Groene Rekenkamer Windenergie Noordoost Brabant is niet geschikt voor windmolens in het kader van de Regionale Energiestrategie (RES)

Noordoost Brabant is niet geschikt voor windmolens.

Dat concludeert de Groene Rekenkamer in een analyse van de Regionale Energie Strategie die gepresenteerd wordt in weer een gratis en inspirerend webinar op 11 mei aanstaande.

 

Registreer nu:

Schrijf u hier in.

Samenvatting van het rapport

1 Dertig regio’s in Nederland zijn druk bezig om plannen te maken in het kader van de Regionale Energiestrategie (RES). Doel is dat er in 2030 door deze regio’s tezamen 35 TWh aan duurzame stroom wordt opgewekt, voornamelijk met wind en zon.

2 Stichting De Groene Rekenkamer heeft vorig jaar een quickscan gemaakt van het RES-plan voor de regio Noordoost Brabant (in dit rapport genoemd de Opgave of het Bod). Daaruit kwam naar voren dat “de RES NOB bestuurders geen mogelijkheid [geeft] om binnen het kader van het algemene beginsel van behoorlijk bestuur te beoordelen of de opgave haalbaar is binnen een voor de regio acceptabel budget, en of de eindsituatie acceptabel zal zijn voor haar burgers.”

3 In opdracht van Forum voor Democratie Noord-Brabant is De Groene Rekenkamer vervolgens gevraagd een diepere analyse van het RES-plan voor Noordoost Brabant te maken. Dit rapport is het resultaat.

4 Het RES bod gaat uit van zeer grote windturbines met een tiphoogte van bijna 200 m. Deze zouden ieder ca. 12000 MWh stroom per jaar leveren. Dat is in het windregime van de Regio NOB volstrekt onrealistisch. Dit rapport berekent dat voor solitaire turbines hooguit 8500 MWh verwacht mag worden, ca. 70% van het RES bod.

5 In het RES-bod wordt aan de hand van aanwezige belemmeringen berekend dat er in het gebied 135 km² beschikbaar is voor het plaatsen van 148 windturbines van 200 meter tiphoogte. Na aftrek van natuurgebieden blijft er nog plaats voor 100 tot 120 turbines. Hierbij is gerekend met een minimale afstand tot bewoning van 400 meter.

6 Dit rapport stelt echter dat 400 meter afstand tot bewoning bij molens van 200 meter tiphoogte veel te weinig is en minimaal 600 meter aangehouden zou moeten worden. Het aantal mogelijke molens in de regio zakt daarmee naar 80.

7 Het RES-bod houdt geen rekening met verdere opbrengstverliezen. De opbrengstschattingen gelden voor solitaire windmolens maar de RES geeft ook aan dat de turbines voornamelijk in parken geplaatst zullen worden. De molens beginnen dan echter wind van elkaar af te vangen en dat druk de opbrengst. De totale theoretische opbrengst van 80 deels solitaire en gegroepeerde molens in de regio Noordoost Brabant zakt dan met 20% naar 0,54 terawattuur (TWh), zo’n 30% van de 1,5 TWh die het RES-bod zegt te willen opwekken met wind en zon.

8 Er zijn nog meer reducties van toepassing, want in 2030, het jaar waarin de RES voltooid dient te zijn, zou landelijk volgens het Klimaatakkoord 70% van de stroom opgewekt worden met zon en wind. Dit rapport stelt dat een bijdrage van weersafhankelijke stroom van boven de 30% onvermijdelijk leidt tot grote problemen op het net en dat veel stroom simpelweg niet benut zal kunnen worden. Rekening houdend met deze verliezen (circa 30%) zakt de netto bijdrage van wind verder naar zo’n 0,38 TWh.

9 Het RES-bod is niet expliciet over hoeveel energie uit grootschalige zon zou moeten komen. Ook hier voor deze zonnecentrales worden de opbrengsten echter te rooskleurig ingeschat. Dit rapport komt tot schattingen van 60-80% van het RES-bod. Een voorzichtige schatting is dat zon daarmee hooguit 0,3 terawattuur (TWh) kan bijdragen aan het RES-doel van 1,5 TWh.

10 Wind (0,38 TWh) en zon (0,3 TWh) zullen samen dus mogelijk 0,68 TWh kunnen opleveren in 2030 terwijl het RES-bod uitgaat van 1,5 TWh. Het RES-bod is veel te optimistisch over de mogelijkheden van wind en zon in de regio en negeert simpelweg alle problemen (inpasverliezen, opslagproblemen) die ontstaan bij een elektriciteitssysteem met een hoog percentage zon en wind. Dit is een ernstige omissie en geeft aan dat de opstellers zich onvoldoende bewust zijn van de problematiek van een stabiele energievoorziening.

11 Opslag van elektriciteit zou noodzakelijk zijn voor benutting van grootschalige wind en zon, maar is in de regio nagenoeg onmogelijk. De enige enigszins betaalbare vorm van opslag is in de vorm van stuwmeren maar die heeft de regio niet. Opslag in de vorm van waterstof is onbetaalbaar en vergt vanwege de rendementsverliezen bovendien een verdrievoudiging van het aantal zonneweiden en windmolens.

12 Hoewel het RES-bod vrijwel niets zegt over de kosten van deze plannen (financiering wordt namelijk ‘geregeld’ door marktpartijen die gebruik maken van de SDE+ en SDE++ subsidieregelingen), zullen de kosten uiteindelijk terechtkomen bij alle burgers van Nederland. Dit rapport maakt een voorzichtige inschatting dat de prijs van de duurzame stroom in de regio zal stijgen van de huidige 4 ct./kWh (voor fossiele stroom) naar ruim 13 ct./kWh, een verhoging van 230%.

13 De slotconclusie is dat de RES de bestuurders onvoldoende informeert over de mogelijkheden, de kosten, de risico’s en de hinder die gepaard gaan met het installeren van grootschalige weersafhankelijke energieopwekking in de regio.

***

Webinar op 11 mei aanstaande.

Registreer nu:

Schrijf u hier in.

Zie ook hier.