Een gastbijdrage van Charlef Brantz.

Er is een brabbelaar op het Ministerie opgestaan die ons voorleest uit het nieuwste energietransitie boek: “Hoe een leek in twee dagen een bijbel met ongeloofwaardige verhalen over klimaatverandering weet te vullen”. Trots vertelde deze energieleek dat de regering €1,7 miljard reserveert in een versnelde (?) bouw van windmolens op zee. Dat versneld betekent dat voor 2030 ruim 800 van die milieuverstorende zwaaipalen in de zeebodem gestampt moeten worden: twee per week, iedere week, acht jaar lang. Wat dat voor flora en fauna op en in de Noordzee gaat betekenen, is blijkbaar onbelangrijk in de ogen van deze politieke activist.

Er zijn factoren waardoor met groot wantrouwen naar dit nieuwe regeringsinitiatief gekeken moet worden. Factoren die regering en activisten voortdurend onder de mat schuiven om te voorkomen dat de weerstand tegen niet-fossiele energiebronnen groeit en regeringsplannen kunnen gaan frustreren. Herhaaldelijk blijven negatieve aspecten en effecten buiten discussies en debatten.

Rendement

De bij de productie van een zwaaipaal benodigde energie wordt volgens de windindustrie al na 6 maanden tot een jaar opgewekt. Onafhankelijke berekeningen komen uit op 1,5 jaar. In deze berekeningen wordt windafhankelijke onbetrouwbare stroom gelijkgesteld aan de altijd beschikbare stroom uit conventionele centrales. Brengen wij de extra brandstof nodig om de stroom in het net te kunnen gebruiken in rekening, dan wordt de terugverdientijd voor de benodigde energie 7,5 jaar. Daarbij is de energie nodig voor schrootverwerking en afvoer nog niet ingecalculeerd. Bij een levensduur van 15 jaar is deze stroombron niet in staat om een moderne samenleving draaiende te houden. De EROI (Energy Return On energy Invested) is te laag.

Zonder de mogelijkheid van opslag van stroom moeten alle fossiele centrales in bedrijf blijven, dus alle groene speeltjes zijn parasitair op de fossiele en kerncentrales.

Het onderwerp kosten en baten van de toepassing van wind als energiebron blijft ook buiten debatten en discussies. Fred Udo berekende de economische terugverdientijd van zwaaipalen en kwam met de volgende resultaten: De terugverdientijd is 36 jaar op land en 55 jaar op zee. Dit en het antwoord van de minister is te vinden op de website:

https://fredudo.home.xs4all.nl/Zwaaipalen/Antwoorden_van_de_minister.html .

Milieu- en landschapsvervuiling.

Bovenaan het rijtje van negatieve effecten staan de gevaren voor flora en fauna, de invloed op de levenskansen van vliegende en zwemmende fauna door o.m. slagschaduw, roterende bladen, geluid, energieafgifte van de transportbekabeling en veranderingen van stroompatronen. De vogelrijke Nederlandse kust, met zijn vele overwinterende zee-eenden en foeragerende meeuwen en sterns, is overwegend roodgekleurd m.a.w. gevaarlijk voor de vogelfauna. Nu al moeten windturbines die in de vogeltrekroutes in zee geplaatst zijn, regelmatig stopgezet worden om massale vogelsterfte te voorkomen. Dat betekent dat in de perioden dat de windturbines worden stilgezet een opvangsysteem zorg moet dragen voor de stroomvoorziening. Om sterfte onder de fauna te kunnen voorkomen resp. te doen dalen, moeten nieuwe windturbineparken worden uitgerust met vogel en vleermuizen radars wat de prijs per windturbine enorm zal verhogen.

Het plaatsen van windturbineparken (niet alleen door Nederland maar door vrijwel alle aan de Noordzee grenzende staten) betekent ook dat visgronden verloren gaan en het is nu nog onduidelijk in hoeverre het gedrag en uiterlijk van de vispopulaties in de Noordzee verandering zullen ondergaan. Vogels verliezen leefgebied door het noodzakelijke ruimtebeslag voor infrastructuur omdat ze bang zijn voor ronddraaiende molenwieken.

De universiteit van Wageningen stelde vast dat het heien bij de turbinebouw zeezoogdieren als bruinvissen en zeehonden tijdens de bouw doof maken en wegjagen uit hun habitat. Het magnetisch veld dat door het transport van elektriciteit via kabels ontstaat, beïnvloedt volgens een studie van Rijkswaterstaat de oriëntatie en navigatie van de zeepopulatie. Die eerste resultaten op de levensomstandigheden van de zeebevolking deed Rijkswaterstaat besluiten om vervolgonderzoeken op te dagen. Die onderzoeken lopen nog steeds. Rijkswaterstaat vreest dat het Noordzee ecosysteem wordt gemanipuleerd, een nieuw landschap gaat ontstaan en de Nederlandse zeevisserij ernstig gedupeerd zal worden. Wanneer krijgt de samenleving de resultaten van die onderzoeken onder ogen?

Wind is belangrijk voor het transport van wind, neerslag en het verloop van stromingen. Bij windturbineparken ontstaat een kielzog waar hoeveelheid en sterkte van de wind gereduceerd is en onderzoeken hebben vastgesteld dat die reductie kan oplopen tot 40%. Uit satellietbeelden blijkt dat een dergelijk zog tientallen kilometers lang kan zijn. Gerenommeerde instituten als de Technische Universiteit van Massachusetts, het Max Planck Instituut en de Universiteit van Illinois hebben onderzoek naar het kielzog effect gedaan en de Groene Rekenkameri heeft daarover gepubliceerd. Tien windmolenparken zullen weinig effect hebben, maar wanneer turbines op grote schaal worden geplaatst zoals o.m. de Nederlandse Regering wil, dan moet wel degelijk rekening gehouden worden met gevolgen voor het klimaat. Omdat het onduidelijk is welke en hoe ingrijpend die effecten zullen zijn, is ook op dit gebied nader onderzoek noodzakelijk. Wat is de status en wanneer kunnen we de resultaten te horen krijgen?

Life of Type (LOT)

Een ander twistpunt is de Life of Type van de windturbine die voorshands op 25 jaar is geraamd. Uit ervaringen in de UK (3000 windturbines) blijkt dat die LOT niet langer dan 12 tot 15 jaar is. Wat in veel beschouwingen in de marge genoemd of zelfs genegeerd wordt is het feit dat voor de bouw van windturbines de schaarse grondstof neodymium voor de magneet in de motor nodig is. De mate van schaarsheid bepaalt de prijs voor dat metaal en dus de kosten per windturbine; ook beïnvloedt de schaarste van het metaal tijdsduur van de bouw, het aantal te bouwen windturbines en de vervangingsmogelijkheden. Wat gebeurt er als dat metaal niet meer in die mate voorhanden is, maar wel meer windturbines gebouwd moeten worden om aan de energiebehoefte te kunnen voldoen resp. te oud geworden turbines vervangen moeten worden? Welke oplossingen heeft het ministerie geconcipieerd?

In dat kader wordt er nooit gesproken over het eroderende effect van zout op (onderdelen van) de windturbine resulterend in afbrekende masten, afvallende rotorbladen en brand in machinekamers. Duitsland meldt dat er steeds meer ongelukken gebeuren. Omdat die ongelukken niet geregistreerd worden, is het onduidelijk hoeveel en door welke oorzaken die plaatsvinden. De Duitse TÜV gaat volgens zijn voorzitter Joachim Bühler uit van ongeveer 50 ernstige schades aan windmolens per jaar. Daarbij zou het hoofdzakelijk gaan om beschadigde rotorbladen, naar beneden vallende onderdelen en schade aan de fundering. De TÜV roept al jarenlang op tot landelijke uniforme voorschriften wat betreft inspectiecriteria en regelmatige inspecties. De windkrachtlobby is bang voor de kosten en beschuldigt de TÜV ervan nieuwe zakelijke gebieden te willen openen. De Duitse regering ondersteunt de windkrachtlobby en wijst sinds 2018 een verplichte inspectie van windmolens af. Daarmee zijn de problemen natuurlijk niet opgelost.

De kans op branden bij windturbines is een andere factor die de LOT kan begrenzen. Op land kan de brandweer bij branden alleen maar toekijken en de omgeving beveiligen respectievelijk brandende onderdelen veiligstellen. Brandende rotorbladen slingeren delen puin honderden meters ver weg. Er bestaat op het land praktisch geen mogelijkheid om branden in deze hoogte te blussen en de vraag hoe branden op zee bestreden kunnen en moeten worden, blijft onbeantwoord. Hoe gaat Nederland het debris – en brandprobleem op zee oplossen?

Afvoer van windturbines

Opslag kapotte wijdturbines: Groen denken resulteert in milieu vervuiling van de hoogste orde.

De LOT genereert een ander probleem: afvoer en indien mogelijk recycling van beschadigde, niet meer functionerende en verouderde windturbines. Duitse media berichtten begin november 2019 dat er problemen waren met de afvoer van verouderde en niet meer functionerende windturbines (inb. de in de bodem ingegraven fundering van beton met ingevlochten staaldraad).

Het Umweltsbundesamt heeft de aangekaarte afvoerproblematiek onderzocht en stelde in een 250 pagina dik rapport vast dat in 2021 ruim 50.000 ton GFK-Verbundwerkstoffe schroot ontstaat en in 2022 loopt dat tot 2038 op naar 70.000 ton per jaar. Die GFK-materialen zijn moeilijk te vernietigen en daarvoor moeten speciale installaties gebouwd worden. Het probleem wordt alleen nog maar groter omdat de windturbine producenten geen geld voor de afvoer gereserveerd hebben en het financiële gat tot 2038 kan oplopen naar €300 miljoen. Het ruimen van de betonnen fundering wordt tijdens discussies en debatten angstvallig vermeden. Net als de oude bunkers kan die alleen worden geruimd door zware explosieven te gebruiken en dat is nu niet echt bevorderlijk voor klimaat en milieu. Hoe denkt Nederland die problematiek op te lossen?

Op de website www.fenixx.news wordt in een 6 februari 2020 artikel benadrukt dat de afvoer van de windturbine wieken tegen diverse problemen stuit. Bedrijven zoeken naarstig naar financieel haalbare oplossingen en kiezen herhaaldelijk voor de goedkoopste: stortplaatsen waar ze gezaagd en 10 meter in de grond begraven worden en naar verwachting langdurig zullen blijven liggen. Omdat ze stormwinden moeten weerstaan zijn de wieken niet eenvoudig kostenneutraal te vernietigen. Binnen de EU worden ze verbrand om er cement van te maken of om te gebruiken voor brandstof van energiecentrales. De energiewaarde is echter laag en ze versterken de ongunstige emissie. Een andere optie wordt in Texas toegepast. Daar worden de wieken omgezet in pellets en vloeren. Omdat de productiesnelheid laag is wordt het gros alsnog in de grond gestopt.

De vraag hoe die afbraak en afvoer bij zee windturbines georganiseerd moet worden en welke effecten dat zal hebben op de vliegende en zwemmende fauna, is een vraag die voortdurend ontweken wordt.

Broeikaseffect

In 2019 kwam een ander voor mens en dier schadelijk mankement aan de oppervlakte. Het blijkt dat zwaaipalen en schakelstations zwavelhexafluoride (SF6) een extreem schadelijk broeikasgas als isolatiemateriaal gebruiken. SF6 is 23.000 keer schadelijker dan CO2ii en jaarlijks lekken honderden kilo´s de atmosfeer in. SF6 wordt al decennia gebruikt in schakelstations in het elektriciteitsnetwerk o.m. bij midden en hoogspanning stations, omdat het de kans op kortsluiting verlaagt. Ook in het binnenste van windmolens wordt het gas vaak gebruikt. Windmolenproducent Vestas gebruikt zo’n zeven kilo per turbine.

Nadat twee Britse universiteiten alarmerende publicaties hadden geschreven over een stijging van het gebruik en de lekkage van SF6 wereldwijd, betitelde de Britse omroep BBC, SF6 in september 2019 als het dirty little secret van duurzame energie, Hoewel het in 1992 in Kyoto al werd benoemd als een extreem te bestrijden broeikasgas, komt SF6 niet voor in diverse klimaatakkoorden. Het KNMI meet de SF6-concentratie in de atmosfeer niet, en de Nederlandse Emissie Autoriteit houdt er geen toezicht op. Netwerkbedrijven rapporteren weliswaar hun lekkages aan het RIVM, maar sancties zijn er niet. In enkele andere landen krijgen netwerkbedrijven boetes bij te hoge lekkages. Uit waarnemingen van weerstations in Groot-Brittannië, Ierland en Australië blijkt nu een toename met tientallen procenten van de hoeveelheid SF6-moleculen in de atmosfeer over de afgelopen jaren.

De leek en de expert

Jetten heeft wijselijk zijn mond gehouden over de negatieve effecten van windturbines op zee zoals die in deze tekst niet uitputtend beschreven zijn. Hij hult zich in diep stilzwijgen over landschapsvervuiling, geluidoverlast en de dood van vogels, vleermuizen die zich in groten getale te pletter vliegen tegen de verticale kolossen met hun ronddraaiende messen. Hij zwijgt over de kosten van bouw en exploitatie; over debris en brandproblematiek; over afvoer van verouderde en niet meer functionerende windturbines; over de broeikasgas problematiek. Hij heeft ook niet gesproken over de noodzaak van het exploiteren van vangnetstructuren om op ieder moment de behoefte aan energie te kunnen dekken. Hij heeft ook niet gesproken over het feit dat de kosten gedekt moeten worden door het Nederlandse doorsnee gezin aan het einde van de voedselketen. Hij heeft wel veel gezwegen.

Charlef Brantz.

Ronald Plastkerk, de voormalige minister voor de PvdA vatte het op 18 februari als volgt kernachtig samen: “Ze zijn afschuwelijk lelijk, tasten de Nederlandse natuur aan, eindeloos gezeul met reparaties en afvoer, over tien jaar enorme berg afval, het levert als je alle aanmaakkosten meerekent relatief weinig energie op, en als het niet waait (of te hard) heb je er niets aan” Daar is geen woord Chinees bij.

***

ii In 2018 lekte Nederland 770 kilo SF6 wat gelijk staat aan bijna 18 miljoen kilo CO2. Volgens Milieu Centraal stoot een gemiddelde Nederlandse gezin 20.500 kilo CO2 uit.

***