Maarten van Aalst, hoofddirecteur KNMI.

Van een onzer correspondenten.

Dat het KNMI zich niet alleen meer wil richten op weer- en klimaatvoorspellingen wordt sinds de benoeming van voormalig Rode Kruis- en ‘rampenprofessor’ Maarten van Aalst als hoofddirecteur van het Koninklijke instituut, steeds meer duidelijk.

Het KNMI beweegt zich gaandeweg in de grijze zone van een NGO met inhoudelijke doelen binnen de internationale klimaatdiplomatie. Het voormalig wetenschappelijke instituut gold al als een politieke actor doordat het de klimaatcrisis propageert – ondanks wetenschappelijke inzichten die zo’n crisis tegenspreken – maar trekt ook de rol van klimaatschade adviseur naar zich toe.

Over de klimaatcrisis is het KNMI klip en klaar. Het laatste rapport van het IPCC stelde vast dat wereldwijd weersextremen in aantal en intensiteit toenemen als gevolg van klimaatverandering door de mens. Daarbij gaat het om hittegolven, droogtes, extreme regenval en overstromingen. Klimaatverandering heeft volgens het KNMI momenteel in veel landen invloed op verschillende weers- en klimaatextremen. Hierdoor zijn er verschillende negatieve gevolgen voor mens en milieu, wat leidt tot verliezen en schade.

KNMI: Je kunt je afvragen hoe geld uit het schadefonds gebruikt kan worden.

De uitwerking van het nieuwe internationale klimaatschadefonds lijkt een nieuwe uitdaging voor het KNMI.

Van Aalst:

‘Er komt een mondiaal schadefonds. Maar wie daar geld in gaat stoppen en hoeveel, en wie daar geld uit gaat krijgen en waarvoor, dat moet allemaal nog worden besloten.’

Gisteren meldde het KNMI in een persbericht:

‘Om de rol van de attributie van extreme gebeurtenissen in het Schadefonds groter te maken, doen we een paar voorstellen. Zo kunnen we klimaatattributie toepassen op samengestelde extreme gebeurtenissen, zoals een hete zomer die tegelijk droog is. Ook is extra onderzoek nodig naar de gevolgen en kosten van extreme gebeurtenissen. Tot slot moet er meer samengewerkt worden tussen wetenschappers en deskundigen die werken aan hulpverlening en beleid, zodat er een goed plan komt voor het gebruik van informatie uit de klimaatattributie.’

Niet elke KNMI-er is direct herkenbaar aan een neutrale badge, zoals bij het Rode Kruis.

Door zich als meteorologisch instituut te verbinden aan netwerken in landen met inhoudelijk politieke motieven en belangen, ‘hulpverlening en beleid’, neemt het een groot imago-risico. De Westers gesubsidieerde klimaatpolitiek staat in toenemende mate onder kritiek. De laatste klimaattop in Egypte was ronduit een flop en werd door sommige Afrikaanse landen gezien als vijandig ‘groen kolonialisme’: anti-fossiele overheersing wat tegen het belang van landen zelf in gaat. Niet elke KNMI-er is direct herkenbaar aan een neutrale badge, zoals bij het Rode Kruis. Laat staan dat veel meteorologen uit De Bilt onbevooroordeeld zijn in hun analyse over klimaatverandering.

Van Aalst:

‘Ook in Nederland zien we de gevolgen: het is al 2,3 graden warmer. Daarnaast hebben we te maken met overstromingen in Limburg, honderden doden door hittegolven en enorme kosten van de afgelopen droge zomers. Het IPCC laat zien dat het nog net niet te laat is om de ergste gevolgen te vermijden, maar dan moet de uitstoot van broeikasgassen sneller naar beneden en moeten we ons beter aanpassen aan de gevolgen.’

***

Bronnen o.a. hier en hier.

***