Wij zijn in Europa ook het enige land waar een rechter wetten niet mag toetsen aan de Grondwet. Daarmee is die Grondwet een dode letter – zoals de vorige Ombudsman, Alex Brennimkmeijer, ooit schreef.

Vriendelijke groet,

Albert Koers

Tja, dat gaat dus niet lukken …………..