Verklaring van CLINTEL over de publicatie vandaag van de Samenvatting voor Beleidsmakers (SPM) van Werkgroep I (WGI) van het IPCC Sixth Assessment Report (AR6).

Een gastbijdrage van Guus Berkhout (President CLINTEL).

CLINTEL heeft een voorlopige beoordeling gegeven van de IPCC-samenvatting voor beleidsmakers (SPM) van het AR6 WGI-rapport (over de natuurwetenschappen), dat vandaag is gepubliceerd.

Het lijkt erop dat de SPM, net als eerdere rapporten, niet vrij is van overdrijving en dus weinig objectieve basis biedt voor beleidsvorming.

Verrassend genoeg gaven klimaatwetenschappers uit IPCC-kringen vorige week pas toe dat hun nieuwe AR6-generatie klimaatmodellen ‘oververhit’ en daarom te alarmerend is. Deze bekentenis roept ook vragen op over de betrouwbaarheid van temperatuurvoorspellingen van de vorige generatie modellen van het IPCC in het AR5-rapport van 2014, dat gebruik maakte van een extreem hoge RCP8.5-emissiescenario, vaak ten onrechte aangeprezen als een business-as-usual scenario en gebruikt om extreme klimaatactie te legitimeren.

Onafhankelijke waarnemingen hadden al uitgewezen dat CMIP5-modellen te gevoelig waren voor de toename van broeikasgassen, waarschijnlijk met een factor twee. De combinatie van een te hoge klimaatgevoeligheid en te hoge emissieprognoses resulteerde in onwaarschijnlijk hoge temperatuurvoorspellingen. Omdat de nieuwe generatie modellen nog hogere toekomstige temperaturen projecteren, maken ze de overeenkomstige scenario’s in AR6 onterecht hoog. IPCC-wetenschappers beginnen zelf te twijfelen of hun modellen betrouwbaar zijn als beleidsinstrument.

“Het is het afgelopen jaar duidelijk geworden dat we deze bekentenis niet kunnen vermijden”,

vertelde Gavin Schmidt, directeur van het Goddard Institute for Space Studies van NASA, aan het gerenommeerde tijdschrift Science. Schmidt zei ook:

“Je krijgt zelfs op korte termijn cijfers die waanzinnig eng zijn – en fout.”

De nieuwe scenario’s van een temperatuurstijging tot 5°C vanaf 1850 tot 2100 komen niet overeen met de waargenomen huidige opwarming van ongeveer 0,15°C per decennium, wat een verdere stijging van slechts 1,2°C in 2100 impliceert.

De SPM-grafiek van de wereldwijde temperaturen over de afgelopen 2000 jaar wekt weinig vertrouwen vanwege het feit dat deze geen rekening houdt met de Romeinse en middeleeuwse opwarmingsperioden (met temperaturen vergelijkbaar met of hoger dan nu), noch de kleine ijstijd (met de koudste temperaturen gedurende die twee millennia).

Projecties van het wereldgemiddelde zeeniveau tot 2100 lijken eveneens overdreven. Getijdemetergegevens sinds 1900 wijzen op een stijging van 2,1 mm per jaar, terwijl 27 jaar satellietgegevens 3,3 mm per jaar aangeven. Als we het hogere cijfer nemen, betekent dit dat er tegen 2100 slechts 25 cm verder is gestegen.

Guus Berkhout.

De algemene SPM-claims van verhoogde frequentie en intensiteit van weersextremen lijken niet in overeenstemming met eerdere IPCC-rapporten. De basis voor deze claims, met name voor toegenomen droogte, zal verder worden beoordeeld in onze analyse van het volledige WGI-rapport. Veel huidige onafhankelijke waarnemingen wijzen in feite op een grotere frequentie van extreme weersomstandigheden in het verleden.

CLINTEL heeft herhaaldelijk betoogd dat, hoewel het klimaat verandert, deels door antropogene invloeden, er geen klimaatcrisis is en dat klimaatbeleid gebaseerd moet zijn op verstandige kosteneffectieve aanpassing in plaats van onbetaalbare ineffectieve mitigatie. De nieuwe SPM levert weinig objectief bewijs om die vaste overtuiging te veranderen.

***

Naschrift van de redactie

Klimaatalarmisme een tandje hoger, terwijl de temperatuur de laatste jaren daalt?