Spartelend in de schuldenfuik staatsschuld De klimaathysterie vormt thans de grootst bedreiging van alles wat ons lief is onze welvaart.

Foto Shutterstock.

Onlangs rapporteerde de NOS:

Het oplopen van overheidsschuld moet na afloop van de pandemie tot staan gebracht worden, zegt president Klaas Knot van De Nederlandsche Bank (DNB) bij de presentatie van het jaarverslag van de centrale bank. Maar als corona opnieuw toeslaat: “dan zou het zonde zijn om nu alsnog te vroeg te stoppen met overheidssteun.”

De overheid heeft zich volgens Knot opgeworpen als de ultieme verzekeraar in de crisis; ruim 60 miljard euro is uitgetrokken aan allerlei soorten steun en hulp. Dat trekt wel een wissel op de begroting en de staatsschuld, maar de Staat kan het dankzij de buffers en de gezonde economie hebben. Knot roept op om na afloop van de crisis niet structureel nog meer geld uit te geven zonder dekking.

Bron hier.

Een tijdige waarschuwing!

Door de urgentie van de bestrijding van de coronapandemie en de ambities van van het klimaatbeleid, die voor de komende decennia wel op 1000 miljard euro worden geschat, hebben we de laatste tijd niets meer over de sterk oplopende staatsschulden vernomen. Ten onrechte! Want de problematiek van de staatsschulden blijft een rokende vulkaan. Vandaar nog eens aandacht onderstaand artikel uit de oude doos (Liberaal Reveil 2010) toen corona nog niet bestond en klimaat nog niet zo hoog op de agenda stond.

Spartelend in de schuldenfuik

Hans Labohm

In Engeland, België en Nederland vonden de laatste maanden verkiezingen plaats. Overal stond daarbij – naast andere thema’s – vooral de vraag centraal hoe de economische crisis het beste zou kunnen word en aangepakt. Voor vrijwel alle landen geldt toch vooral dat de overheidsfinanciën op orde moeten worden gebracht, waarbij het van belang is op welke termijn dat zou kunnen gebeuren en op welke terreinen het beste kan worden bezuinigd.

Op de financiële markten is er is de laatste tijd grote onrust ontstaan over de overheidsfinanciën van Griekenland. Het begrotingstekort en de staatsschuld van dat land zijn tot ongekende hoogte opgelopen en de Grieken kunnen nauwelijks meer geld op de kapitaalmarkt lenen om het tekort te dekken – alleen tegen exorbitant hoge rente. Aangezien Griekenland deel uitmaakt van de euro-zone, heeft het Griekse drama een negatief effect op de koers van de euro. Vandaar dat de Europese Unie, ondanks grote weerzin, toch heeft besloten Griekenland de helpende hand toe te steken. Maar zal het daarbij blijven? Zullen we weer niet binnenkort worden opgeschrikt door Griekse toestanden in andere eurozone–landen, zoals Portugal, Spanje en Italië? En kunnen we er zeker van zijn dat de grote economieën van Europa, alsmede de Verenigde Staten en Japan immuun zullen blijven voor dit soort ellende? Helaas is het antwoord op deze vragen negatief.

Hoe is het zover gekomen?

Hoe heeft het allemaal zo ver kunnen komen? Hoe komt het dat de schuldenpositie van de ‘rijke’ landen op een niveau is gekomen dat vroeger alleen maar voorkwam na perioden van oorlog wanneer hoge oorlogsschulden dienden te worden afgelost? De oorzaken van de huidige ellende liggen in het verleden. Zi j zijn bekend, maar grotendeels vergeten. Onder de titel, ‘Waar komt de hoge staatsschuld ook al weer vandaan?’, schreef ik in oktober1994 daar al eens over in Liberaal Reveil. De analyse had voornamelijk betrekking op Nederland. Maar mutatis mutandis geldt zij ook voor andere landen.

De hoge staatsschuld plus de hoge ongedekte AOW–verplichtingen vormen een grote belasting voorde huidige en toekomstige generaties belasting– en premiebetalers, eens te meer daar verwacht wordt dat de ze door de verdere vergrijzing een steeds kleiner deel van de bevolking gaan uitmaken. Dat betekent dat de betaalbaarheid een steeds nijpender probleem zal gaan vormen. Allereerst de vraag hoe de Nederlandse samenleving aan deze extreem hoge staatsschuld is gekomen. In de geschieden is is het wel meer voorgekomen dat landen grote staatsschulden hadden, vooral na verwoestende oorlogen. De schulden waren dan ontstaan om grote militaire uitgaven en de naoorlogse wederopbouw te financieren. Daarvan is nu geen sprake. De staatsschuld van nú heeft andere oorzaken. Zij is het gevolg van een complex van nauw met elkaar verbonden factoren, waaronder: de gelijkheidsgedachte; de gedachte van wetmatigheid van de groei van de overheidssector naarmate de welvaart van een samenleving toeneemt; de socialisatie van de vraag; het Keynesianisme; en de “kameelneuzen”.

Allereerst de gelijkheidsgedachte. Deze vormt een van de grondideeën van de verzorgingsstaat. In navolging van de Nederlandse socioloog Thoenes kan de verzorgingsstaat worden gedefinieerd als een maatschappijvorm die gekenmerkt wordt door een op democratische leest geschoeid systeem van overheidszorg, dat zich – bi j handhaving van een kapitalistisch productiesysteem – garant stelt voor het collectieve sociale welzijn van zijn onderdanen. De verzorgingsstaat beperkte zich aanvankelijk tot verantwoordelijkheid voor macro– economische doelstelling en in de vorm van een Keynesiaans beleid van vraagmodulatie, onder meer gericht op een afvlakking van conjunctuurcycli en het waarborgen van een permanent hoog niveau van werkgelegenheid. Met de uitbouw van de verzorgingsstaat richtte het beleid zich echter op verderstrekkende doelstellingen, waaronder het tot stand brengen van gelijkheid tussen mensen.

Aanvankelijk werd hierbij gestreefd naar het scheppen van gelijke kansen voor iedereen. Maar naarmate de verzorgingsstaat zich verder ontwikkelde, verschoof het accent hoe langer hoe meer van gelijke kansen naar gelijke uitkomsten. Deze ontwikkeling ging gepaard met wat de Amerikaase socioloog Daniel Bell de “revolution of rising entitlements” heeft genoemd. De overheid werd meer en meer gezien als een instantie die garant diende te staan voor het behoud en liefst de verbetering van de economische positie van regio’s, economische sectoren, bedrijfstakken, bedrijven, groepen en individuen. De Canadese econoom Harry Johnson vatte die taak van de overheid eens als volgt samen:

“… a commitment not only for everyman to be employed, but for him to be employed in the occupation of his choice, in the location of his choice and, it would sometimes seem, at the income of his choice”.

Deze ontwikkeling heeft onder meer geleid tot een veelheid aan sociale rechten en verworvenheden, waarvan de financiering in tijden van economische tegenspoed echter hoe langer hoe meer op de tocht kwam te staan.

Een tweede factor was het geloof in de zogenoemde Wet van Wagner, ofwel “Das Gesetz der wachsenden Ausdehnung der Staatstätigkeit”, zoals Wagner die ruim honderd jaar geleden formuleerde. Deze wet houdt in dat bij een toeneming van de welvaart de vraag naar collectieve goederen meer dan evenredig zal toenemen en de publieke sector voortdurend zal uitbreiden.

In het verlengde hiervan lag een derde factor, namelijk het geloof in de noodzaak van de socialisatie van de vraag. In zijn opstel, “Die tijd komt nooit meer terug”, (zie: Inzicht en uitzicht. Opstellen over economie en politiek, Contact tijdsdocumenten,1978) merkte bijvoorbeeld Joop den Uyl daarover op:

Bi j het ontbreken van endogene vraagimpulsen in de industriële wereld als uit de industriële revolutie zijn voortgevloeid, is socialisatie van de vraag geboden, d.w.z. dat de gemeenschap zelf een vraag creëert, ter aanvulling van gemeenschapsbehoeften die anders via de markt niet aan bod komen. Dat zal dan vooral in de dienstensector moeten worden gevonden.

Een zeer belangrijke – vierde– factor was ongetwijfeld ook de onkritische toepassing van een verouderde economische receptuur: het Keynesianisme. In het kader van deze receptuur stond stimuleren in de praktijk gelijk aan een vergroting van de overheidsuitgaven en het financieringstekort, waarbij er a priori van werd uitgegaan dat hiervan een gunstige invloed zou uitgaan op de economie. De tegenstanders daarvan moesten maar bewijzen dat het niet zo was. Het Keynesianisme heeft wellicht in de jaren dertig soelaas gegeven (waarover overigens verschil van mening bestaat onder economen), maar was zeker niet geschikt om in de situatie van de jaren zeventig en daarna – die werd gekenmerkt door sociaal–economische verstarring – duurzaam economisch herstel te bewerkstelligen.

Door de heilzaamheid van een dergelijke receptuur te verkondigen, hebben vele economen wetenschappelijke respectabiliteit en legitimiteit verleend aan een beleid dat werd gekenmerkt door het inwilligen van onbetaalbare verlangens van belangengroeperingen, die een willig oor vonden bij de politiek, door het “tijdelijk” oprekken van begrotingstekorten. Kortom, aan een beleid van de onbetaalde rekening.

Ten vijfde, en tenslotte, was het ook een kwestie van “kameelneuzen”, ook wel “open–ended commitments” genoemd: beslissingen waarvan men de uiteindelijke financiële consequenties niet heeft kunnen voorzien. Dit geldt bijvoorbeeld ten aanzien van de AOW en de WAO.

Het resultaat van dit alles is dat de huidige en toekomstige Nederlandse regeringen tot ver in de volgende eeuw zullen zijn gekluisterd aan een – in vredestijd – uitzonderlijk hoge staatsschuld. Deze staatsschuld symboliseert daarmee tevens op monumentale wijze het echec van het “klimaat van de jaren zeventig”.

Doorwerking van fouten uit het verleden

Deze fouten uit het grijze verleden hebben na tientallen jaren nog steeds hun doorwerking. De huidige beleidsopties zijn daardoor beperkt. Het was bijvoorbeeld al die tijd niet mogelijk om een buffer te creëren, die in tijden van economische tegenspoed kon worden gebruikt. In de huidige financiële en economische crisis staan de overheden dan ook met lege handen. Binnen de economische wetenschap kent het Keynesianisme nog maar weinig aanhangers.

In de politiek is dat anders. Bij elke recessie/depressie komen de oude geconditioneerde Keynesiaanse reflexen weer aan de oppervlakte. Dan grijpt men vaak weer terug op “Keynesianism by default”. Ja, zo gaat dan de redenering, bezuinigingen zijn noodzakelijk, maar op dít moment even niet, ten einde het fragiele herstel niet in de kiem te smoren. Aldus bijvoorbeeld Job Cohen. De ervaring leert echter dat voor links geen enkel moment geschikt is om de tering naar de nering te zetten. Er is altijd wel weer een excuus om het voorbeeld van de heilige Augustinus te volgen:

Oh Lord, make me virtuous, but not yet.

Maar als er niet op de kortst mogelijke termijn maatregelen worden getroffen, dreigt er een systeemcrisis, waarin onze markteconomie, waaraan wij onze vrijheid en welvaart hebben te danken, het veld zal moeten ruimen voor een economie die gedomineerd zal worden door de overheid. Wat de gevolgen hiervan zullen zijn heeft de ervaring met het communisme met zijn centrale planeconomie ons geleerd.

Maar het is niet alleen links dat moeilijkheden heeft met bezuinigingen. Dat geldt ook voor de andere partijen. Immers, met bezuinigingen trekt men in het algemeen weinig kiezers. Daarom wenst de politiek zich gewoonlijk door bestedingsimpulsen weer aan de economische malaise te ontworstelen. En verschillende politieke partijen steken elkaar de loef af met het verzinnen van leuke dingen voor de mensen. Maar, helaas, daar hangt een prijskaartje aan. Dat manifesteert zich in de stijging van de staatsschuld, die later door toekomstige generaties zal dienen te worden afbetaald. Dat is alleen mogelijk bij een permanent hoog belastingniveau. Maar hoge belastingen vormen een rem op economische dynamiek en groei. Op die manier slaagt men er dus nooit in om uit de schulden te “groeien”.

Vergrijzing en de beleidscluster “milieu, klimaat, energie”

Daarnaast zijn er echter nog andere factoren die een negatieve invloed hebben op de toekomstige economische groei. Dat is in de eerste plaats de vergrijzing die eveneens tot hogere overheidsuitgaven en minder inkomsten leidt. Maar verder zullen ook de effecten van de beleidscluster “milieu, klimaat en energie” ernstige gevolgen kunnen hebben voor ons welvaartsniveau en de overlevingskansen van onze vrije markteconomie.

Binnen Europa biedt Groot–Brittannië daarvan een afschrikwekkend voorbeeld. Daar ging het Parlement nagenoeg unaniem akkoord met de Climate Change Act. Daarin is onder meer bepaald dat Engeland in 2050 80% minder CO2 zal mogen uitstoten (in vergelijking met 1990). De doelstelling voor 2020 is 34%. Aangezien de uitstoot van CO2 gekoppeld is aan het verbruik van energie, en dat op zijn beurt weer aan het welvaartsniveau, kan op de achterkant van een envelop worden uitgerekend dat wanneer deze plannen doorgaan, zij zullen worden teruggeworpen op een welvaartsniveau van zo’n 100 jaar geleden. Christopher Booker schreef daarover onlangs in de Britse Telegraph behartenswaardige woorden: (1)

This flight from reality was never better exemplified than by the 2008 Climate Change Act, committing Britain, uniquely in the world, to reducing its carbon emissions by more than four fiths. Even the Government admits that this wil cost us up to £18 billion every year for four decades, making it by far the most costly law in our history. Though its target could only be met by virtually closing down our economy, such is the bubble of unreality in which our political class lives that our Mps voted for this insane law almost unanimously, without having any idea of its practical implications.

En dat allemaal omdat er sprake zou zijn van een alarmerende opwarming van de aarde, veroorzaakt door de mens. Onlangs verklaarde de hoofdrolspeler in het Climategate schandaal, Phil Jones, directeur van de ‘Climatic Research Unit’ (CRU) van de Universiteit van East Anglia echter, dat er sinds 1995 geen statistisch significante opwarming van de aarde meer had plaats gevonden. Men kan zich toch vertwijfeld afvragen waarom hij daar niet eerder zijn mond over open heeft gedaan. Dit is achterhouden van cruciale informatie. Indien een overheid of bedrijf dat zou doen, zou de wereld te klein zijn. Zi j zouden aan de schandpaal worden genageld. Had Jones dat wèl gedaan, dan was duidelijk geweest dat er helemaal geen sprake is van een alarmerende opwarming van de aarde (door welke oorzaak dan ook) en had de wereldgemeenschap waarschijnlijk honderden miljarden aan uitgaven bespaard voor het huidige klimaatbeleid, dat – en daar zijn zowel protagonisten als antagonisten van de menselijke broeikashypothese het met elkaar over eens – geen enkel meetbaar effect op de gemiddelde wereldtemperatuur zal hebben.

Alarmerende BIS–rapporten over ontwikkeling staatsschulden

De sterk oplopende staatsschulden, de oplopende belastingen en allerlei maatregelen / regulering die het welvaartsscheppend vermogen van onze economie aantasten, zouden – indien daar niet tijdig iets aan wordt gedaan – dus tot een systeemcrisis kunnen leiden. Maar vloeit dat zwartgallige scenario niet voort uit de hypochondrie van een onafhankelijke econoom, die buiten de mainstream van zijn vakbroeders staat? Helaas is ook het antwoord op deze vraag negatief. In dit verband mag worden verwezen naar een recent rapport van de Bank voor Internationale Betalingen (Bank for International Settlements, afgekort: BIS).

De BIS is een oud en eerbiedwaardig instituut, dat is opgericht in 1930.Thans speelt het onder meer de rol van een soort denktank voor centrale banken en regeringen en houdt het zich onder andere bezig met het onderzoek naar de systeemrisico’s van de overheidsfinanciën en het moderne bankwezen. Het rapport in kwestie, “The future of public debt: prospects and implications”, van de hand van Stephen G. Cecchetti, en M. S. Mohantyand Fabrizi o Zampolli, presenteert onder meer scenario’s over de ontwikkeling van de staatsschulden van de rijkste landen bij ongewijzigd beleid. (2) Die scenario’s zijn onthutsend. Aan de samenvatting ontleen ik het volgende:

Since the start of the financial crisis, industrial countrypublic debt levels have increased dramatically. And they are set to continue rising for the foreseeable future. A number of countries face the prospect of large and rising future costs related to the ageing of their populations. In this paper, we examine what current fiscal policy and expected future age-related spending imply for the path of debt/GDP ratios over the next several decades. Our projections of public debt ratios lead us to conclude that the path pursued by fiscal authorities in a number of industrial countries is unsustainable. Drastic measures are necessary to check the rapid growth of current and future liabilities of governments and reduce their adverse consequences for long-term growth and monetary stability.

De staatsschuld wordt gewoonlijk uitgedrukt als percentage van het Bruto Binnenlands Product. Terzijde kan worden opgemerkt dat dit een vreemde gewoonte is. Het zou meer voor de hand liggen dat deze wordt uitgedrukt als een percentage van uitsluitend de inkomsten van de overheid. Immers, daaruit dient de schuldendienst (aflossingen en rentekosten) te worden betaald. Ook worden toekomstige verplichtingen van de staat, bijvoorbeeld uit hoofde van de AOW, niet meegeteld. Als men met dat alles rekening zou houden, zou het percentage van de overheidsschuld natuurlijk veel hoger uitvallen dan de getallen waarover men thans spreekt.

Maar los daarvan, wat was het resultaat van de berekeningen van de BIS? Extrapolaties bij ongewijzigd beleid leveren voor de belangrijkste industriële landen in 2040 getallen op van tussen de 300 % en 500 % (Nederland: 400 %). Dat is moeilijk voorstelbaar. Voordat het zover komt, zullen er ongetwijfeld reeds in alle betrokken landen “Griekse toestanden” uitbreken. Maar dit keer zijn er dan geen sterke landen die de zwakkere broeders te hulp kunnen schieten. Wil men voorkomen dat deze “horror scenario’s” werkelijkheid worden, dan zal er op de kortst mogelijke termijn drastisch dienen te worden ingegrepen.

.

Noten

1 http://www.telegraph.co.uk/comment/columnists/christopherbooker/7575673/Dont-let-the-voters-know-we-fa ce-bankruptcy.html .

2 http://www.bis.org/publ/work300.pdf?no fram es=1.

***

Naschrift

Sinds de publicatie van dit artikel in 2010 is het de goede kant op gegaan met de Nederlandse staatsschuld. Maar de recente mega–uitgaven voor de bestrijding van de nefaste economische gevolgen van de coronacrisis hebben veel roet in het eten gegooid. Was het steunbeleid terecht? Ik denk van wèl! Wat had de regering anders kunnen en moeten doen?

Maar de astronomische bedragen die al zijn uitgegeven en nog in de pijplijn zitten voor het klimaatbeleid vormen een ander verhaal. De schattingen lopen uiteen. Eerder schreef Climategate.nl daarover:

Trouwe lezers zullen zich herinneren dat Climategate.nl (als eerste!) een ruwe schatting heeft gepubliceerd van (een deel van) de kosten van de energietransitie tot 2030: € 580 miljard. Deze schatting werd destijds sterk bekritiseerd door verschillende respondenten, als zijnde aanzienlijk te hoog.

Ook het Forum voor Democratie is – als eerste politieke partij – met eigen berekeningen gekomen, die iets hoger uitkwamen, maar toch eenzelfde orde van grootte lieten zien als die welke Climategate.nl had gepubliceerd. Voor een heldere presentatie van de cijfers door partijleider Thierry Baudet zie hier.

Tijdens een recente hoorzitting in de Tweede Kamer (Commissie EZK) bevestigde ir. Frans Rooijers (directeur CE Delft) deze inschatting van de astronomische kosten van de energietransitie. De komende 15 jaar kost dit alleen al minimaal € 800 miljard.

Zie hier.

En wat levert het op?

Door de obsessieve aandacht voor tussendoel, de vermindering van de CO2–uitstoot, heeft men het einddoel, de vermindering van de vermeende opwarming van de atmosfeer, volkomen uit het oog verloren. En maakt de Nederlandse klimaatinspanning dan daarin een aantoonbaar verschil op wereldschaal?

Citaat uit een artikel van Maarten Keulemans in de Volkskrant:

Het is toch schandalig. Vele miljarden wil het nieuwe kabinet uitgeven om de CO2–uitstoot in ons land met tientallen procenten te verminderen – terwijl het ‘effect op het klimaat onmeetbaar klein’ is. Dit beweerde klimaatjournalist Marcel Crok, vorige week in een gesprek met de Volkskrant. Crok wist zelfs precieze getallen te noemen: ‘Met de voorgenomen CO2-reductie van 49 procent wordt een afkoeling bereikt van 0,0003 graden.’ Drie tienduizendste graad: zou het echt?

Klopt het?

Crok zelf geeft desgevraagd aan dat hij zich baseert op de uitspraak in hoger beroep in de zaak–Urgenda, de milieuclub die voor de rechter strengere klimaatdoelstellingen afdwong. In het vonnis, uit april 2016, staat een wonderlijke opmerking: ‘Een modelmatige berekening toont aan dat de extra reductie zoals bevolen door de rechtbank 0,000045 °C minder gemiddelde wereldwijde opwarming tot 2100 tot gevolg zou hebben.’

Daarmee wilde de staat aantonen dat iets meer CO2–uitstoot echt geen kwaad kan, verklaart klimaatbeleidsadviseur Leo Meyer, die het ministerie van Infrastructuur en Milieu bij het Urgenda–proces adviseerde. ‘Die 0,000045 graden is op zich correct. Het ging de staat om een weerwoord tegen het argument van Urgenda dat Nederlandse toekomstige generaties gevaar zouden lopen als er in Nederland niet meer gereduceerd zou worden. Dat ‘gevaar’ kun je dus niet echt hard maken; daarin heeft de staat volgens mij gewoon gelijk.’

Crok rekende daarop door. Urgenda wilde 8 procent extra reductie; het nieuwe kabinet wil 49 procent minder broeikasgassen in het jaar 2030. ‘Als je 0,000045 graden Celsius maal zes doet, kom je op die 0,0003 graden’, aldus Crok.

Strikt genomen kunnen die cijfers kloppen, erkent Meyer. ‘Ons land draagt ook maar 0,35 procent bij aan de werelduitstoot van broeikasgassen.’ Maar wat heb je aan die kennis: ‘Het gaat hier natuurlijk niet om het bestrijden van gevaar specifiek voor Nederland, maar om het nemen van verantwoordelijkheid voor een probleem dat we met de hele wereld delen.’ Als iedereen zou redeneren zoals Crok, zou er immers niks gebeuren, vindt hij. ….

Maar uiteindelijk zijn dat details, beamen alle betrokkenen; dergelijke temperatuurstijgingen zijn toch veel te klein om ooit op wereldschaal te kunnen meten. Feit is dat de effecten van het Nederlandse klimaatbeleid op de wereldtemperatuur verwaarloosbaar klein zijn. Maak er dus ook niet zo’n heisa van, vindt het kamp–Crok. Eens te meer bewijs dat klimaatbeleid valt of staat bij nauwe internationale samenwerking, vinden anderen.

Bron hier.

Ik herhaal maar weer eens wat ik eerder schreef:

De klimaathysterie vormt thans de grootst bedreiging van alles wat ons lief is: onze welvaart (denk aan de astronomische kosten van het klimaatbeleid, ten aanzien waarvan de overheid nog immer geen volledige opening van zaken heeft gegeven), onze persoonlijke vrijheid (denk aan de beperking van de consumptie door verhoging van de prijzen van energie en levensmiddelen), onze rechtsstaat (denk aan Urgenda), onze democratie (denk aan de RES, het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie, waarbij de nationale overheid over de locale en regionale autonomie heenwalst), onze nationale soevereiniteit (denk aan de voortdurende verwijzing naar wat Brussel/Timmermans en de VN ons opdragen) en onze vrijheid van wetenschap (denk aan de stelselmatige onderdrukking van een open en eerlijk klimaatdebat en de voortdurende desinformatie van instituten als het KNMI, het PBL en de KNAW).

Of, zoals een voormalige goedlachse bewindsman het tegenover mij eens – grappend – noemde: ‘communisme via de achterdeur’. Helaas was hij zich er niet van bewust dat hij geen grapje maakte.

***