Door Jules de Waart.

Hieronder volgt de samenvatting van het boek: ‘Geloof niet alles …Klimaatverandering in de spiegels van wetenschap en politiek.’

De wereld verandert. Economisch, cultureel en politiek. Ook de natuur en het milieu veranderen en er is veel om ons ongerust over te maken. De toegenomen kans op een grote oorlog, afname van de biodiversiteit, verontreiniging van lucht, bodem en water, de overbevolking, de pandemieën, plastic in de oceanen, zeespiegelstijging, etc.

En ook het klimaat verandert, dat heeft het klimaat altijd al gedaan. Maar ondanks de enorme publiciteit die dit laatste onderwerp oproept, is het momenteel niet onze grootste uitdaging. De mondiale opwarming, die er sinds het begin van de industriële revolutie ongetwijfeld is geweest, blijft met één graad toch betrekkelijk bescheiden. Ze valt voor een groot deel binnen de natuurlijke variatie.

Andere problemen zoals spanningen tussen Oost en West, pandemieën, migratie, armoede, vervuiling van lucht, grond en oceanen lijken urgenter. Onze zorgen over het klimaat zijn grotendeels gebaseerd op klimaatmodellen voor de nabije en de wat verdere toekomst. Of de bestaande klimaatmodellen de toekomstige opwarming kunnen voorspellen, wordt door velen betwijfeld. En broeikasgassen, zoals CO2, zijn zeker niet de enige en waarschijnlijk niet de belangrijkste oorzaak van die klimaatverandering. Wel zijn we bereid om aan de bestrijding ervan, met voorrang, duizenden miljarden te besteden. Aan die andere bedreigingen doen we internationaal niet zo veel. Wellicht is dat een verklaring voor de neiging om overal klimaatverandering achter te zien. Voor de man met alleen een hamer is ieder probleem een spijker.

Jules de Waart.

“Geloof niet alles wat wordt geschreven….”. “Nullius in verba”, was en is het motto van de Royal Society of London, de oudste wetenschappelijke instelling ter wereld. En nog steeds, laten we het niet vergeten, behoort twijfel tot de belangrijkste fundamenten van de moderne, verlichte wetenschap. Althans in theorie. Maar in de praktijk van het klimaatdebat heerst juist de ‘consensus’. Iedere kritische opmerking wordt gezien als ‘twijfel zaaien’. En de rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de VN zijn de nieuwe Heilige Boeken. Vrijwel iedereen kent ze van naam en conformeert zich eraan. Iedereen praat elkaar na.

Degenen die de standpunten van het IPCC onderschrijven, en dat zijn de meeste regeringen, verreweg de meeste wetenschappelijke organisaties, de media, de meeste klimaatwetenschappers en Greta Thunberg, noemen we meestal ‘alarmisten’. Alarmist is geen negatieve term. Als je denkt dat de toekomst van de aarde op het spel staat, mag je natuurlijk alarm slaan.

Alarmisten claimen dat 95 tot 100% van de wetenschappers hun mening delen. Er is, zeggen ze, consensus, “The science is settled”. Twijfel is voor hen een doodzonde. Ze hebben velen overtuigd. Vrijwel alles wat u in de krant leest of op tv ziet, is alarmistisch. Alles wat wordt onderwezen op scholen en universiteiten is alarmistisch.

Toch hebben vele tienduizenden wetenschappers zich hier, om uiteenlopende redenen, tegen uitgesproken. Ze twijfelden aan of waren gewoon tegen die alarmistische consensus. En het zijn niet de eersten de besten. Er zijn heel veel hoogleraren bij en opvallend veel Nobelprijswinnaars uit de natuurwetenschappen. Een Petitie tegen het Verdrag van Kyoto werd door tienduizenden wetenschappers ondertekend. Ook twee officiële rapporten van de Amerikaanse Senaat, uit 2008 en 2015, met vele honderden internationaal bekende wetenschappers als ondertekenaars, waren uitgesproken kritisch. Wetenschappelijke twijfel is er steeds geweest.

Deze twijfelaars, vaak ‘sceptici’ genoemd, worden door hun collega’s met de nek aangekeken, genegeerd, hun publicaties geweigerd en ze moeten vrezen voor hun carrière in de wetenschap. Belangrijke wetenschappelijke tijdschriften en grote media hebben een openlijke censuur tegen hun denkbeelden ingesteld, en de IPCC-rapporten tellen onder de vele duizenden citaten vaak geen enkele publicatie van een scepticus.

Sceptici ontkennen de opwarming van de aarde niet. Ook zij accepteren merendeels een opwarming van één graad sinds het begin van de industriële periode. En ook zij zien wel in dat het grootschalig gebruik van fossiele brandstoffen niet duurzaam is en niet eeuwig door kan gaan. Maar ze verschillen van mening met de alarmisten over de oorzaken en de gevolgen van die opwarming. Ze menen dat er van de veel geroemde ‘consensus van 97%’ bij nadere beschouwing heel weinig overblijft, dat er nog veel onzekerheid is in de klimaatwetenschap en dat er slordig wordt omgegaan met de waarheid.

De invloed van CO2 op de opwarming is volgens de sceptici veel minder groot dan de alarmisten beweren. En die invloed neemt af naarmate de concentraties stijgen. Volgens Steven Koonin, hoogleraar natuurkunde en oud-onderminister voor Wetenschap in de regering Obama, zijn de CO2-spectra bij 400 ppm vrijwel verzadigd. Boven de 400 ppm doet de CO2-concentratie er volgens deze redenering niet zo veel toe. Sommigen gaan zelfs zo ver te stellen dat wat méér CO2 alleen maar goed voor de planeet is. Meer CO2 bevordert de plantengroei en de opbrengst van de landbouw, iets wat bij een sterk toenemende wereldbevolking niet onbelangrijk is.

Dat ons in de komende jaren een catastrofale opwarming te wachten staat met een onleefbare aarde als resultaat, achten sceptici onbewezen en onwaarschijnlijk. Dat al die opwarming wordt veroorzaakt door één oorzaak, de recente menselijke emissies van broeikasgassen – met CO2 als belangrijkste – is volgens hen veel te simpel en wetenschappelijk onverantwoord. De aarde heeft immers in de loop van haar lange geschiedenis wel honderden klimaatveranderingen gekend, allemaal zonder menselijk toedoen en vaak veel extremer dan nu.

Het is pas sinds 1950 dat de mens nadrukkelijk zijn voetafdruk op de aarde achter laat. Op de grond, in de lucht, in het water. Het gaat dan om vernietiging van ecosystemen zoals grote bossen en mangroves, om ‘slash and burn’, om afval van plastic, papier en pesticiden, om emissies van stikstof, zwavelstof. Om het hitte-eiland effect van grote stedelijke en industriële agglomeraties, om aerosolen, om roet en om fijnstof. En óók om de menselijke emissies van CO2 en andere broeikasgassen. Voor de periode vanaf 1950 wordt in dit boek de term Antropociën gebruikt.

De periode na 1950 kent tien, of meer, verdachten van die geconstateerde opwarming. Ze zijn bijna allemaal schuldig, een soort Moord in de Oriënt Expres, zoals beschreven door Agatha Christie. Er zijn natuurlijke oorzaken, zoals het natuurlijk broeikaseffect (vooral waterdamp en wolken), veranderingen in de zonnestraling, en oceaanstromingen zoals de El Niño’s. Er zijn vulkanen onder zee en ijs die veel warmte en chemische stoffen uitstoten. Een deel van de opwarming en verzuring van de oceanen kan hiermee worden verklaard. Er zijn ‘atmospheric brown clouds’ en er is roet en stof. En natuurlijk ook broeikasgassen. Ze werken samen en ze werken elkaar tegen. De uitkomst is een grilliger wordend weer en een steeds minder voorspelbaar wordend klimaat. Maar het is nog lang niet ‘catastrofaal’. En het is in het verleden nog vaak grilliger geweest.

De zeespiegelstijging is een reëel gegeven. Maar het is niet ‘unprecedented’. Aan het begin van het Holoceen, zo’n 12.000 jaar geleden, was de stijging 6-8 maal zo snel. En die zeespiegelstijging van 1,0 meter en meer in 2100, waarover we zo vaak horen is sterk overtrokken. Het is de hoogste waarde van het meest extreme klimaatscenario van het IPCC, het SSP5-8,5; een scenario dat vrijwel niemand in de wetenschap nog reëel vindt.

De aantallen ijsberen zijn sinds het jachtverbod inging, gestegen van 9000 tot 25000 en dat aantal lijkt alleen maar toe te nemen. Koralen zijn hun slechte periode van 2012 tot 2018 grotendeels weer te boven en nemen weer toe. Dat wil niet zeggen dat er geen gevaren voor de biodiversiteit meer zijn – die gevaren zijn juist erg verontrustend – maar wel dat klimaatverandering er niet zo veel mee te maken heeft. Er zijn veel meer factoren aan het werk: jacht, overbevissing, milieuverontreiniging, versnippering en vernietiging van ecosystemen, steeds meer plastic in de oceanen.

Er zijn geen onafhankelijke waarnemingen die bewijzen dat de weersextremen, zoals overstromingen, orkanen en tornado’s toenemen. Integendeel. Een recent rapport van The International Disaster Database toonde juist een daling aan in de afgelopen 20 jaar (inclusief 2021). De overstromingen in de maand juli van 2021 als gevolg van extreme neerslag in Europa, met vele doden als gevolg, zijn zeer betreurenswaardig maar het is te vroeg en te onzorgvuldig om nu al naar klimaatverandering, en daarmee naar opwarming en broeikasgassen, te wijzen. Wereldwijd is het aantal slachtoffers van natuurrampen de laatste decennia spectaculair afgenomen. Cyclonen, orkanen en tornado’s zijn de laatste jaren niet toegenomen. Overstromingen direct aan opwarming koppelen, mag dus niet. (En hoewel wij dat vaak wel denken heeft het IPCC dat in haar AR6 ook niet gedaan).

In dit boek doe ik een poging de oorzaken te kwantificeren. Broeikasgassen kunnen m.i. niet meer dan 20% van de opwarming verklaren. CO2 niet meer dan 12 %, waarschijnlijk minder. De rest betreft natuurlijke factoren en menselijke factoren die niets met broeikasgassen te maken hebben. Voor alarmisten is dit vloeken in de kerk. Maar hun eigen mening dat vrijwel alle opwarming wordt veroorzaakt door de uitstoot van broeikasgassen zoals CO2 is echt niet beter. Een aanzienlijk deel van de vele, zeer vele, miljarden die aan het terugdringen van CO2 (zullen) worden uitgegeven, kunnen beter worden besteed. We blaffen tegen de verkeerde boom.

***

‘Geloof niet alles …’ is hier te bestellen.

Zie ook hier.

***