Heeft Nederland met haar enorme potentie aan windparken op zee een verdienmodel Noordzee in handen, vraagt Martien Visser zich af. Nou, vergeet het maar, stelt hij. “Onder het huidige gesternte is het een stevig verliesmodel voor Nederland.”

Door Martien Visser.

In de economie leren we over de wet van de comparatieve voordelen. Landen ontplooien activiteiten op terreinen waar zij relatieve voordelen hebben. Wanneer zij dan de producten daarvan ruilen met landen die andere comparatieve voordelen hebben, worden beide landen daar beter van. De wet vormt de basis van de internationale handel. Nederland heeft met haar windrijke Noordzee zo’n comparatief voordeel. Per inwoner is de exclusieve economische zone van Nederland dertigmaal zo groot als België en dertienmaal zo groot als Duitsland. Als gevolg daarvan kan Nederland relatief veel elektriciteit op zee produceren en exporteren. Onze buren rekenen daar ook op. Voor Nederland is dat nuttig. We importeren veel goederen en om die te bekostigen moet er ook geëxporteerd worden. Het gaat daarbij om enorme hoeveelheden. Het PBL berekent dat de netto export van stroom in 2030 al 20-35 TWh zal bedragen. Ter vergelijking, het PBL schat de opbrengst van alle wind op land in 2030 in Nederland op 23 TWh.

Vooralsnog is Nederland vooral bezig met het verduurzamen van de nationale stroomvraag. Maar op zonnige, winderige dagen heeft Nederland nu al overschotten en die verkopen we dan aan onze buren. En daar zit hem de kneep. Want bij die overschotten daalt de stroomprijs. De prijs kan zelfs negatief worden! We moeten dan geld toe betalen om onze elektriciteit aan de buren te mogen leveren. Dat is niet omdat elektriciteit op dat moment waardeloos is. Onze samenleving is er volledig van afhankelijk en op ieder moment bereid er een hoge prijs voor te betalen. Nee, het gebeurt omdat we het marktmodel voor elektriciteit zo hebben ingericht dat de prijs wordt bepaald door de marginale eenheid. Uiteraard aanvaarden onze buren die gratis stroom in dankbaarheid. Het is wel een klap voor het Nederlandse verdienmodel voor de Noordzee.

“Het verdienmodel Noordzee is voor Nederland feitelijk een stevig verliesmodel”

Maar dat is niet enige. Hernieuwbare energie krijgt bij lage prijzen immers subsidie. Weliswaar de laatste Noordzeeparken niet, maar algemeen wordt aangenomen dat deze luxe van korte duur zal zijn. Deze subsidies worden door Nederlandse huishoudens en bedrijven opgebracht. Buitenlandse afnemers betalen niet mee. Evenzo betaalt Nederland de dure zeekabels, waarmee de offshore windparken met de vaste wal zijn verbonden. Want ze worden gratis aan de windproducenten ter beschikking gesteld. Datzelfde geldt voor het gebruik van het Nederlandse landelijke hoogspanningsnet. En mocht er op enig moment te weinig transmissiecapaciteit zijn, dan betaalt TenneT de windproducenten een aantrekkelijke congestievergoeding waarvan de kosten, u raadt het al, eveneens voor rekening zijn van Nederlandse consument. Het verdienmodel Noordzee is voor Nederland feitelijk een stevig verliesmodel!

Wat resteert is een vergoeding voor TenneT voor grenstransport op uren dat de stroomprijs in Nederland afwijkt van haar buurlanden. Dat is het geval als er krapte optreedt. Deze vergoeding mag worden gebruikt om de transmissiecapaciteit aan de grens te vergroten of om de tarieven voor consumenten en bedrijven in Nederland te verlagen.

“Jammer dat Nederland voor wind op zee geen gebruik maakt van het model voor offshore gasvelden”

Nu hoor ik u al denken, maar de windparken op de Noordzee maken toch winst? Het betreft echter louter buitenlandse ondernemingen, dus dat geld gaat, na aftrek van winstbelasting, naar het buitenland. Waarbij aangetekend dat die winst mede wordt behaald dankzij de Nederlandse subsidies. Jammer eigenlijk, dat Nederland voor wind-op-zee geen gebruik maakt van het model voor offshore gasvelden, waarin de Staat via EBN mee investeert en vervolgens 70% van de netto baten opstrijkt.

Verdienmodel Noordzee? Vergeet het maar! Onder het huidige gesternte is het een stevig verliesmodel voor Nederland. Want naast de directe financiële malheur verliest Nederland ook nog de mogelijkheid haar deel van de Noordzee voor andere doeleinden te gebruiken en ondervindt de Nederlandse bevolking overlast van stroommasten op land. Het gaat bovendien om enorme geldstromen. Alle reden dat Nederland tenminste haar kosten vergoed krijgt en vervolgens dat zij een fair rendement mag behalen. Dat is niet eenvoudig. Nederland heeft immers ingestemd met de huidige Europese wet- en regelgeving, die niet eenvoudig te wijzigen is. Enkele suggesties:

Een logische stap is de producenten te laten betalen voor de zeekabels die speciaal voor hen worden aangelegd. Hetzelfde geldt voor het gebruik van het landelijk elektriciteitsnet. Bij gastransport worden de landelijke netkosten verdeeld over entries en exits. Bovendien moet er bij gastransport ook op de grens een tarief worden betaald, ongeacht of er sprake is van schaarste. Waarom kan dat niet bij elektriciteit? Het voorkomt dat de volledige rekening voor het net bij de Nederlandse consumenten komt te liggen, terwijl buitenlandse consumenten daar dankzij de import van Nederlandse Noordzeestroom net zo goed van profiteren.

“In elk geval zou de congestievergoeding moeten worden begrensd tot de betaalde transmissie fee”

Daarnaast is het systeem van congestievergoedingen voor producenten aan herziening toe. Ik schreef daar reeds eerder over. Vrachtwagenbedrijven krijgen toch ook geen schadeloosstelling als er een weg is opgebroken of als hun vrachtwagens in de file staan? In elk geval zou de congestievergoeding moeten worden begrensd tot de betaalde transmissie fee. Een normale contractuele bepaling in de rest van de economie. Congestiebetalingen worden dan in elk geval geen verdienmodel.

Ook dient Nederland behoedzaam te opereren inzake uitbreiding van haar transmissiecapaciteit aan de grens van België en Duitsland. Uitbreiding leidt er immers toe dat meer elektriciteit de grens over gaat en de verliezen toenemen. Bovendien, alleen bij schaarste ontvangt TenneT zo nu en dan een vergoeding. Ook leidt krapte op die grenzen ertoe dat de gemiddelde elektriciteitsprijs in Nederland structureel iets lager ligt en dat geeft Nederland tenminste nog een voordeeltje.

Versnelde ontwikkeling van waterstofproductie uit wind op zee biedt Nederland eveneens een kans. Deze waterstof is nodig voor de Nederlandse economie. Maar ook als een deel van die waterstof zou worden geëxporteerd, betalen de producenten in het gassysteem in elk geval wel mee aan de transportkosten die ze veroorzaken. Bovendien kan waterstof goedkoop in grote hoeveelheden worden opgeslagen, waardoor de prijs bij overschotten niet snel naar nul gaat of zelfs negatief zal worden. Tot zover wat suggesties.

“Het belangrijkste is evenwel dat Nederland nadenkt over haar verdienmodel Noordzee”

Het belangrijkste is evenwel dat Nederland nadenkt over haar verdienmodel Noordzee. Daarbij beseffend dat Nederland bij de huidige wet- en regelgeving afstevent op een stevig verliesmodel. Het mag dan zijn dat wind gratis is en de zon voor niets opkomt, om die energie te oogsten moet Nederland enorme investeringen doen. Daarbij hoort een faire vergoeding.

Martien Visser.

Over de auteur

Martien Visser is lector energietransitie & netintegratie, Hanzehogeschool Groningen en Manager Corporate Strategy bij Gasunie. Hij schrijft zijn column op persoonlijke titel. Zijn mening komt niet noodzakelijkerwijs overeen met die van de Hanzehogeschool of Gasunie. Martien is te volgen via Twitter op @BM_Visser.

***

Bron Energiepodium hier.