Die Nederlandse winters toch geen enkele aanwijzing dat dit wordt veroorzaakt door toegenomen concentraties van kooldioxide CO2Een bijdrage van André Bijkerk.

Bij de meteorologische afsluiting van de januarimaand van 2021, konden de weermannen en vrouwen het niet nalaten om met een droef timbre in de stem te wijzen op die onstuitbare opwarming al dan niet met explicite aanwijzing van de dader, CO2, kon niet missen. In een vorig artikel was ons ook al opgevallen dat ondanks de afgelopen Siberische week de wintermaanden wel duidelijk warmer werden aan de hand van de fig 1 (daar fig2):

Fig 1. Links correlatie zonne-instraling en temperatuur in De Bilt uitgesplitst per maand, rechts trends van zonne-instraling (rood) en temperatuur (blauw) uitgesplitst per maand, alles over de periode 1958-2020 (zie hier).

 

Die Nederlandse winters toch geen enkele aanwijzing dat dit wordt veroorzaakt door toegenomen concentraties van kooldioxide CO2

 

Destijds constateerden we:

“Uit de combinatie van de twee volgt dat de opwarming in de zomer meest voor rekening is voor de zon, dat geldt in mindere mate ook voor april met een duidelijk positieve correlatie, maar voor de wintermaanden zegt dit niets. Die warmen overduidelijk op, maar de zonne-instraling is daar trendloos.

(…)

Wel zien we een geleidelijke geringe opwarming van de winters, die niet door de zon wordt verklaard. Daarvoor moeten we verder graven.”

In fig 2 zien we dat de sterkste opwarming is te vinden in de minimum temperaturen van januari en dan weer het meest in de koudste winters.

Die Nederlandse winters toch geen enkele aanwijzing dat dit wordt veroorzaakt door toegenomen concentraties van kooldioxide CO2

Fig 2. Gemiddelde minimum temperaturen van De Bilt in januari.

Maar gegraven hebben we. Alles wat er gemeten was, luchtdruk, windrichting en snelheid, vochtigheid, etc, etc, hebben we per maand uitgesplitst en tegen de temperatuur afgezet. Er kwam echter geen helder beeld en geluid uit. Dus toch CO2? Maar waarom doet de vroege herfst (sept, okt) dan niet mee in de trends? Er moet iets zijn.

En toen ineens viel me iets binnen. Lang geleden had het KNMI al eens iets over opwarming, urbanisatie en gewijzigd landgebruik gepubliceerd. De Laat en Maurellis 2004 en 2006.

In situ measured surface and satellitemeasured lower tropospheric temperature trends were shown to be higher in the vicinity of industrialized regions, while such higher trends were not found in enhanced greenhouse gas (GHG) climate model simulations of temperature. It was suggested that surface and lower tropospheric temperature trends appeared to be influenced by anthropogenic nonGHG processes on the earth’s surface.

En dat was maar voor de periode 1979 – 2001. Sindsdien is de groei gewoon doorgegaan. De vraag is dus in hoeverre menselijke activiteiten hebben bijgedragen aan de opwarming, met name in de winter.

Een voorbeeld daarvan wil ik speciaal noemen; het effect van het oprichten van vertikale opstakels, zoals windmolens. In de koude heldere winternachten koelt de grond sterk af door uitstraling. De onderste luchtlaag, vaak minder dan een meter, koelt mee af door direct contact met de grond. We noemen dat een grondinversie. Door die afkoeling wordt de lucht dichter en zwaarder en de wind krijgt er minder vat op. Uiteindelijk lijkt de wind gewoon te gaan liggen. Dat is niet zo want op tien meter hoogte of meer waait het gewoon door maar de koude inversiedeken direct op de grond verhindert dat warmere lucht de grond bereikt en zo de afkoeling afremt. Een overtuigend voorbeeld hiervan zien we in fig 3.

Die Nederlandse winters toch geen enkele aanwijzing dat dit wordt veroorzaakt door toegenomen concentraties van kooldioxide CO2

Fig 3. Windmolens boven een grondinversie (bron https://www.researchgate.net/figure/Offshore-wind-farm-wake_fig1_264185196)

Op de voorgrond zien we lage nevel boven de zee. Dat is bewijs van de grondinversie. Bij hoge wind en de nodige obstakels zou die nevellaag turbulent mengen met de warmere lucht erboven en verdwijnen. Dat gebeurt daar echter niet. We zien dat pas achter de windmolens. De “wake”, -het zog- achter de wieken verraadt dat er toch een forse wind staat en we zien in de turbulentie achter de molens dat de grondnevel mee omhoog wordt gezogen waarbij warmere bovenlucht de grondinversie afbreekt. Een thermometer zou daar een veel hogere temperatuur aangeven dan zonder molens. Hoe meer molens of andere bouwsels je dus bouwt, hoe warmer de winternachten worden.

Maar menselijke activiteiten hangen ook samen met de opwekking van energie, voor elektriciteit, mobiliteit, productie, verwarming, etc, etc. We moeten ons realiseren dat de tweede wet van de thermodynamica erop wijst dat al die vormen van energie uiteindelijk neigen over te gaan in de verhoging van de entropy. Het wordt uiteindelijk bijna allemaal warmte. Bovendien, in de winter verstoken we extra veel energie direct naar warmte. Is zoiets meetbaar op regionale schaal? Daar missen nu de data voor, maar die zijn op aanvraag. Maar kunnen we bijvoorbeeld de jaarlijkse nationaal opgewekte totale energie vertalen naar watts per vierkant meter (W/m2) voor Nederland?

Volgens deze bron verbruikte Nederland in 2020 zo’n 3100 PetaJoule energie (3.1 E+18). Een Watt is een Joule per seconde. We moeten het jaar dus door al zijn secondes delen (3.15 E+07) en dan krijg je dus een constant vermogen van zo’n tien miljard watt (9.83 E+10). Het Nederlands grondgebied bedraagt 41543 km2 (4.15 E+04) en dat maal één miljoen om vierkante meters te krijgen (4.15 E+10). Ergo per vierkante meter verbruikte Nederland gemiddeld over het jaar (9.83/4.15=) 2.4 W/m2 wat uiteindelijk voor het overgrote deel als warmte in het wild terechtkomt. Dat ligt niet zo bijster ver weg van die magische 3,7 W/m2 die de verdubbeling van CO2 zou moeten opleveren. Ter vergelijking, voor de hele Aarde kom ik op analoge wijze op 0.037 W/m2, het energieverbruik draagt dus niet wezenlijk bij aan “global warming”, maar wel degelijk aan nationale opwarming

Nogmaals we weten nog niet hoeveel daarvan in de wintermaanden terechtkomt, maar een blik op de specificatie van het gas- en/of elektriciteitsverbruik doet wel aan een veelvoud denken en dat zou het verschil kunnen verklaren tussen vroege herfst en winter, wanneer de ‘kacheltjes beginnen te snorren’. Ook is nu de reden voor steeds minder strenge strenge winters evident. Niet alleen zijn de nachtelijke grondinversies veel minder tussen al die bouwwerken, maar we stoken dan bovendien gewoon een tandje hoger.

Ja de Nederlandse winters worden steeds warmer en strenge winters steeds minder streng, maar er is geen enkele aanwijzing dat dit wordt veroorzaakt door toegenomen concentraties van kooldioxide. We hebben het land volgebouwd met inversiekillers en we stoken de winters gewoon weg.

***